Brief van de prelaat (november 2012)

Dit is de eerste van een reeks brieven waarin de prelaat in het Jaar van het Geloof aan de hand van het Credo reflecteert over het geloof. Voor de maand november stelt hij voor God, Schepper en Vader te beschouwen.

Veelgeliefden: moge Jezus mijn dochters en zonen bewaren!

De Kerk wil, gehoor gevend aan de stem van de opvolger van Petrus, dat alle gelovigen hun toewijding aan Jezus Christus opnieuw bevestigen; dat we de waarheden die God ons heeft geopenbaard dieper overwegen; dat we dagelijks het verlangen vernieuwen om met vreugde verder te gaan op de weg die Hij ons heeft aangegeven, en dat wij een grotere inspanning doen om Hem door het apostolaat bij andere mensen bekend te maken. We kunnen de Heilige Drie-eenheid al beginnen te bedanken voor de overvloedige hulp – daar ben ik zeker van – die Hij de komende maanden over de zielen uitstort; het is dan ook vanzelfsprekend dat we aan deze goedheid van de hemel weten te beantwoorden.

Ik heb het voornemen om elke maand naar een punt van ons katholieke geloof te verwijzen, opdat iedereen in de aanwezigheid van God over dat onderwerp nadenkt en probeert praktische conclusies te trekken. Zoals de heilige Vader ons aanraadt kunnen we blijven stilstaan bij de artikelen van het geloof die in het Credo zijn opgenomen. Want, zo vraagt Benedictus XVI zich af, waar vinden we de essentiële formulering van het geloof? Waar vinden we de waarheden die ons trouw zijn doorgegeven en die een licht zijn voor ons dagelijks leven? [1] De paus zelf geeft ons het antwoord: in het credo, in de geloofsartikelen, in de geloofsbelijdenis sluiten we ons aan bij de oorspronkelijke feiten over de Persoon en de geschiedenis van Jezus van Nazareth; het is precies wat de apostel van de heidenen vertelde aan de christenen van Korinte: "Op de eerste plaats dan heb ik u overgeleverd wat ik ook zelf als overlevering heb ontvangen (...) "(1 Kor 15, 3-4). [2]

Ter gelegenheid van een ander jaar van het geloof dat in 1967 door Paulus VI werd afgekondigd, nodigde de heilige Jozefmaria ons ook uit om ons te verdiepen in de inhoud van de geloofsbelijdenis. Laten we van tijd tot tijd het voornemen vernieuwen om dit advies op te volgen. Na er nogmaals aan te herinneren dat we in het Opus Dei altijd en in alles proberen sentíre cum Ecclésia , mee te voelen met de Kerk van Christus, onze Moeder [3] , voegde hij eraan toe: daarom wil ik dat we nu samen, noodzakelijkerwijs kort en beknopt, denken aan de fundamentele waarheden van het heilig Credo van de Kerk: van de schat die God door zich te openbaren aan haar heeft toevertrouwd. [4] Altijd, herhaal ik, maar vooral in de loop van dit jaar kunnen we een intens apostolaat beoefenen van de leer. Elke dag zien we dat dit hard nodig is, want velen die zich christen, zelfs katholiek, noemen zijn niet in staat om de redenen van hun geloof uiteen te zetten aan mensen die de boodschap van het evangelie nog niet hebben ontvangen, of deze waarheden, die door de apostelen zijn doorgegeven en die de Kerk trouw bewaart, slechts gedeeltelijk kennen.

Benedictus XVI sprak de wens uit dat dit jaar voor allen zal dienen om de centrale waarheden van het geloof over God, de mens, de Kerk, de hele sociale en kosmische werkelijkheid te overwegen en te verdiepen op basis van het Credo. En het is mijn wens –zo ging hij verder– dat deze inhoud of geloofswaarheden (fides quæ) in direct verband staan met ons dagelijks leven ; dat vraagt bekering en zo ontstaat een nieuwe manier om in God te geloven ( fides qua ). God kennen, Hem ontmoeten, de trekken van Zijn gelaat bestuderen, stelt ons leven op het spel, want God komt binnen in de diepe dynamiek van het mens zijn. [5]

