Brief van de prelaat (november 2007)

De prelaat nodigt ons uit om de liturgische feesten van de maand november te gebruiken om ons christelijk leven te vernieuwen en om door gebed anderen te vergezellen en om zich vergezeld te weten. Ook gaat de prelaat in op de vijfentwintigste verjaardag van de personele prelatuur.

Geliefden: moge Jezus mijn dochters en zonen behoeden!

Ik raak met vreugde vervuld jullie te vertellen dat ik de dankbaarheid en vreugde van onze Vader heb gezien bij het aanbreken van het Hoogfeest van Allerheiligen dat wij vandaag vieren. Hij werd ook ontroerd bij de herhaaldelijke overweging van de hymne op het Kruis die aan de apostel Andreas wordt toegeschreven, wiens feest op 30 november valt. Tussen deze twee data vallen andere feesten die ons kunnen dienen om ons geestelijk leven te passen in het ritme dat de Kerk ons in de liturgie aanreikt met de herinnering aan de raad van de heilige Jozefmaria dat ons gebed liturgisch hoort te zijn. (Vgl. Heilige Jozefmaria, De Weg, nr. 86.)

Laten we op het feest van vandaag dankbaar de Gemeenschap der Heiligen beschouwen: een van de geloofsartikelen die wij in het Credo belijden. We hebben op deze dag de triomferende, lijdende en strijdende Kerk –de enige Kerk die door Christus is gesticht, in de verschillende stadia waarin ze zich tegenwoordig bevindt– duidelijk voor de geest. Laten we vaak deze zo troostende waarheid overwegen: de heiligen vormen niet een kleine kaste van uitverkorenen, maar een ontelbare menigte. En de liturgie spoort ons vandaag aan onze blik op hen te richten. In deze menigte bevinden zich niet alleen de heiligen die officieel als zodanig zijn erkend, maar ook de gedoopten van alle tijden en naties, die zich hebben ingespannen om met liefde en trouw de goddelijke wil te vervullen. Van een groot deel van hen kennen wij noch hun gezicht, noch hun naam, maar met de ogen van het geloof zien wij ze als sterren vol glorie schitteren aan het firmament van God. (Benedictus XVI, Homilie, 1-11-2006.)

Geen enkele christen zou zich alleen moeten voelen want op ieder moment, als hij door de genade deelheeft aan het goddelijk leven, is hij geheel verenigd met Jezus Christus en met Zijn allerheiligste Moeder, met de engelen en de zaligen die in de hemel van God genieten. Eveneens is hij verenigd met de zielen die in het vagevuur gezuiverd worden en met ons allen die nog in dit aardse leven zijn en hier geestdriftig strijden –zoals de Heilige Schrift zegt– voor de Heer. (Vgl. 1 Mac. 3, 2.) Laten we onze ziel hierdoor sterken en deze waarheid verspreiden in onze gesprekken met anderen.

Wanneer jullie op de verschillende momenten van de dag gaan bidden, werken, uitrusten, tracht dan te bidden, te werken en uit te rusten samen met de Heer; en vergezelt jullie broeders in de hele wereld, in het bijzonder degenen die op plaatsen leven en werken waar het werk van de Kerk moeilijker is. Besef jij duidelijk dat de anderen jouw trouw en broederlijkheid nodig hebben? Helpt deze gedachte jou om je geest tot God te verheffen, om te beseffen dat de nieuwe evangelisatie dringend nodig is?

Een paar dagen geleden heb ik een snelle reis naar Kazachstan gemaakt om bij jullie broers en zussen in dat land te zijn. Ik ben daar ook in jullie naam naartoe gegaan met het verlangen hen de warmte van jullie genegenheid, van jullie liefde, van jullie belangstelling te brengen. Dankzij God doen zij daar, op onze gebeden steunend, vol vreugde en hoop hun werk. De vruchten beginnen al te komen. Het aantal mensen dat geïnteresseerd is in het katholieke geloof en de geest van het Opus Dei is aan het groeien. Ze dromen van de tijden waarin de Kerk –en dus ook het Werk– in heel Centraal-Azië sterke wortels zal hebben geschoten. Laten wij hun bij deze apostolische verlangens vergezellen met ons gebed en onze kleine verstervingen die –door de Gemeenschap der Heiligen– heel doeltreffend zullen blijken. Weten wij met onze ijver voor de zielen dagelijks de hele wereld te omvatten? Denken wij aan het apostolaat dat in alle landen wordt gedaan?

