Brief van de prelaat (september 2007)

De prelaat beschouwt in deze brief het belang om dicht bij Christus te leven om het goede te kunnen verspreiden. De vorming en de christelijke vroomheidoefeningen die zij beleven die naderen tot het Opus Dei zijn een hulp om te delen in het Kruis van de Heer.

Geliefden: moge Jezus mijn dochters en zonen behoeden!

De Kerk –en, als een levend deel van de Kerk, het Werk– is geroepen het licht dat zij voortdurend van Christus ontvangt, te weerspiegelen en het over de wereld te verspreiden. Jezus Christus heeft het alle christenen onderwezen: gij zijt het licht der wereld. Een stad kan niet verborgen blijven als ze boven op een berg ligt! Men steekt toch ook niet een lamp aan om ze onder de korenmaat te zetten, maar men plaatst ze op de standaard, zodat ze licht geeft voor allen die in huis zijn. Zo moet ook uw licht stralen voor het oog van de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken die in de hemel is. (Mt 5, 14-16)

“Wanneer wij, leden van de Kerk, deze woorden van Jezus horen –zegt Benedictus XVI– kunnen wij niet minder dan heel de ontoereikendheid opmerken van onze menszijn, dat gekenmerkt wordt door de zonde. De Kerk is heilig, maar zij wordt gevormd door mensen met hun beperkingen en vergissingen. Het is Christus, en Hij alleen, die onze ellende kan veranderen en ons voortdurend kan vernieuwen door ons de heilige Geest te schenken. Hij is het licht der naties, lumen gentium, die de wereld middels Zijn Kerk wilde verlichten (vgl. dogmatische constitutie Lumen gentium, nr. 1).

Hoe zal dit geschieden? Zo vragen ook wij ons af met de woorden die de allerheiligste Maagd Maria tot de aartsengel Gabriël richtte. Juist zíj, de Moeder van Christus en van de Kerk, geeft ons het antwoord: met haar voorbeeld van totale beschikbaarheid voor de wil van Godfiat mihi secundum verbum tuum (Lc. 1, 38)–. Zij leert ons “openbaring” van de Heer te zijn doordat ons hart openstaat voor de kracht van de genade en doordat wij trouw het woord van haar Zoon aannemen, licht der wereld en einddoel van de geschiedenis.” (Benedictus XVI, homilie, 6-1-2006)

Om de anderen met de leer en het leven van Christus in contact te brengen –en in onze tijden is dat dringend noodzakelijk– moeten wij ons met nog meer ijver inspannen om Onze Lieve Heer iedere dag beter te kennen, meer met Hem om te gaan en Hem meer te beminnen. De christelijke vroomheidpraktijken, die traditioneel zijn in de Kerk en die wij in het Opus Dei beleven, hebben juist dit doel. We moeten ze op de best mogelijke manier vervullen, als de vrucht van een keuze uit liefde, ook al is ons hart soms droog of dor.

Wanneer iemand, bewogen door het verlangen God beter te leren kennen, met de Prelatuur in contact komt, trachten wij die persoon een geschikte leerstellige, geestelijke en apostolische vorming te geven, zodat de onderrichtingen van Christus vanaf het begin niet alleen helder zijn voor haar of zijn intelligentie, maar ook licht en kracht die hem leiden in de navolging van Jezus. We helpen de mensen om de sacramenten –de Eucharistie, de Biecht– te waarderen en er veelvuldig gebruik van te maken, hun persoonlijk gebed goed te verzorgen, om met God als Vader om te gaan en met Maria als Moeder, hun werk aan de Heer op te dragen, oog te hebben voor de geestelijke en materiële noden van de anderen, en degenen met wie ze van meer nabij omgaan dichter bij God te brengen.

