Brief van de prelaat (juli 2012)

In deze brief stelt Mgr. Javier Echevarría het gebed centraal, het zich op God verlaten, het richten van smeekbeden voor de naasten en in het bijzonder voor de paus.

Mijn geliefde kinderen, moge Jezus jullie behoeden!

Wij allen zijn vervuld van vreugde en dankbaarheid jegens de Heer vanwege de erkenning van de heldhaftige deugden van onze geliefde don Álvaro. De Heilige Stoel heeft deze erkenning de 28e j.l. publiekelijk afgekondigd. Onze vreugde is groot, omdat de Kerk hierdoor eens te meer bevestigt dat de geest van het Opus Dei, die deze eerste opvolger van onze Vader met een uitzonderlijke getrouwheid heeft beleefd,volledig trouw is aan het Evangelie en daarom een weg om van alle ogenblikken en omstandigheden van het leven gebruikte maken om God te beminnen en het Koninkrijk van Jezus Christus te dienen , zoals wij in het gebed voor de devotie tot de Eerbiedwaardige dienaar Gods bidden.

Gratias tibi, Deus, gratias tibi! , kunnen wij nu weer opnieuw herhalen. Laten we de Allerheiligste Drie-eenheid bedanken voor deze gave, de geest van het Opus Dei – oud als het Evangelie, en als het Evangelie zo nieuw [1] – waar ook veel andere mensen deel aan hebben die, zonder roeping voor het Werk te hebben, op de een of andere manier deel uitmaken van onze bovennatuurlijke familie: veel van onze familieleden en vrienden, en zo vele anderen die in het gewone leven de geest die onze Vader van God heeft ontvangen trachten te beleven.

Toen ik de afgelopen dagen jullie brieven met de felicitaties voor mijn verjaardag aan het lezen was, werd ik logischerwijs vervuld van dankbaarheid jegens de Heer die heeft gewild dat het Opus Dei – evenals de Kerk waar het Werk deel van uitmaakt – een bovennatuurlijke familie vormt die nauw verbonden is door de banden van vaderschap, kindschap en broederlijkheid. Ik moest onmiddellijk denken aan onze geliefde Vader, wiens liturgische feest wij onlangs hebben gevierd. Aan de heilige Jozefmaria hebben wij het, vanwege zijn heldhaftige trouw aan het goddelijk plan, te danken dat het Werk één grote familie is, wat – en het is natuurlijk dat het zo is – bijzonder sterk te merken is op elk van de feesten die onze weg sieren. Ik dank iedereen die deze dagen voor mij heeft gebeden hiervoor en ik wil op mijn beurt meer voor allen bidden.

Een bijzondere reden voor kinderlijke dankbaarheid en vreugde zijn de liefdevolle woorden van paus Benedictus XVI geweest. In de handgeschreven tekst die hij me bij gelegenheid van mijn verjaardag heeft gestuurd, heeft de Paus me verzekerd van zijn gebed voor de Prelaat en stuurde hij een speciale apostolische Zegen ook voor allen die aan de zorgen van de Prelaat zijn toevertrouwd. Deze blijken van liefde van de paus horen ons aan te sporen nog meer – met een diepgevoelde verantwoordelijkheid – verenigd te zijn met zijn persoon en zijn intenties, door met volharding te bidden voor de vruchten van zijn dienst als Opperherder.

Ik begrijp heel goed de woorden over de plaatsvervanger van Christus die ik zo vaak gehoord heb uit de mond van onze stichter. Hij zei ons: Houdt veel van de Heilige Vader. Bidt veel voor de paus. Houdt veel van hem, houdt veel van hem! Want hij heeft alle liefde van zijn kinderen nodig. En ik begrijp dit heel goed: ik weet het uit ervaring, want ik ben niet van steen, ik ben een mens van vlees en bloed. Daarom bevalt het me dat de paus weet dat wij van hem houden, dat wij altijd van hem zullen houden, en dat om een enkele reden: omdat hij de zoete Christus op aarde is . [2] Hoe vaak bidden wij dagelijks voor de opvolger van sint Petrus? Kan hij op onze trouw rekenen?

De liefde voor de paus is in het hart van onze Vader altijd sterk verankerd geweest. In een van zijn oudste brieven vertelt hij dat hij, toen het Opus Dei een klein, bijna helemaal verborgen zaadje in de voor was, ervan hield in gedachten dicht bij de paus te zijn terwijl hij de rozenkrans bad en dat hij zich bij het bidden van een geestelijke Communie voorstelde dat hij die op sacramentele wijze uit diens handen ontving. Op deze manier materialiseerde hij in kleine details zijn vereniging met de paus en zo groeide er in zijn hart steeds meer een sterke en theologische band met de plaatsvervanger van Christus op aarde, de gemeenschappelijke Vader van alle christenen.

