Brief van de prelaat (januari 2011)

Gehoor gevend aan de boodschap van de Heilige Vader voor het nieuwe jaar, spreekt de prelaat van het Opus Dei in zijn brief van januari over de vrijheid, die noodzakelijk is om “God lief te hebben en door Hem alle mensen”.

Mijn beminde kinderen: Jezus beware mij mijn dochters en zonen!

In de Kerstnacht en de daarop volgende dagen legt de liturgie herhaaldelijk de woorden van een psalm op onze lippen: zingt voor de Heer een nieuw gezang, zingt voor de Heer, alle landen. Zingt voor de Heer en verheerlijkt zijn Naam; verkondigt zijn heil alle dagen. Meldt aan de naties zijn heerlijkheid, zijn wondere daden aan alle volken (Ps 95 [96] 1-3).

Deze herhaalde uitnodiging tot vreugde heeft een duidelijke reden: de geboorte van Gods Zoon, die mens is geworden en daarbij God is gebleven, om de ware vrijheid voor ons te verkrijgen. Toen de volheid der tijden gekomen was, heeft God de Vader zijn enige Zoon gezonden. Door de werking van de heilige Geest heeft deze het vlees aangenomen uit Maria, altijd Maagd, om de vrede te herstellen en door de mens vrij te kopen van de zonde, ons in staat te stellen deel te nemen aan het leven van God: ut adoptionem filiorum reciperemus (Gal. 4, 5), door kinderen van God te worden. Zo werd aan die nieuwe mens, die nieuwe twijg van zonen van God (vgl. Rom. 6, 4-5), de kracht gegeven om het heelal te bevrijden van de wanorde en alles te herstellen in Christus (vgl. Ef. 1, 9-10), die alles met God heeft verzoend (vgl. Kol.1, 20). (H. Jozefmaria, Als Christus nu langskomt, n. 183).

De Verlosser heeft ons, naast talloze andere goederen, het grote geschenk van de vrijheid gebracht, om God te kunnen dienen uit liefde, innerlijk aangespoord door de heilige Geest, die ons tot «zonen in Gods Zoon» (Tweede Vaticaans Concilie, Past. Const. Gaudium et spes, n. 22) gemaakt heeft. Door onze opname in het mystiek Lichaam van Christus is de vrees die ons onderwierp aan de slavernij ver van ons weggeworpen. Zoals de heilige Paulus ons herinnert: Gij werd geroepen tot vrijheid (...). Voor deze vrijheid heeft Christus ons vrij gemaakt. Houdt dus stand en laat u niet weer het slavenjuk opleggen (Gal 5, 13 en 1).

Op basis van een paar woorden van het evangelie – veritas liberabit vos (Joh 8, 32),de waarheid zal u vrij maken schreef de heilige Jozefmaria als commentaar: Wat is die waarheid die gedurende ons hele leven het begin- en eindpunt van de weg der vrijheid aangeeft? Ik zal het jullie kort uiteenzetten, met de vreugde en de zekerheid die uit de relatie tussen God en zijn schepselen voortvloeien. Wij zijn voortgekomen uit de handen van God, wij zijn door de Heilige Drie-eenheid uitgekozen, wij zijn de kinderen van die verheven Vader. Ik vraag mijn Heer dat wij besluiten dit te doorgronden en ons daar iedere dag in te verheugen. Dan handelen we als vrije mensen. Bedenk dat iemand die niet duidelijk heeft dat hij een kind van God is, zijn meest innerlijke waarheid niet kent en hij ontbeert het gezag en de beheerstheid in optreden van degenen die God boven alles beminnen (H. Jozefmaria, Vrienden van God, n. 26). Ik neem veel overwegingen van onze Vader op omdat ze als gouden munten zijn die de Heer in onze handen legt. Laten we er de volle betekenis uit halen die hij eraan gaf, met de enige wens ons aan te moedigen Jezus Christus te volgen en de heilige Kerk en de zielen te dienen. Ik stel jullie nogmaals voor om meer te steunen op deze schat die ons ten diepste met de wil van de hemel zal verbinden.