Het gaat om twee onafscheidelijke aspecten: met het verstand de waarheden van het geloof aanvaarden en met de inzet van de wil er naar streven dat heel ons handelen, tot in de kleinste details, hierdoor geleid wordt, vooral bij de plichten die eigen zijn aan de conditie van ieder. Zoals onze stichter schreef, zowel bij de inwerking en het licht van de genade, als in de uiteenzetting van wat men moet geloven, moet men gehoorzamen met een verheven en bevrijdende vrije daad. De gehoorzaamheid aan de intieme werking van de heilige Geest in de ziel wordt niet bevorderd door een externe en gezaghebbende uiteenzetting van de leer van het geloof aan te vechten . [6]

De consequentie is duidelijk: we moeten de inspanning willen doen om de leer van Christus beter te kennen, en die zo aan anderen doorgeven. We zullen het met de hulp van God bereiken als we grondig nadenken over de artikelen van het geloof. De theorie leren is niet genoeg, maar we moeten het diepe verband ontdekken tussen de waarheden die we in het credo belijden en ons dagelijks leven, zodat deze waarheden – wat ze altijd geweest zijn – een licht zijn voor de stappen die wij in ons leven zetten, water dat de droogte op onze weg besproeit, leven dat zegeviert over bepaalde woestijnen van het hedendaagse leven. Het morele leven van de christen is op het credo geënt, daar vindt het zijn fundament en rechtvaardiging . [7] Laten we bidden of mediteren over deze belijdenis van het geloof, en licht vragen aan de heilige Geest om meer vertrouwd te raken met deze waarheden en er meer van te houden.

Daarom moeten we in onze apostolische gesprekken en in de voordrachten over de christelijke leer aan degenen die daarvoor naar de vormingsbijeenkomsten van de Prelatuur komen, steeds weer steunen op de studie en het doornemen van de Catechismus van de Katholieke Kerk of het Compendium . En laten wij, priesters, ook met volharding deze documenten gebruiken in onze meditaties en voordrachten. Zo zullen wij allemaal er naar streven om ons dagelijks leven te oriënteren naar de referentiepunten die in de Catechismus zijn opgenomen. Vaak komt in mijn herinnering dat de heilige Jozefmaria de catechismus van de heilige Pius V – de huidige bestond toen nog niet – en de catechismus van de heilige Pius X, herhaaldelijk las en ze bij gesprekken aan zijn toehoorders heeft aanbevolen.

Ik geloof in een God, de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde, van al wat zichtbaar en onzichtbaar is . [8] Het eerste artikel van het credo geeft uitdrukking aan het geloof van de Kerk in het bestaan van een persoonlijke God, schepper en behoeder van alle dingen, die in zijn voorzienigheid het hele universum bestuurt, in het bijzonder de mensen. Zeker, als men met zuivere ogen kijkt, dan spreekt alles boekdelen over onze God en Schepper. De Heer die Petrus beloonde – voor zijn geloof – door hem het hoofd van zijn heilige Kerk te maken (vgl. Mt 16, 13-19), beloont ook de christengelovigen met een nieuwe helderheid: wat kenbaar is van God manifesteert zich in feite onder hen – onder de gelovigen –, omdat God het duidelijk heeft gemaakt; want vanaf de schepping van de wereld, is het onzichtbare van God, zijn eeuwige macht en godheid, door de schepselen te kennen (vgl. Rom 1, 20). [9] Ik wil jullie voorstellen, zoals ik al schreef, het credo met een nieuw geloof te bidden, het met vreugde uit te spreken, en je toevlucht te zoeken bij de waarheden die zo essentieel zijn voor de christenen.

We weten allemaal dat de menselijke natuur diep gewond was door de erfzonde, waardoor het moeilijk werd dat de mensen duidelijk en zonder enige menging met de dwaling, enkel met de kracht van de natuurlijke rede, de ene ware God zouden kunnen kennen. [10]

En daarom heeft God zich, in zijn oneindige goedheid en barmhartigheid, geleidelijk onthuld in het Oude Testament tot Hij, door Jezus Christus, de volheid van de openbaring gaf. Door zijn mensgeworden Zoon te zenden, heeft Hij ons niet alleen de waarheden die door de zonde waren verduisterd, maar ook de intimiteit van zijn eigen goddelijke leven duidelijk geopenbaard. In de schoot van de ene goddelijke natuur bestaan van eeuwigheid drie echt verschillende Personen: de Vader, de Zoon en de heilige Geest, onlosmakelijk verenigd in een wonderlijke en onuitsprekelijke gemeenschap van liefde. ‘Het mysterie van de allerheiligste Drie-eenheid is het centrale mysterie van het christelijk geloof en van het christelijk leven. Het is het mysterie van God in zichzelf. Het is dus de bron van alle andere geloofsmysteries, het is het licht dat hen verlicht.’ [11] ‘De Drie-eenheid is een geloofsmysterie in strikte zin, één van de "mysteries die in God verborgen zijn en die niet gekend kunnen worden, tenzij zij door God geopenbaard worden" (Eerste Vaticaans Concilie: DS 3015).’ [12]