Deze herinneringen zijn ook in mij opgekomen omdat we in de maand juli opnieuw de verjaardag vieren van de eerste keer dat onze Vader door de paus werd ontvangen. Dat gebeurde op 16 juli 1946, drie weken na zijn eerste aankomst in Rome. Een paar dagen daarvoor had Pius XII hem via Mgr. Montini, die jaren later Paulus VI zou zijn, een foto van hem doen toekomen met een eigenhandig geschreven opdracht met zegen voor onze stichter en het Werk. Wat een kinderlijke vreugde heeft hij toen gevoeld! En onmiddellijk schreef hij zijn kinderen: Ik heb een handgeschreven opdracht van de paus voor “de Stichter van het Priestergenootschap van het Heilig Kruis en Opus Dei”! Wat een ontzettend grote vreugde! Ik heb hem heel vaak gekust. En in een postscriptum had hij eraan toegevoegd: houdt niet op met bidden en weest heel blij . [3]

Het gebed voor de paus, voor zijn persoon en intenties, vormt een erfenis van onze heilige stichter die ook don Álvaro, zijn eerste opvolger, ons met een voorbeeldige trouw heeft voorgegeven. Nu is het mijn beurt jullie persoonlijk in dit aspect van de katholieke geest te bevestigen. Ik doe dat heel vaak, maar in deze moeilijke tijden, wanneer op zo veel plaatsen kritische stemmen tegen de Kerk en tegen de paus opgaan, voel ik me genoopt het met meer aandrang te doen. Het recente hoogfeest van de heilige Petrus en Paulus, die met hun bloed de Kerk van Rome hebben gegrondvest en de steunpilaren zijn van de wereldkerk, zet ons ertoe aan deze verbondenheid met de Heilige Vader intenser te maken: houdt veel van hem en tracht te bereiken dat veel andere personen in hun liefde voor Petrus groeien!

In de catecheses van zijn algemene audiënties is Benedictus XVI de afgelopen weken stil blijven staan bij de overweging van de doeltreffendheid van het gebed. Aan de hand van concrete momenten in het leven van de jonge Kerk heeft hij de reactie van de gelovigen uiteengezet op de aanvallen en vervolgingen waar zij onder te lijden hadden. Wij kennen allemaal de gevangenneming van Petrus en Johannes door het sanhedrin, waarbij men hen met dreigementen trachtte te verbieden om in de naam van Jezus te prediken. [4] Nadat ze in vrijheid waren gesteld kwamen de apostelen met de eerste christenen bij elkaar en vertelden hun over de bedreigingen die ze gekregen hadden. De paus onderstreept dat die eerste christelijke gemeenschap niet alleen niet bang en niet verdeeld werd, maar dat ze, als één enkele persoon, zeer verenigd bleven in het gebed om de Heer aan te roepen. (…) Wat vraagt die gemeenschap op dit moment van beproeving aan God? Ze vraagt niet, gespaard te blijven van vervolging, noch dat de Heer degenen die Petrus en Paulus gevangen hebben gezet zou straffen. Ze vraagt alleen dat het hun verleend wordt het Woord van God “met kracht te verkondigen” (vgl. Hand. 4, 29). Dat wil zeggen dat ze vragen niet de moed van het geloof, de moed om het geloof te verkondigen te verliezen . [5] En dat brengen ze ten uitvoer door met devotie psalm 2 te bidden, waarin de erkenning van de Messias van tevoren werd aangekondigd, ondanks de aanvallen van hun vijanden.

Die eersten bieden ons, christenen van vandaag, een goede gedragsregel want ook wij merken de trieste poging van degenen die God uit de burgermaatschappij trachten te verjagen of zich minstens inspannen Hem tussen haakjes te zetten, door Hem terug te dringen tot het privé-leven. In de maanden die nog ontbreken tot het Jaar van het Geloof begint, op 11 oktober a.s., stel ik voor dat jullie het voorbeeld van de eerste christenen heel goed voor ogen houden, door met optimisme en zekerheid te bidden voor de noden van de Kerk, voor de intenties van de paus, voor de eenheid van heel het volk van God verenigd rond zijn Herders. We mogen niet vergeten dat, zoals onze Vader altijd heeft verzekerd, God altijd dezelfde is. – Mensen van geloof zijn nodig: dan zullen opnieuw de wonderdaden gebeuren, waarover wij in de Heilige Schrift lezen.”Ecce non est abbreviata manus Domini”. De arm van God, Zijn macht, is niet verkort! [6]

Laten wij door deze zekerheid bewogen onophoudelijk apostolaat doen, in de overtuiging – en dat is geen overdrijving – dat miljoenen zielen op ons wachten. Maar woorden zijn, zoals de heilige Jozefmaria ons op het hart heeft gedrukt, niet voldoende al zijn ze nodig; wat ons wordt gevraagd zijn “werken”, een dagelijks leven uit geloof, de vreugde ons kinderen van God te weten.