De vrijheid om God lief te hebben en, door Hem, alle mensen, is een van de belangrijkste gevolgen van het goddelijk kindschap. Daarom moeten we haar verdedigen, eerbiedigen en in alle aspecten van het leven bevorderen. Dit is het thema dat is aangegeven voor de Werelddag van de Vrede die vandaag, op de eerste dag van januari, wordt gehouden. In zijn boodschap met als titel De godsdienstvrijheid, weg naar de vrede, richt Benedictus XVI een levendige oproep tot de politieke en religieuze leiders en tot alle mannen en vrouwen van goede wil. Hij vraagt dit grote goed, dat eigen is aan hen die zijn geschapen naar het beeld en de gelijkenis met God, te bevorderen en te verdedigen. Het vormt – samen met de waarde van het leven – het diepste fundament voor alle rechten van de persoon. Want, zo schrijft de paus, de openheid voor de waarheid en volmaakte goedheid, openheid voor God, wortelt in de menselijke natuur. Zij geeft totale waardigheid aan elk individu en is de garantie voor volledig wederzijds respect tussen personen. Godsdienstvrijheid dient dan ook niet alleen te worden gezien als vrijwaring van dwang, maar nog fundamenteler, als mogelijkheid om eigen keuzes met de waarheid in overeenstemming te brengen (Benedictus XVI, Boodschap voor de werelddag van de vrede voor 2011, 8-12-2010, n. 3).

Hierbij komt de hartstochtelijke manier waarop de heilige Jozefmaria zijn hele leven het goddelijke geschenk van de vrijheid verdedigde in onze herinnering. In zijn antwoord op een vraag van een journalist komt dit duidelijk tot uitdrukking. Onze stichter zei: Het Opus Dei heeft sinds de eerste dag van zijn stichting nooit wie dan ook gediscrimineerd. Het leeft en werkt met iedereen samen, want het ziet in iedere mens een ziel die respect en liefde verdient. Dat zijn geen holle frasen. Ons Werk is de eerste katholieke organisatie die met toestemming van de Heilige Stoel ook niet-katholieken en niet-christenen als medewerkers aanneemt. Ik heb steeds de vrijheid van geweten verdedigd. Geweld begrijp ik niet. Het lijkt me niet geschikt om te overtuigen en ook niet om te overwinnen. De dwaling bestrijd je met het gebed, met de genade van God, met serieuze studie; nooit met geweld, altijd met liefde (H. Jozefmaria, Gesprekken, n. 44).

Helaas stuit het recht van de burger om God te eren en te dienen volgens wat het geweten ingeeft momenteel in veel landen op grote moeilijkheden. Op niet weinig plaatsen, zo betreurt de paus, zijn het de christenen die op dit moment het meeste lijden onder vervolging wegens hun geloof.Een vervolging die vaak – we zijn daar recentelijk opnieuw getuige van geweest – uitloopt op het martelaarschap. In andere streken – vervolgt de heilige Vader – zien we subtielere en geraffineerdere vormen van vooringenomenheid en vijandigheid jegens gelovigen en religieuze symbolen. Het gebeurt ook in landen met een christelijke meerderheid en een overwegend christelijke traditie van eeuwen. Tegenover dit machtsmisbruik mag geen enkele integere man of vrouw onverschillig blijven. Deze situatie is onaanvaardbaar, omdat zij een belediging van God en de menselijke waardigheid inhoudt. Ook vormt zij een bedreiging voor de vrede en de veiligheid, en een obstakel voor de authentieke ontplooiing van heel de mens (Benedictus XVI, Boodschap voor de werelddag van de vrede voor 2011, 8-12-2010, n. 1).

Denk niet dat de huidige situatie zich niet eerder heeft voorgedaan. Wellicht komt het tegenwoordig op bredere schaal voor en met nieuwe nuances, ook omdat de communicatie makkelijker is en sneller, hoewel de religieuze onverdraagzaamheid in de publieke opinie niet altijd de aandacht krijgt die het verdient. Het is echter niets nieuws in de geschiedenis, zoals Jezus zelf gewaarschuwd heeft: Als de wereld u haat bedenkt dan dat ze Mij eerder heeft gehaat dan u (...). Een dienaar staat niet boven zijn heer. Als ze Mij vervolgd hebben zullen ze ook u vervolgen. Als ze mijn woord onderhouden hebben zullen ze ook het uwe onderhouden (Joh 15, 18-20).