Laten wij dus trachten elke dag te groeien in onze persoonlijke omgang met God de Vader, met Jezus Christus, met de heilige Geest en met de allerheiligste Maagd. Wij die gevoed worden door de geest van het Opus Dei, willen dit leven van vroomheid, dat veel andere mensen zich ook eigen maken, op een bijzondere manier kleur geven: door er de zin van het goddelijk kindschap aan te geven. Wij spannen ons in Christus na te volgen met een speciale aandacht voor de verborgen jaren waarin Hij werkte en een gewoon leven leidde in Nazareth.We bevorderen onze devotie tot de heilige Geest, de intieme gast van onze ziel, die ons aanzet ons met Christus te vereenzelvigen en van God de Vader te houden. Wij vereren Maria als Moeder van God en onze Moeder. Wij zoeken de persoonlijke omgang met de Engelbewaarders, die wij beschouwen als bondgenoten in al onze apostolische ondernemingen, en wij nemen met een volmaakt vertrouwen onze toevlucht tot de heilige Jozefmaria, onze geliefde Vader, in wie wij de geest die God voor het Opus Dei heeft gewild volmaakt verwezenlijkt zien.

Bovendien moeten wij ons altijd inspannen om met concrete daden (1 Joh 3, 18), en niet alleen met woorden, de heilige Kerk te dienen. Laten wij voor de Paus en zijn intenties bidden en doen bidden, en de kar in de richting trekken die de Paus aangeeft en, op iedere plaats, de bisschoppen in vereniging met de Paus. Door trouw de eigen zending van het Opus Dei te verwezenlijken werken wij er op een zeer directe manier aan mee dat de grote zending die de Meester de Kerk heeft toevertrouwd ten uitvoer wordt gebracht, opdat de wil van God vervuld wordt: dat alle mensen gered worden en tot de kennis van de waarheid komen. (1 Tim 2, 4)

Aan alles wat ons bezighoudt moeten wij een vastberaden apostolische invulling geven, in de meest uiteenlopende situaties en ogenblikken. Op deze manier zullen wij allemaal, ook degenen die zich bij wijze van uitzondering niet in de omstandigheid bevinden om een direct persoonlijk apostolaat te doen, een heel vruchtbaar werk verrichten. Maar deze weg vereist –ik herhaal het met opzet– dat wij de omgang met God in de christelijke vroomheidpraktijken goed verzorgen; dat wij ons uiterste best doen ons werk goed te doen en af te maken, en het iedere dag in de heilige Mis God aan te bieden; dat wij belang hechten aan de kleine verstervingen waarvan Hij verwacht dat ze in een ononderbroken ritme voorkomen in alles wat we doen, “als het kloppen van ons hart”. (H. Jozefmaria, De Smidse, nr. 518)

Onze vereniging met Christus aan het Kruis is onmisbaar om trouw en met optimisme dit programma van apostolaat uit te voeren. Men kan Jezus Christus niet volgen zonder zichzelf te verloochenen (vgl. Luc 9, 23), zonder te zorgen voor een geest van versterving, zonder het gebruikelijke bestanddeel van concrete boetewerken. Dat heeft de Paus maanden geleden gezegd bij de aankondiging van een jaar dat aan Sint Paulus wordt gewijd in zijn tweeduizendste geboortejaar. Hij concretiseerde dat de vruchten van de Apostel van de heidenen niet toegeschreven mogen worden aan een briljante overredingskracht of aan verfijnde strategieën om het geloof te verdedigen en te verkondigen. Het succes van zijn apostolaat hangt vooral af van zijn persoonlijke betrokkenheid bij de verkondiging van het Evangelie met een totale overgave aan Christus. Een overgave zonder angst voor gevaren, moeilijkheden of vervolgingen: “Noch de dood, noch het leven –heeft hij aan de Romeinen geschreven– noch engelen noch boze geesten, noch wat is noch wat zijn zal, en geen macht in den hoge of in de diepte, noch enig wezen in het heelal zal ons kunnen scheiden van de liefde Gods, die is in Christus Jezus onze Heer” (Rom. 8, 38-39).

