Brief van de prelaat (september 2013)

In het commentaar op de apostoliciteit van de Kerk moedigt mgr. Javier Echevarría de leken aan om persoonlijk mee te werken aan de zending van de Kerk en de blik te richten op het glorierijke Kruis van Christus en de smart van Maria.

Geliefden: moge Jezus mijn dochters en zonen bewaren!

Ik schrijf jullie vanuit Duitsland, bij terugkomst van een reis door verschillende landen van Zuid- Amerika waar ik het geluk heb gehad met veel broers en zussen van jullie te kunnen zijn en met veel andere personen die delen in de geest van het Werk. Laten wij God danken omdat wij ook bij gelegenheid van de Wereldjongerendagen hebben mogen ervaren dat de Kerk, met de woorden van Benedictus XVI, jong en mooi is en dat altijd zal blijven. Ik vraag jullie mij geestelijk te blijven vergezellen zoals jullie de afgelopen weken gedaan hebben, opdat de apostolische vruchten overvloedig zullen zijn.

Wij overwegen de laatste maanden de schoonheid van de Kerk en we beschouwen de geloofsartikelen die haar kenmerken en die wij belijden in het Credo. Door het doopsel zijn wij opgenomen in de schaapskooi van Christus en sindsdien zijn wij schapen in zijn kudde. De Goede Herder zorgt steeds voor ieder van ons, in het bijzonder door de genade die Hij in de andere sacramenten in ons uitstort, vooral in de Eucharistie waarin wij ons steeds meer identificeren met Christus en veranderen in actieve ledematen van zijn mystiek Lichaam, in levende stenen van de geestelijke Tempel door de bezieling van de heilige Geest; en in de biecht, waar de Heer ons onze zonden vergeeft en ons nieuwe kracht geeft om te overwinnen in onze geestelijke strijd.

Het verheugt mij dit te overwegen kort voor het feest van de Geboorte van Onze Lieve Vrouw op 8 september, want in Maria zien we ten volle het ideaal gerealiseerd waartoe wij allen geroepen zijn. De heilige Maagd is immers vanaf haar Onbevlekte Ontvangenis – immuun voor elke zonde en vol van genade – de oogappel van God de Vader, de levende tempel van de heilige Geest, bestemd om Moeder te zijn van het mensgeworden Woord. Laten wij dit feest met kinderlijke liefde voorbereiden, Onze Lieve Vrouw feliciteren en haar – als goede kinderen die wij willen zijn – het cadeau aanbieden van onze kinderlijke liefde en van onze onbetwiste trouw aan haar Zoon Jezus. Laten wij proberen heel nauw met haar verbonden te blijven bij de andere mariale feesten van deze nieuwe maand, en altijd.

Ik zou tegelijkertijd willen dat wij onze aandacht richten op de feesten halverwege deze maand: Kruisverheffing op 14 september, en de dag erna, de liturgische gedachtenis van Maria onder het Kruis, tevens de verjaardag van de verkiezing van onze zeergeliefde don Álvaro, de eerste opvolger van onze Vader aan het hoofd van het Opus Dei.

Het zijn data die nauw verbonden zijn met de Kerk die haar heilbrengende kracht ontvangt van de geopende zijde van Christus aan het Kruis, met de medewerking van zijn Moeder, de nieuwe Eva, die overeenkomstig de plannen van God heeft meegewerkt met Christus, de nieuwe Adam , bij de verlossing van de mensheid. Om die reden heeft paus Paulus VI haar, bij de afsluiting van een van de sessies van het Tweede Vaticaanse Concilie, uitgeroepen tot Moeder van de Kerk ; “dat wil zeggen, Moeder van heel het Volk van God, zowel van de gelovigen als van de herders die haar een liefhebbende Moeder noemen. En wij willen dat zij vanaf nu en altijd door heel het christenvolk met deze verheugende titel vereerd en aangeroepen zal worden.” [1] Het is moeilijk de grote vreugde van onze Vader te beschrijven wanneer hij Onze Lieve Vrouw met deze titel aanriep, wat hij, bij wijze van privédevotie, al lang gewoon was te doen.