In het Oude Testament werd het aangekondigd. Luisteren we opnieuw naar de heilige Jozefmaria: Denk aan psalm twee: Waarom razen de volken, bluffen de naties? De koningen der aarde staan op, de vorsten spannen samen tegen de Heer en zijn Gezalfde (Ps. 2, 1-2). Je ziet, er is niets nieuws. Men stond op tegen Christus nog vóór Hij geboren werd. Men verzette zich tegen Hem toen Hij vredelievend over de wegen van Palestina ging. Daarna vervolgde men Hem tot op de dag van vandaag, door de leden van zijn mystiek Lichaam aan te vallen. Waarom die haat? Waarom zich vastbijten in oppervlakkigheid? Waarom wordt de gewetensvrijheid overal vertrapt? (H. Jozefmaria, Als Christus nu langskomt, n. 185). Het is een vraag die ontelbare mensen zich in de loop der eeuwen gesteld hebben. Het antwoord vinden we in de heilige Schrift, in het bijzonder in het boek Openbaring dat - in een taal vol beelden en symbolen - de strijd van de Kerk in de loop van de geschiedenis beschrijft, totdat Jezus Christus in zijn heerlijkheid zal komen om definitief bezit te nemen van zijn koninkrijk.

Dat er velen hardnekkig in hun ongerechtigheid volharden? schreef de heilige Jozefmaria, dat klopt, maar de Heer dringt aan: vraag, en Ik geef u de volkeren tot erfdeel, en de grenzen der aarde tot uw bezit. Gij moogt hen besturen met ijzeren scepter en stuk slaan als een aarden pot(Ps. 2, 8-9).Dat zijn sterke uitspraken en die komen van God zelf. Wij kunnen ons daar niet aan onttrekken. Christus is niet voor niets de Verlosser van de wereld en zijn zetel staat aan de rechterhand van de Vader(H. Jozefmaria, Als Christus nu langskomt, n. 186). Gebed is het eerste waartoe de paus in zijn boodschap oproept: ik vraag alle katholieken om gebed en steun voor deze broeders en zusters in het geloof die slachtoffer zijn van geweld en onverdraagzaamheid. (Benedictus XVI, Boodschap voor de werelddag van de vrede voor 2011, 8-12-2010, n. 1). Laten we ons elke dag met daadwerkelijk geloof en vertrouwen, met een oprechte smeekbede tot de Heer richten voor allen die – in het verborgene of openlijk – worden vervolgd vanwege hun religieuze overtuigingen. Ik verzoek jullie om dit te doen, waarbij ik me bedien van de woorden van de Heer, die onze Vader vaak op de lippen had en die wij in het Werk elke dag bidden: ut omnes unum sint! (Joh 17, 21); dat allen één mogen zijn, uit liefde voor God en uit respect voor degenen die beeld van God zijn. Zo kunnen we samenwerken aan de opbouw van een wereld waarin allen vrij hun godsdienst of geloof kunnen belijden en hun liefde tot God kunnen uiten met heel hun hart, met heel hun ziel en met heel hun verstand (vgl. Mt 22, 37). (Benedictus XVI, Boodschap voor de werelddag van de vrede voor 2011, 8-12-2010, n. 1).

Opdat dit verlangen naar universeel broederschap geen sluimerende wens blijft, kunnen we ons ervoor inzetten om met zoveel mogelijk begrip en fijngevoeligheid om te gaan met de andere katholieken, met ieder van hen, door van alle wegen te houden die in de schoot van de Kerk naar God leiden. Laten we denken aan de passage van het evangelie die de onverdraagzaamheid van enkele apostelen van Jezus verhaalt – de heilige Geest was toen nog niet over hen neergedaald – bij het optreden van degenen die niet tot de groep leerlingen behoorden. Meester, we hebben iemand die ons niet volgt in uw naam duivels zien uitdrijven, en we hebben getracht het hem te beletten omdat hij geen volgeling van ons was. Maar Jezus zei: ‘Belet het hem niet, want iemand die een wonder doet in mijn Naam, zal niet zo grif ongunstig over Mij spreken. Wie niet tegen ons is, is voor ons (Mc 9, 38-40). Onze Vader placht deze passage als volgt te becommentariëren: Mijn kinderen, dwarsbomen jullie nooit het apostolaatwerk van degenen die voor Jezus Christus werken. (...) Niemand stoort ons. We zijn heel blij dat allen werken. De wereld van de zielen is als een oeverloze zee! Houdt van het werk van de anderen! Niemand hindert ons!(H. Jozefmaria, Aantekeningen van een meditatie, 16-4-1954).