Hetzelfde kan men zeggen over degenen die in Rusland, in Zuid-Afrika, in India, in de Scandinavische landen werken…: op zovele plaatsen van de vijf continenten. Raak je niet enthousiast, zoals de heilige Jozefmaria, de hele wereld te bereiken met jouw momenten van gebed, om de kracht van jouw overgave tot daar door te laten dringen? Tracht jij iedere dag van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat te beleven in het besef dat de nieuwe evangelisatie en de apostolische uitbreiding een taak is van allen, van iedereen op zijn eigen plek? Ik merk wel dat ik jullie en mezelf veel vragen stel, maar ze komen spontaan in me op omdat wij van de Meester deze opdracht hebben ontvangen: gaat uit over de hele wereld en verkondigt het Evangelie aan heel de schepping. (Mc. 16, 15.)

Het is logisch dat wij op 2 november, Allerzielen, bijzonder denken aan onze geliefden –gelovigen van het Werk, familieleden, vrienden en kennissen– die al naar het andere leven zijn overgegaan. De priesters mogen op deze dag drie Missen opdragen als smeekgebed voor de overleden gelovigen. Bovendien is op veel plaatsen de gewoonte gegroeid dat de gelovigen bloemen op de graven leggen en een bezoek aan het kerkhof brengen. Laten we deze tradities met vroomheid beleven en moeite doen om de christelijke betekenis ervan te ontdekken en anderen te leren zich overeenkomstig te gedragen.

Midden in de maand zullen we ook twee feesten vieren die ons kunnen dienen om onze eenheid met de Paus te versterken: door intenser voor zijn persoon en intenties te bidden, evenals voor degenen die in het bestuur van de Kerk met hem meewerken. De negende is het de liturgische gedachtenis van de wijding van de basiliek van Sint Jan van Lateranen, de kathedraal van Rome. Het is de Moeder en het Hoofd van alle kerken in de stad en in de wereld, zoals te lezen valt in een inscriptie op de voorgevel. De achttiende is het feest van de wijding van de basilieken van Sint Petrus en Paulus.

Laten we God smeken in de katholieken de liefde voor de Ene, Heilige, Apostolische en Romeinse Kerk te doen groeien, zoals onze Vader haar graag noemde. Zo kunnen wij met de grootst mogelijke trouw onze eenheid met de Paus, die eenheid met Petrus is tonen. De liefde voor de Pausheeft de heilige Jozefmaria geschrevenhoort in ons een prachtige hartstocht te zijn, omdat wij Christus in hem zien. (H. Jozefmaria, Homilie Trouw aan de Kerk, 4-6-1972.)

Tegelijkertijd moeten we op de kritiek of het gebrek aan gehoorzaamheid wat betreft de beslissingen van de Paus, waarvan wij getuige zijn, reageren als een kind dat echt van zijn ouders houdt: door ons meer te vereenzelvigen met zijn beschikkingen en onderrichtingen, door beter te gehoorzamen en er meer moeite voor te doen dat de mensen om ons heen –en als we de kans hebben, ook de media– met daden en woorden respect voor en trouw aan de Plaatsbekleder van Christus en aan de Zetel van Rome tonen. Laten wij altijd optimistisch zijn, want het woord van God is trefzeker. Zoals Benedictus XVI zegt, de Heer legt Petrus de taak op zijn broeders te sterken, waarvoor Hij hem zijn gebed belooft. De opdracht van Petrus steunt op het gebed van Jezus. Dát is het wat hem de zekerheid geeft dat hij zal volharden temidden van alle menselijke ellende. (Benedictus XVI, Homilie, 29-6-2006.)