Een andere episode waar Benedictus aan heeft herinnerd is die van de bevrijding van Petrus toen hij op het punt stond veroordeeld te worden. Ook bij deze gelegenheid kwamen de eerste christenen eensgezind samen in gebed. De geïnspireerde tekst verhaalt dat terwijl Petrus in de gevangenis zat, er door de Kerk vurig voor hem tot God werd gebeden . [7] De heilige Jozefmaria heeft heel vaak overwogen hoe het unanieme gebed van de Kerk Simon Petrus toen aan de macht van Herodes heeft ontrukt en aan alles wat het volk der Joden verwachtte . [8] Zo roept hij het in de Weg op: Drink uit de klare bron van de Handelingen der Apostelen. In hoofdstuk 12 begeeft Petrus zich, door tussenkomst van engelen uit de gevangenis bevrijd, naar het huis van de moeder van Marcus. De aanwezigen willen het dienstmeisje niet geloven, dat beweert dat Petrus voor de deur staat. “Angelus eius est”. – Het is zeker zijn engel, zeggen ze. – Merk op, hoe vanzelfsprekend de eerste christenen omgingen met hun engelbewaarders. – En jij? [9]

Jij en ik, roepen wij vol geloof onze heilige engelbewaarders aan? Maken wij in onze persoonlijke noden en in die van de Kerk die heel sterk de onze horen te zijn, gebruik van hun hulp? Vragen wij hun hulp bij het apostolaat?

De paus raadt ons bij de uiteenzetting van deze scènes aan dat ook wij, zoals die gelovigen, de gebeurtenissen van ons dagelijks leven thema maken van ons gebed, om de diepe betekenis ervan te zoeken. En als ook wij ons, zoals de eerste christelijke gemeenschap, laten verlichten door het Woord van God, door middel van de overweging van de Heilige Schrift, dan kunnen wij leren zien dat God aanwezig is in ons leven, aanwezig óók en juist op de moeilijke momenten, en dat alles – ook de onbegrijpelijke dingen – deel uitmaakt van een hoger plan van liefde, waarin de eindoverwinning op het kwaad, op de zonde en de dood werkelijk die van het goede, van de genade, van het leven, van God is . [10] En bij een andere gelegenheid heeft de paus ons tot een persoonlijk gewetensonderzoek opgeroepen: Hoe bid ík? Hoe bidden wij? Hoeveel tijd wijd ik aan mijn relatie met God? [11]

Bij deze overwegingen, die zeer actueel zijn, moeten wij vaak stilstaan in de tijden van persoonlijk gebed die onze dagen markeren: zonder deze samenspraken met de Heer, met zijn allerheiligste Moeder, met de engelen en heiligen, zouden wij niet kunnen – zelfs niet willen! – leven. Het thema van mijn gebed is het thema van mijn leven [12] , zei de heilige Jozefmaria altijd stellig. En hetzelfde moet ons gebeuren. Wij horen in ons persoonlijk gebed alles te overwegen wat ons bezighoudt en bezorgd maakt, hoewel – zoals onze Vader heeft gezegd – wij kinderen van God nooit zorgen zouden moeten hebben, maar bezigheden , omdat wij op de goedheid van onze Vader God vertrouwen die alles voor ons ten goede leidt.

Ik heb het al gehad over sommige van deze “ zorgen ” van nu en altijd: het leven van de Kerk en van de wereld, het heil van de zielen, het dagelijkse apostolaat; alle kinderen van God zouden deze altijd voor ogen moeten hebben. Andere, misschien meer directe, houden verband met de crisis waaronder veel landen, hoewel met verschillende intensiteit, lijden. Ik besef de gevolgen daarvan en ook dat sommige mensen zich door deze moeilijkheden bijzonder benauwd kunnen voelen: de werkeloosheid, de noodzaak afstand te doen van een minimum aan comfort, waardoor men zich in allerlei bochten moet wringen om met het gezinsbudget het einde van de maand te halen, als het al niet eerder op is. Ik verzeker jullie dat ik me heel verbonden met allen en iedereen voel, en ik bid in het bijzonder voor degenen die zich in grote moeilijkheden bevinden. Behalve dat de regeringsleiders en iedereen de nodige stappen moeten zetten om zo spoedig mogelijk uit deze situatie te komen, raad ik jullie aan op de Heer te vertrouwen en Hem vol vreugde de beperkingen die wij moeten ondergaan op te dragen.