Zoals altijd is het ook nu van kapitaal belang om iedereen – en in het bijzonder de jonge generaties – te leren zich op deze manier te gedragen. Om een voorbeeld te geven: wat een mooi werk kunnen een vader of een moeder tot stand brengen voor hun kinderen, in de warmte van het gezin, door het voorbeeld en een passende begeleiding! Hetzelfde geldt op school voor een leraar of een lerares met christelijke maatstaven. En een vriend met zijn vrienden in dit apostolaat van vriendschap en vertrouwen dat de heilige Jozefmaria leerde te doen. Dit is een heel doeltreffende manier van handelen om het religieus fundamentalisme en secularisme te verbannendie– zoals de paus opmerkt –, extreme verwerping zijn van respectievelijk legitiem pluralisme en het beginsel van seculariteit (Benedictus XVI, Boodschap voor de werelddag van de vrede voor 2011, 8-12-2010, n. 8). Op een onopvallende maar constante wijze, die van weinig belang kan lijken, zal zich een fenomeen voordoen dat doet denken aan de steen die in de vijver valt en steeds bredere cirkels veroorzaakt, steeds verder en verder (Vgl. H. Jozefmaria, De Weg, n. 831). Verzet je je tegen geroddel, dat helaas zo vaak voorkomt? Span je je in om begrip te hebben en geef je, indien nodig, de broederlijke vermaning? Respecteer je het karakter van de anderen, of ben je belemmering voor hun manier van zijn?

Bovendien zal iedereen, door gebruik te maken van zijn legitieme vrijheid als burger, trachten invloed uit te oefenen op de sociale gewoontes en op de wetten, met de passende middelen die hij ter beschikking heeft. Hij zal anderen die, ook als ze geen geloof hebben, mensen van goede wil zijn, aansporen zich eveneens hiervoor in te zetten. Want godsdienstvrijheid is niet het exclusieve erfdeel van gelovigen, maar van de hele volkerenfamilie op aarde. Zij is een wezenselement van een rechtsstaat. Zij kan niet worden geweigerd zonder tegelijkertijd inbreuk te maken op alle fundamentele rechten en vrijheden, omdat zij daarvan synthese en sluitsteen is (Benedictus XVI, Boodschap voor de werelddag van de vrede voor 2011, 8-12-2010, n. 5).

Wij naderen een nieuwe verjaardag van de geboorte van onze Vader. Op deze dag kunnen we hem het geschenk van onze trouw aan zijn onderricht geven en dit verder verspreiden, zodat de kennis over zijn figuur en zijn geschriften groter en beter wordt. Degenen die aan zijn zijde hebben geleefd en persoonlijk met hem zijn omgegaan, kunnen van de waarheid getuigen van de woorden die hij schreef: heel mijn leven ben ik de persoonlijke vrijheid, die verbonden is met de persoonlijke verantwoordelijkheid, aan het prediken. Ik heb haar gezocht en zoek haar overal, zoals Diogenes naar een mens zocht. Ik houd er elke dag meer van, ik houd ervan boven al het andere op aarde: het is een schat die wij nooit genoeg kunnen waarderen (H. Jozefmaria, Als Christus nu langskomt, n. 184). Tijdens zijn leven en in het onderricht van deze priester die zo veel van God hield – en dus van de vrijheid –, vinden we aanknopingspunten voor de verlangens van veel van onze vrienden en collega’s die op zoek zijn naar het goede en het geluk, en het niet vinden, omdat niemand hen heeft aangegeven waar het te vinden is.

Alvorens ik eindig, wil ik jullie laten delen in mijn vreugde over de reis die ik vóór de kerstdagen naar Boekarest, in Roemenië, maakte. De personen van het Werk die daar wonen, banen zich met blijdschap een weg bij moeilijkheden als ruimtegebrek en het minimum aan comfort, zoals onze Vader herhaaldelijk zei, steunend op de leer van de heilige Thomas van Aquino; deze realiteit brengt veel vruchten met zich mee voor de zielen. Ik was daar slechts twee dagen, die heel intens waren, waarin ik eens te meer heb kunnen zien hoe de geest van het Opus Dei wortel schiet op plaatsen met een heel verschillende cultuur en tradities. Help mij om God te danken en blijf bidden voor de Kerk en de paus, heel verenigd met al mijn intenties. En dat zijn er vele!

Met alle genegenheid zegent jullie en wenst jullie een 2011 vol geestelijke vruchten,

jullie Vader,

+ Javier

Rome, 1 januari 2011