Op 21 november vieren we het feest van de opdracht van Maria in de tempel. Dit nodigt ons uit te denken aan de volmaakte toewijding van Maria aan God, al vanaf haar kinderjaren. Het is een goede gelegenheid om een diepgaand gewetensonderzoek te doen over onze intiemste gesteltenissen: laten we uit het diepst van ons hart ernaar verlangen helemaal van God te zijn. Laten we ons méér inspannen om heel trouw te zijn aan de christelijke roeping die wij in het doopsel hebben ontvangen. En laten we om dat te verkrijgen overwegen we met hoeveel liefde wij, zo vaak als nodig, het heilig Boetesacrament ontvangen. We moeten alle moeilijkheden weten te overwinnen om dat niet uit te stellen

Ik wil niet nalaten te vermelden dat Onze Lieve Vrouw op dit Mariafeest in de nacht van 21 op 22 november 1937, nu zeventig jaar geleden, de heilige Jozefmaria een zichtbaar teken heeft willen geven van Haar nabijheid in die zo moeilijke dagen van de tocht door de Pyreneeën. Dat teken was een roos van verguld hout, die waarschijnlijk van een van de altaren van de kerk was geweest. In de buurt daarvan had hij de nacht doorgebracht. (vgl. Andrés Vázquez de Prada, El Fundador del Opus Dei, vol. II, blz. 189-196.) Laten we bijzonder verenigd zijn met onze stichter op die zo veelbetekenende en gedenkwaardige datum, met diepe dankbaarheid jegens God en onze Moeder, omdat Zij de Kerk, het Werk en ons voortdurend beschermen.

Zondag de vijfentwintigste is het Hoogfeest van Christus Koning. Opnieuw zullen wij de toewijding aan het Allerheiligst en Barmhartig Hart van Jezus verrichten, die de heilige Jozefmaria voor de eerste keer in oktober 1952 heeft gedaan. Toen heeft hij vooral voor de vrede in de wereld, in de Kerk, het Werk en de zielen gebeden. Dat gebed is nog steeds actueel en dringend nodig, en zo zal het altijd zijn. De mensheid ontspoort immers gemakkelijk op de weg die naar God leidt, en dan verliezen de mensen hun vrede. Bij de hernieuwing van deze toewijding moeten jullie Jezus vragen vooral de geest van de regeringsleiders van de verschillende landen te verlichten, opdat zij zich inspannen om de vrede te bevorderen, de echte vrede: die begint in het hart van iedereen en van daar breidt ze zich naar buiten uit.

Bidt ook voor de broers van jullie die aan de vooravond van dit feest in Rome de diakenwijding zullen ontvangen. Moge de Heer ze heel heilig maken!

Bijna aan het eind van de maand, op de achtentwintigste, zullen we de vreugde beleven de vijfentwintigste verjaardag te beleven van het pauselijk besluit waarmee Johannes Paulus II het Opus Dei als personele prelatuur heeft opgericht. Hoeveel herinneringen komen er in mij op bij de beschouwing van de gaven die wij in de loop van deze jaren van God hebben ontvangen! Ik moet veel aan onze Vader denken, die vol blijdschap heeft geaccepteerd deze speciale intentie van hem niet gerealiseerd te zien, opdat die in de jaren van zijn opvolger verwezenlijkt zou worden. Ik moet ook veel denken aan het geloof en de sterkte van onze geliefde don Álvaro, die op het gebed en het offer van ontelbare personen in de hele wereld heeft gesteund opdat de hemel ons die intentie zou schenken. Ik wil jullie er dringend aan herinneren dat wij deze momenten niet mogen beschouwen als een gouden eeuw in de geschiedenis van het Werk, in de zin van iets waar men natuurlijk wel met dankbaarheid aan denkt, maar dat al voorbij is. Het moeten altijd momenten zijn die heel actueel zijn: en dat zullen we bereiken met onze trouw aan de geest van het Opus Dei, met de intensiteit van ons gebed, met onze apostolische ijver die ons voortdurend moet aansporen.