Hieruit kunnen wij een heel belangrijke lering trekken voor alle christenen. Het handelen van de Kerk is alleen geloofwaardig en doeltreffend in de mate waarin degenen die deel van haar uitmaken bereid zijn persoonlijk trouw te zijn aan Christus, in welke omstandigheid dan ook. Waar deze beschikbaarheid ontbreekt, ontbreekt het doorslaggevende argument voor de waarheid, waar de Kerk zelf van afhangt. (Benedictus XVI, homilie in de basiliek van Paulus Buiten de Muren, 28-6-2007)

Deze beschouwingen helpen ons in onze voorbereiding op het feest van de Kruisverheffing op de veertiende. De heilige Jozefmaria heeft ons gewezen op het belangrijke doel, het Kruis van Christus aan de top van alle menselijke activiteiten te plaatsen –met ons geheiligde en heiligende werk– opdat Christus allen tot zich kan trekken. (vgl. Joh 12, 32) Laten we bedenken hoe dringend deze taak is, want hoe velen zoeken God, ook in onze tijd; zoeken Jezus en Zijn Kerk, zoeken de goddelijke barmhartigheid, en hopen op een “teken” dat hun geest en hun hart raakt! De evangelist herinnert ons eraan, dat vandaag net als toen het enige “teken” Jezus is, omhoog geheven aan het Kruis. De gestorven en verrezen Jezus is het absoluut afdoende teken. In Hem kunnen wij de waarheid over ons leven begrijpen en het heil verwerven. Dit is de centrale boodschap van de Kerk, die in de loop der eeuwen niet verandert. Bijgevolg is het christelijk geloof geen ideologie, maar een persoonlijke ontmoeting met de gekruisigde en verrezen Christus. Uit deze ervaring, die individueel en gemeenschappelijk is, ontstaat een nieuwe manier van denken en handelen: zoals de heiligen getuigen, ontstaat er een bestaan dat gekenmerkt wordt door de liefde. (Benedictus XVI, homilie, 26-3-2006)

Een belangrijk deelvan dit laten zien van Christus in ons leven, wordt –en laten we er niet van uitgaan dat dit bekend is– samengevat in de vreugdevolle, dagelijkse praktijk van de versterving en boete: het vrijwillig afzien van gemak en genot, die zonder op zich slecht te zijn, onze vereniging met God zouden kunnen verflauwen of bemoeilijken. Het gematigde gebruik van de materiële goederen, zonder ons daarin te laten verstrikken, is van fundamenteel belang voor onze vereniging met Christus en voor het apostolaat.

Onze stichter heeft vele jaren geleden reeds geschreven dat de mensen van ons, kinderen van God in Zijn Werk, deze bonus odor Christiverwachten, die –steunend op onze matigheid– ze in vuur en vlam zet en meesleept. (H. Jozefmaria, Instructie, mei-1935/14-9-1950, nr. 65) Als wij daarentegen de besmetting met het wereldse niet verwerpen, als wij zouden denken dat het onmogelijk is de veeleisende vertrouwelijkheid van Christus met ons mee te dragen, als wij niet tegen de stroom in zouden weten te roeien, dan zouden wij niet de anderen kunnen helpen het grote geluk van de vriendschap met Jezus Christus te ontdekken. Het wereldse is ongelukkigerwijze in het grootste deel van alle levenssferen overvloedig aanwezig. Wij moeten de anderen –op de eerste plaats met ons voorbeeld– uitnodigen de schone lucht van de nabijheid van God in te ademen. En daarvoor is de matigheid van hart en zintuigen onmisbaar: zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien. (Mt 5, 8) En dit in de overtuiging dat wij alleen zó deze wereld van ons hartstochtelijk beminnen.

Wat een grote verantwoordelijkheid hebben wij christenen! Laten we nog eens de woorden van de heilige Jozefmaria in De Weg overwegen: Veel grote dingen hangen ervan af, of jij en ik ons gedragen zoals God het wil.Vergeet dat niet.(H. Jozefmaria, De Weg, nr. 755)

Blijft bidden voor de persoon en intenties van de Paus. Vraagt de Heer zijn dienst aan de Kerk heel vruchtbaar te maken: dat alle katholieken herders en gelovigenzijn onderrichtingen van harte aannemen en in praktijk brengen. En verenigen jullie je ook met mijn intenties: vergeeft me zoveel aandrang, maar ik heb jullie, iedereen, echt nodig. Onze Vader herhaalde: alles is gedaan en alles moet nog gedaan worden: daarom zoek ik jullie volledige medewerking, opdat ik geen hindernis ben in deze uitdaging om apostolaat te doen en de mensheid te verkondigen dat Jezus Christus iedereen van ons roept.

Met alle genegenheid zegent jullie

            jullie Vader

            + Javier

Pamplona, 1 september 2007