De openbaring van zijn intieme leven, teneinde ons door de genade in die schat te laten delen, is het kostbaarste geschenk waarmee de Heer ons geholpen heeft. Een gave die wij voor niets gekregen hebben, uitsluitend de vrucht van zijn goedheid. De aanbeveling van onze stichter spreekt dan ook voor zich: de geloofsbelijdenis moeten we altijd met een geest van aanbidding, van lof en liefdevolle contemplatie, bidden . [13]

Ik vraag de heilige Jozefmaria dat wij ons best doen om het woord credo , ik geloof, met de heilige passie uit te spreken waarmee hij het vele malen gedurende de dag herhaalde. Hij heeft ons ook aangeraden: Leer de Vader en de Zoon en de Heilige Geest te loven. Leer een bijzondere devotie te hebben tot de Allerheiligste Drie-eenheid: ik geloof in God de Vader, ik geloof in God de Zoon, ik geloof in God de heilige Geest; ik hoop op God de Vader, ik hoop op God de Zoon, ik hoop op God de heilige Geest; ik houd van God de Vader, ik houd van God de Zoon, ik houd van God de heilige Geest. Ik geloof in de Allerheiligste Drie-eenheid, ik hoop op de Allerheiligste Drie-eenheid, ik houd van de Allerheiligste Drie-eenheid. [14] En hij vervolgde: Deze vroomheidoefening is nodig als een bovennatuurlijke oefening voor de ziel die vertaald wordt in uitingen van het hart, maar niet altijd wordt omgezet in woorden. [15] Halen we profijt uit die aanbevelingen? Willen wij "geloven", zoals God verwacht dat we doen? Geeft dit geloven in de almachtige en eeuwige God ons zekerheid?

Het eerste artikel van de geloofsbelijdenis is de stevige rots waarop het christelijk geloof en gedrag gebaseerd is. Zoals Benedictus XVI zei aan de vooravond van de opening van het Jaar van het geloof , moeten we de meest eenvoudige en fundamentele les van het Concilie [Vaticanum II] leren, dat wil zeggen dat het christendom in wezen bestaat in het geloof in God dat de liefde van de Drie-eenheid is, en in de persoonlijke en gemeenschappelijke ontmoeting met Christus die het leven oriënteert en begeleidt: al het andere is daaruit afgeleid (...). Het Concilie herinnert ons eraan dat de Kerk, in al haar componenten, de taak, de opdracht heeft om het woord van Gods liefde die redt door te geven, opdat de goddelijke roeping wordt gehoord en aanvaard die onze eeuwige gelukzaligheid in zich heeft. [16]

Het is daarom noodzakelijk om steeds dieper in te gaan op het eerste artikel van het geloof. Ik geloof in God! Deze eerste bevestiging staat voor het meest fundamentele. Heel de geloofsbelijdenis spreekt over God en wanneer ze ook naar de mens en de wereld verwijst, is dat vanwege hun relatie met God. De andere artikelen van de geloofsbelijdenis hangen van het eerste af: ze zijn een aanzet naar een betere kennis van God zoals Hij zich geleidelijk aan de mensen geopenbaard heeft. Omdat het gaat om iets wat zo fundamenteel is, mogen we daarom niet toegeven aan welke soort van vermoeidheid dan ook om het aan anderen door te geven. Zoals ik aan het begin van deze regels herinnerde, zal bij deze taak de hulp van God ons nooit ontbreken.