Men heeft jullie vast al meegedeeld dat wij in het Opus Dei om de Allerheiligste Maagd te eren –die wij op alle kruispunten van onze weg met een glimlach ontmoeten (H. Jozefmaria, aantekeningen van een meditatie, 11-10-1964.)– een Mariajaar gaan beleven, dat zal duren van 28 november aanstaande tot dezelfde datum in 2008. Dit naar aanleiding van deze verjaardag en als voorbereiding op de tachtigste verjaardag van de stichting van het Werk. Ik kan me jullie vreugde indenken bij het horen van deze bepaling. Ik wil in de voetsporen treden van onze allergeliefdste don Álvaro –ik schaam me niet deze overtreffende trap te gebruiken– die in 1978 een Mariajaar heeft uitgeroepen als voorbereiding op het vijftigjarig bestaan van het Werk. Deze tijd is daarna, dankzij de Voorzienigheid, verlengd tot eind 1980. Laten we dit nieuwe Mariajaar doorlopen met de geest die de eerste opvolger van onze Vader ons heeft doorgegeven, dezelfde die hij persoonlijk in de heilige Jozefmaria had gezien. Ik breng het jullie in herinnering met woorden van de brief aan onze familie die hij ons op 9 januari 1978 heeft geschreven.

Hij vertelde ons dat hij, toen hij bij het stoffelijk overschot van onze stichter aan het bidden was op de laatste dag van 1977 zich afvroeg, bij het idee dat er een jaar ging beginnen waarin de vijftigste verjaardag van het Opus Dei zou vallen: «Wat zullen wij doen opdat onze dankzegging niet blijft steken in een vluchtig Bengaals vuurwerk, en evenmin in iets wat alleen maar met de mond wordt geuit, maar dat tot uiting komt in een blijvende kwaliteitssprong in ons innerlijk leven, dat wil zeggen, in een grotere eenheid met God in alles?

Het antwoord kwam terstond. Ik merkte direct –zonder wonderlijke dingen– een overduidelijke suggestie van onze Vader, om ons op een heel nauwkeurige manier een leidraad te geven voor dit jaar dat we gingen beginnen: gaat over de kortste weg die ik jullie heb onderwezen om dichter bij de Heer te komen. Mijn dochters en zonen, de raadgeving is duidelijk: wij zullen onze toevlucht nemen tot de bescherming van de Vrouwe met de zoete naam Maria –zoals onze stichter in De heilige Rozenkrans heeft geschreven–; wij zullen meer van haar gaan houden; wij zullen meer met Haar omgaan; wij zullen dag in dag uit het eerbetoon van onze overgave toevertrouwen aan Haar die de Dochter, de Moeder en de Bruid van God en onze Moeder is, opdat Zij het de allerheiligste Drie-eenheid voorlegt als nederig bewijs van onze dankbaarheid. In één woord, ik kwam tot de conclusie dat de meest geschikte –de God meest aangename– weg om gedurende deze tijd in een voortdurende en echte dankzegging te leven is, dit jaar in een Mariajaar te veranderen. » (Don Álvaro del Portillo, Cartas de familia, vol. II, n. 131.)

Laten wij zo’n goed voorbeeld navolgen en ernaar hongeren elk van onze dagen te veranderen in mariale dagen, door de liefde die wij onze Moeder betonen.

We sluiten de maand november af met het feest van de heilige Andreas, de broer van de Vorst der apostelen, die door de kerken van het Oosten zo vereerd wordt. Laten we onze toevlucht nemen tot zijn voorspraak opdat allen die de eer hebben de naam christen te dragen, tot de volle vereniging met de opvolger van Sint Petrus mogen komen.

Met alle genegenheid zegen ik jullie en vraag ik jullie gebeden, zoals altijd!

jullie Vader

+ Javier

Rome, 1 november 2007.