In Maria schitteren de wezenlijke karakteristieken van de Kerk volop: de innige eenheid met God en met de mensen; de hoogste graad van heiligheid; haar katholiciteit waardoor haar hart open staat voor alle noden van haar kinderen, en haar apostoliciteit. Het verheugt mij om jullie voor deze weken te herinneren aan dit laatste aspect. Wij belijden dat de Kerk “is gebouwd op duurzame grondstenen: de twaalf apostelen van het Lam” (cfr. Openb . 21, 14); zij is onverwoestbaar' (cfr. Mt. 16, 18), zij blijft onfeilbaar behouden in de waarheid: Christus bestuurt haar door Petrus en de andere apostelen en samen met hun opvolgers, de paus en het college van bisschoppen.” [2]

In de heilige Maagd schittert dit aspect van de Kerk. Zij was immers degene die in Kana in Galilea bewerkstelligde dat de eerste leerlingen van de Meester in Hem begonnen te geloven. Daarmee bereidde zij hen voor op de apostolische roeping die zij later zouden ontvangen. [3] En tot haar, zijn Moeder, richtte Jezus zich toen Hij haar vanaf het Kruis de zorg toevertrouwde voor de apostel die door Hem bemind werd, en daarmee ook de zorg voor al zijn leerlingen. [ 4] Trouw aan deze opdracht hield de heilige Maria de apostelen in vereniging bijeen in afwachting van Pinksteren. [5] Het is ontroerend in enkele getuigenissen van de jonge Kerk te lezen hoe zij vol toewijding de eerste stappen van ieder van hen volgde bij de eerste evangelisatie, na de neerdaling van de heilige Geest. De Maagd Maria moedigde de apostelen en de andere gelovigen niet alleen aan om geduldig te blijven en de moeilijkheden te verduren, maar zij leefde ook met iedereen mee bij hun vermoeienis, zij ondersteunde hen bij hun prediking en verenigde zich geestelijk met de leerlingen van de Heer bij ontberingen en martelingen, bij hun gevangenschap.” [6] Nu blijft zij vanuit de hemel, nog doeltreffender, het apostolaat van de Kerk in heel de wereld stimuleren: zij sterkt herders en gelovigen om getuigenis af te leggen van Jezus Christus, en zoals de heilige Paulus zijn naam uit te dragen onder heidenen en koningen en onder de zonen van Israël, [7] ieder volgens de ontvangen talenten en genadegaven, en vanuit de positie waarin hij of zij door menselijke en goddelijke roeping is geplaatst.”

De Catechismus van de Katholieke Kerk leert dat “heel de Kerk apostolisch is in zoverre zij door de opvolgers van de heilige Petrus en de apostelen, in gemeenschap van geloof en leven verbonden blijft met haar oorsprong. Heel de Kerk is apostolisch, in zoverre zij “gezonden” is tot heel de wereld; alle leden van de Kerk hebben, zij het ook op verschillende wijze, deel aan deze zending.” [8] Niemand kan dus denken dat de opdracht die de twaalf apostelen vóór de hemelvaart van Jezus Christus ontvingen, iets is dat alleen de gewijde bedienaren aangaat. In de Kerk bestaat een veelheid aan ambten, maar er is slechts één enkel doel: de heiliging van de mensen. Aan die taak hebben op de een of andere manier alle gelovigen deel door het bij doopsel en vormsel ontvangen merkteken. Allen moeten wij ons verantwoordelijk voelen voor deze zending van de Kerk: de zending van Christus. Wie niet ijvert voor de verlossing van de zielen, wie niet zorgt al zijn krachten in te zetten om de naam en de leer van Christus bekend en bemind te maken, zal niets begrijpen van de apostoliciteit van de Kerk. [9]