Jullie moeten het tegelijkertijd niet beneden jullie waardigheid achten een baan te aanvaarden die onder jullie beroepscapaciteit ligt, in afwachting van gunstigere momenten. Probeert uit deze slechte tijden het beste te halen: als we ze met bovennatuurlijke visie aanpakken, zullen ze ons helpen menselijk rijper te worden en ons doen groeien in vereniging met God en in solidariteit met andere mensen.

Deze situatie is een geschikte gelegenheid te meer om ons te helpen met elan de moeilijkheden te verdragen. De afgelopen dagen heb ik veel aan een paar woorden van de Heer bij het Laatste Avondmaal moeten denken. Onze stichter heeft ze in de loop van zijn bestaan onvermoeibaar herhaald: gij moet elkaar liefhebben; zoals Ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkaar liefhebben. Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt . [13] En ik herinner me de emotie waarmee de heilige Jozefmaria de laatste momenten op aarde ter sprake bracht van de apostel die door Jezus bemind werd . [14] Inderdaad vertelt een oude overlevering dat sint Jan, misschien met een vanwege zijn leeftijd gebarsten stem – zo stelde onze Vader het zich voor – herhaalde: filioli, dilígite alter-útrum!, mijn kindertjes, bemint elkaar! [15]

Niemand mag zich alleen voelen. Iedereen moet zich gesteund weten, beschermd, door het gebed en de broederlijke liefde van de anderen. Laten we ons uiterste best doen om te dienen, zodat de omgang met de anderen op een beminnelijke, aangename manier verloopt, met concrete attenties. Vaak is een glimlach, een liefdevolle blik, het met echte belangstelling weten te luisteren naar wat de anderen dwarszit, al genoeg om de situatie van degene die een moeilijk moment doormaakt te verlichten. Hoe actueel blijven altijd die woorden uit de Weg : meer dan in het “geven”, bestaat de liefde in het “begrijpen” . [16]

Alvorens te eindigen wil ik jullie aansporen deze aanbevelingen aan jullie familieleden, vrienden en collega’s door te geven. Helpt hen in alle omstandigheden de Voorzienigheid van onze Vader God te ontdekken. Zoals onze Vader heeft geschreven, de heilige Paulus citerend: God bevordert in alles het heil van die Hem liefhebben, van hen die volgens zijn raadsbesluit geroepen zijn . [17] En de Heer heeft ons allemaal geroepen om zijn leer over de hele wereld te verspreiden. Omnia in bonum !

Jullie weten al dat ik 18 juni j.l. een kerkelijke rechtbank van de Prelatuur heb benoemd die zich zal bezighouden met de zalig- en heiligverklaring van Dora del Hoyo, de eerste numeraire auxiliair van het Opus Dei. Verenigt je met mijn dankzegging jegens de Allerheiligste Drie-eenheid vanwege deze stap en blijft bidden voor mijn intenties.

Ik kan noch wil nalaten opnieuw onze geliefde don Álvaro in herinnering te brengen die op 7 juli 1935 zijn weg begon als goede en trouwe knecht door de geest van het Opus Dei te beleven. Er zijn zo veel herinneringen aan zijn beantwoording, vol vreugde en voortdurende strijd!

Met alle genegenheid zegent jullie

jullie Vader

+ Javier

Barcelona, 1 juli 2012.

[1] . Heilige Jozefmaria, Brief 9-1-1932 , nr. 91.

[2] . Heilige Jozefmaria, aantekeningen van een familiebijeenkomst, 11-5-1965.

[3] . Heilige Jozefmaria, Brief aan zijn zonen van de Algemene Raad, 30-6-1946, in A. Vázquez de Prada, “De Stichter van het Opus Dei”, band III, pags. 45-46.

[4] . Vgl. Hand. 4, 1-31.

[5] . Benedictus XVI, toespraak bij de algemene audiëntie, 18-4-2012.

[6] . Heilige Jozefmaria, De Weg , nr. 586.

[7] . Hand. 12, 5.

[8] . Ibid. , 11.

[9] . Heilige Jozefmaria, De Weg , nr. 570.

[10] . Benedictus XVI, toespraak bij de algemene audiëntie, 18-4-2012.

[11] . Benedictus XVI, toespraak bij de algemene audiëntie, 30-11-2011.

[12] . Heiigie Jozefmaria, Als Christus nu langskomt (nieuwe titel mij nbekend), nr. 174.

[13] . Joh. 13, 34-35.

[14] . Joh. 13, 23.

[15] . Vgl. Hl. Hiëronimus, Commentaar op het Epistel aan de Galaten , III, 6, 10 (PL 26,462).

[16] . Heilige Jozefmaria, de Weg , nr. 463.

[17] . Rom. , 8, 28.