Tijdens de novembermaand nodigt de liturgie ons uit om in het bijzonder de eeuwige waarheden te overwegen. Met de heilige Jozefmaria herhaal ik: het is belangrijk dat wij nooit het prachtige doel uit het oog verliezen waarvoor we bestemd zijn. Wat voor nut heeft het voor een mens heel de wereld te winnen, als dit ten koste gaat van eigen leven? Of wat zal een mens kunnen geven in ruil voor zijn leven? ( Mt 16, 26). We hebben maar één uiteindelijk doel, dat bovennatuurlijk is, dat ons natuurlijk doel in zich opneemt, verfijnt en verheft, want de genade veronderstelt, neemt in zich op, geneest, verheft en vergroot de natuur . [17]

Laten we ervan overtuigd zijn dat we onze geweldige afhankelijkheid van God beter zullen begrijpen door naar het Credo te leven en het te integreren in ons leven, waardoor we er meer van gaan houden en de niet te evenaren vreugde zullen genieten ons zijn kinderen te voelen en dat ook te zijn. De Catechismus van de Katholieke Kerk herinnert ons eraan dat het geloof enorme gevolgen heeft voor ons leven. Het geeft ons op de eerste plaats een impuls om de grootheid en majesteit van God te erkennen, Hem te aanbidden; om voortdurend een houding van dankzegging te hebben voor zijn weldaden; om de echte waardigheid naar waarde te schatten van alle mannen en vrouwen, geschapen naar het beeld en gelijkenis van God, die daarom waardering en respect verdienen; om op een juiste manier gebruik te maken van de geschapen dingen die de Heer ons ter beschikking heeft gesteld; om op Hem te vertrouwen in alle omstandigheden, in het bijzonder bij tegenslag. [18]

Voordat ik eindig wil ik jullie voorstellen dat we beslist meer gaan bidden voor de vruchten van de Bisschoppensynode over de nieuwe evangelisatie, die een paar dagen geleden is afgesloten. Laten we de aspiratie hebben dat in de hele wereld, van pool tot pool, de adem van de heilige Geest het hart van de gelovige katholieken beweegt om actief deel te nemen aan deze nieuwe lente van het geloof, die de paus uitdrukkelijk bevordert.

Bid in het bijzonder voor jullie broers die op 3 november de diakenwijding ontvangen in de basiliek van San Eugenio. En met het oog op 28 november, wanneer het dertig jaar geleden is dat het Opus Dei als personele prelatuur werd opgericht, kunnen wij onze dankzegging jegens de Drie-eenheid verdubbelen. Sindsdien zijn er veel geestelijke vruchten gekomen, zoals de zeergeliefde Don Álvaro ons verzekerde toen hij schreef dat met het in vervulling gaan van de bijzondere intentie van onzeVader alle goede dingen het Werk ten deel zouden vallen: omnia bona páriter cum illa! [19]

We kunnen onze dankbaarheid door de handen van de heilige Maagd Maria naar de hemel laten gaan, en ook met behulp van de eerste opvolger van de heilige Jozefmaria die zoveel gebeden, geleden en gewerkt heeft opdat deze taak die onze stichter hem had toevertrouwd werkelijkheid zou worden. En de manier om uiting te geven aan deze dankbaarheid ligt binnen het bereik van iedereen: een solide trouw aan God, elke dag beginnen en opnieuw beginnen bij deze inzet om met een grotere intimiteit met Hem om te gaan.

Met alle genegenheid zegent jullie,

jullie Vader

+ Javier

Rome, 1 november 2012

1. Benedictus XVI, Toespraak bij de algemene audiëntie, 17-10-2012.

2. Ibid.

3. Heilige Jozefmaria, Brief 19-3-1967, n. 5.

4. Ibid.

5. Benedictus XVI, Toespraak bij de algemene audiëntie, 17-10-2012.

6. Heilige Jozefmaria, Brief 19-3-1967, n. 42.

7. Benedictus XVI, Toespraak bij de algemene audiëntie, 17-10-2012.

8. Romeins Missaal, Credo (Nicea-Constantinopel).

9. Heilige Jozefmaria, Brief 19-3-1967, n. 55.

10. Zie Catechismus van de Katholieke Kerk , nrs. 36-38.

11 . Catechismus van de Katholieke Kerk , nr. 234.

12. Ibid.

13. Heilige Jozefmaria, Brief 19-3-1967, n. 55.

14. Heilige Jozefmaria, De Smidse , n. 296.

15. Ibid.

16. Benedictus XVI, Toespraak bij de algemene audiëntie, 17-10-2012.

17. Heilige Jozefmaria, Brief 19-3-1967, n. 59.

18. Zie Catechismus van de Katholieke Kerk , nrs. 222–227.

19. Wijsh. 7, 11. Zie Brief, 28-11-1982, n. 4 (Familiebrieven, deel 2, nr. 313).

Copyright © Prælatura Sanctæ Crucis Dei et Operis Dei.