In de eerste maanden van zijn pontificaat wordt paus Franciscus niet moe alle christenen te herinneren aan deze vreugdevolle opdracht. Op alle manieren nodigt hij ons uit onszelf de vraag te stellen: “ Hoe beleven wij het feit dat wij Kerk zijn? Zijn wij levende stenen of bij wijze van spreken lusteloze, verveelde, onverschillige stenen? Hebben jullie gezien hoe onaangenaam het is een lusteloze, verveelde, onverschillige christen te zien? Zo’n christen, dat kan niet; een christen moet levendig zijn, blij christen te zijn; hij moet de schoonheid beleven deel uit te maken van het volk Gods dat de Kerk is. Stellen wij ons open voor de werking van de heilige Geest (…) of sluiten wij ons in onszelf op met de woorden: “ik heb veel te doen, dat is mijn taak niet?” [10] Kort geleden, bij de afsluiting van de Wereldjongerendagenin Rio de Janeiro, heeft hij met klem dezelfde oproep gedaan tot de jonge mensen, waarbij hij zijn boodschap in een paar woorden samenvatte: Gaat uit, zonder angst, om te dienen. En hij legde uit: Maar let op! Jezus heeft niet gezegd: gaat uit als jullie willen, als jullie tijd hebben, maar Hij zei: “Gaat en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen”. De ervaring van het geloof delen, getuigenis afleggen van het geloof, het evangelie verkondigen, dat is het mandaat dat de Heer aan de Kerk heeft toevertrouwd, ook aan jou; een mandaat dat niet voortkomt uit de wil om te overheersen, uit de wil om macht te hebben, maar uit de kracht van de liefde, uit het feit dat Jezus eerst naar ons is gekomen en (…) zich helemaal aan ons heeft overgegeven, zijn leven heeft gegeven om ons te redden. [11]

Een lauwe christen, een passieve christen, heeft niet begrepen wat Christus van ons allen verlangt. Een christen die zijn gang gaat en geen oog heeft voor het heil van de anderen, bemint niet met het hart van Jezus. Het apostolaat is niet een zending die uitsluitend aan de hiërarchie, de priesters en kloosterlingen, toekomt. De Heer roept ons allemaal om, door woord en voorbeeld, werktuigen te zijn van de genadestroom die opspringt tot het eeuwig leven . [12] De heilige Jozefmaria heeft dit vanaf het eerste moment van de stichting van het Opus Dei geleerd als een heel belangrijk aspect van de kerkelijke zending die hij van God had ontvangen. Zijn boodschap geldt voor iedereen, maar is meer concreet gericht tot de gewone christenen; tot de vrouwen en mannen die, door een goddelijke roeping, in de realiteit van de wereld staan en proberen deze om te zetten in een middel om het Rijk van God te verspreiden. Vergeet niet, mijn kind, – schreef hij al in het jaar 1930 – dat je niet zo maar een mens bent die zich met andere mensen verenigt om iets goeds te doen. Dit is veel..., maar het is weinig.Je bent de apostel die een bevel van Christus uitvoert. [13]

De gelovigen moeten aan twee wezenlijke voorwaarden voldoen als zij willen dat hun deelname aan de apostolische zending van de Kerk vruchten afwerpt: zij moeten volgzaam zijn aan de ingevingen van de heilige Geest en nauw verenigd zijn met de paus en de bisschoppen, in vereniging met de Apostolische Stoel. Beide voorwaarden zijn van essentieel belang.

De heilige Geest is – zoals Paulus VI al opmerkte – “de voornaamste die handelt bij de evangelisatie” [14] , degene die de verkondiging in ons persoonlijk leven en in dat van allen in de Kerk stuwt. Evangeliseren is “de eigen genade en de roeping van de Kerk. Zij vindt daarin haar diepste identiteit. Zij bestaat om te evangeliseren”. [15] Hetzelfde geldt voor iedere christen afzonderlijk: onze bestaansreden is dat wij naar de hemel gaan en vele anderen met ons meenemen. Daarom wenden wij ons tot de heilige Geest om licht en kracht te vragen voor het vervullen van deze opdracht van de nieuwe evangelisatie , die aan ieder van ons is toevertrouwd. Om te evangeliseren is het noodzakelijk dat wij ons opnieuw openstellen voor de horizon van de Geest van God, zonder angst voor hetgeen Hij van ons vraagt en waarheen Hij ons leidt. Laten wij onze toevlucht nemen tot Hem! Hij zal ons in staat stellen om ons geloof te beleven en ervan te getuigen, en het hart verlichten van degenen die onze weg kruisen. [16]

Welk een grote vreugde geeft het de kennis en liefde van Jezus aan anderen door te geven! We moeten ons niet laten remmen door eventuele moeilijkheden. Integendeel, zoals de eerste christenen kunnen ook wij, onder de bescherming van de mantel van Maria, ons steeds meer inspannen om spreekbuis te zijn van de heilige Geest, waar we ons ook bevinden: door ons oprecht christelijk gedrag, met ons woord dat op het juiste moment wordt ingefluisterd in het oor van degene die wankelt, met de naastenliefde waarmee we iedereen altijd moeten behandelen.

De tweede voorwaarde is de vereniging met de paus en de bisschoppen. Vereniging van intenties en smeekgebeden. Ik dring hier steeds op aan, want alleen verenigd met Petrus en onder de leiding van Petrus, verenigd met het college van bisschoppen, kunnen wij de Kerk daadwerkelijk diensten bewijzen. Wij dragen eraan bij dat deze apostoliciteit beter tot uiting komt door, voor de ogen van allen, de eenheid met de paus, dat is eenheid met Petrus, met grote trouw te beleven. De liefde voor de paus – schreef onze Vader – moet een zoete hartstocht in ons zijn omdat wij Christus in hem zien. Als wij met de Heer omgaan in het gebed, zullen wij met een heldere blik onze weg gaan die ons in staat stelt, ook bij gebeurtenissen die wij soms niet begrijpen of die ons verdriet of smart berokkenen, de werking van de heilige Geest te onderscheiden. [17]

Wij zullen de kracht vinden om zonder angst of complexen de wereld naar Christus terug te voeren wanneer wij in het bijzonder de Heer aan het Kruis beminnen. Dat is precies de boodschap van het feest van Kruisverheffing, het feest van het glorierijke Kruis: de weg van de glorie voert langs de vrijwillige en vreugdevolle aanvaarding van alle zowel lichamelijke als morele tegenslagen die de Heer in ons leven toelaat:

per crucem ad lucem

, bad onze Vader. Doordat Maria voortdurend naast ons staat wordt het Kruis een vreugdevol Kruis; aan het hout bloeien rozen – zoals aan het houten kruis in onze kapellen –, ook al zijn de doornen er soms ook. Maar ondanks onze nietigheid voert de vreugde samen te werken met Jezus voor de redding van de zielen verreweg de boventoon!

Over een paar dagen, eenmaal terug in Rome, wachten mij – zoals altijd – veel zaken om in goede banen te leiden en op te lossen. Onder andere de zaligverklaring van onze zeergeliefde don Álvaro, ook al staat de datum nog niet vast. Ik vraag jullie hiervoor in het bijzonder te bidden en te profiteren van de tijd die rest om zijn persoon en zijn geschriften beter te leren kennen en te verspreiden; om dank te zeggen voor zijn volledig trouwe beantwoording aan de Allerheiligste Drie-eenheid, aan de geest van het Werk, aan onze Vader.

En blijf bidden voor de zieken – voor de zieken van het Werk en voor alle zieken – opdat zij zich kunnen verenigen met het Kruis van de Heer. En zo, op die manier, zullen zij intenser bijdragen aan de toepassing van de verlossing die Christus mogelijk heeft gemaakt voor alle zielen.

Met alle liefde zegent jullie,

jullie Vader

+ Javier

Solingen, 1 september 2013

1. Paulus VI, Toespraak bij de sluiting van de derde fase van het concilie, 21-9-1964, n.25.

2. Catechismus van de Katholieke Kerk , nr. 869.

3. Cfr. Joh .2, 11; Mc. 3, 13-15.

4. Cfr. Joh . 19, 26-27.

5. Cfr. Hand . 1, 12-14.

6. Heilige Maximus Confessor, Vida de Maria VIII, 97 (“Testi mariani del primo millennio”, Rome, 1989, vol. 2, p. 260).

7. Hand . 9,15.

8. Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 863.

9. Heilige Jozefmaria, Homilie Trouw aan de Kerk, 4-6-1972.

10. Paus Franciscus, Toespraak bij de algemene audiëntie, 26-6-2013.

11. Paus Franciscus, Homilie in de Mis ter afsluiting van de Wereldjongerendagen, Rio de Janeiro, 28-7-2013.

12. Heilige Jozefmaria, Homilie Trouw aan de Kerk, 4-6-1972.

13. Heilige Jozefmaria, De Weg, nr. 942.

14. Paulus VI, Apostolische Exhortatie Evangelii nuntiandi , 8-12-1975, nr.75.

15 . Ibid. , nr.14.

16. Paus Franciscus, Toespraak bij de algemene audiëntie, 22-5-2013.

17. Heilige Jozefmaria, Homilie Trouw aan de Kerk, 4-6-1972.

_________________________________________________________________________________________________________________

Copyright© Praelatura Sanctae Crucis et Operis Dei