Brief van de prelaat (augustus 2016)

"Maria, onze Moeder, nodigt ons uit om met vreugde en totale edelmoedigheid te strijden om aan Gods oproep te beantwoorden", zegt de prelaat in zijn brief van augustus. Daarnaast staat hij in deze brief stil bij een van de geestelijke werken van barmhartigheid, namelijk het geduldig verdragen van andermans gebreken".

Mijn geliefde kinderen, moge Jezus jullie behoeden!

Op 15 augustus 2007 sprak Benedictus XVI over de introïtus van de Heilige Mis – er verscheen een groot teken aan de hemel: een vrouw, bekleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren[1] – en hij zei dat deze vrouw «Maria is, die helemaal leeft in God, omringd en bekleed met de zon, dat wil zeggen, met God. (…) Ze is gekroond met twaalf sterren, dat wil zeggen, met de twaalf stammen van Israël, met heel het volk van God, met heel de gemeenschap der heiligen, en onder haar voeten heeft ze de maan, beeld van de dood en de sterfelijkheid. (…) In de heerlijkheid van de hemel zegt ze ons, na de dood te hebben overwonnen: houdt moed, aan het einde overwint de liefde! Tijdens mijn leven heb ik gezegd: “zie de dienstmaagd des Heren!”. Tijdens mijn leven heb ik me aan God en de naaste gegeven. En dit leven van dienstbaarheid komt nu uit bij het ware leven.»[2] Deze waardering voor de Allerheiligste Maagd Maria doet denken aan het geloof waarmee de heilige Jozefmaria zich sinds 1951 aan de voorspraak van Maria vastklampte door te herhalen: Cor Mariae dulcissimum, iter para tutum.

Een week daarna, op het feest van de heilige Maagd Maria Koningin, toont de liturgie ons Onze Lieve Vrouw aan de zijde van Christus, in goudgewaad gekleed en met heerlijkheid getooid.[3] Dat zijn woorden vol inhoud, die echter niet helemaal de grootsheid van de Moeder van God kunnen uitdrukken. Wij zijn vol verwondering wanneer we in het vijfde glorievolle geheim van de rozenkrans beschouwen dat de Vader, de Zoon en de Heilige GeestMariakronen (…) tot Koningin van het heelal. En de engelen haar de verschuldigde eer bewijzen als onderdanen..., en ook de patriarchen, de profeten en de apostelen..., en de martelaren, de belijders, de maagden en alle heiligen..., en alle zondaars en jij en ik.[4]

Vanaf haar onbevlekte Ontvangenis is zij die vol van genade is, door haar volledige overgave aan God steeds meer toegenomen in heiligheid, tot zij als Koningin van hemel en aarde werd gekroond; een Koningin des hemels die onze Moeder is en die ons uitnodigt met vreugde en totale edelmoedigheid te strijden om aan Gods oproep te beantwoorden. Laten wij haar machtige voorspraak benutten! En laten we de raad van onze Vader opvolgen: Heb de kinderlijke moed je aan te sluiten bij dit feest in de hemel. Omdat ik geen kostbare edelstenen of deugden heb aan te bieden, kroon ik de Moeder van God, die ook mijn Moeder is, met de kroon van mijn fouten, die ik heb uitgeboet.

Vooruit maar![5]

Aan Maria komt de titel van Lerares van alle deugden toe. Deze zo mariale maand in het jaar van de barmhartigheid biedt ons een uitstekende gelegenheid om haar te vragen dat ze van haar Zoon voor ons een flinke groei van deze deugd in ons persoonlijke gedrag verkrijgt! Laten we onze toevlucht nemen tot Maria, troon van de genade en van de glorie, ut misericordiam consequamur[6], om barmhartigheid in ons doen en laten te verkrijgen.

Het evangelie van de Mis van Maria Tenhemelopneming vertelt een lieftallige gebeurtenis uit het leven van Maria: het bezoek aan haar nicht, de heilige Elisabeth. Deze twee vrouwen ontmoeten elkaar – zei de Paus – en dat doen ze met vreugde: dat moment is een feest! Als wij zouden leren om anderen met deze dienstbaarheid tegemoet te gaan, wat zou de wereld dan veranderen! De ander tegemoet treden is een christelijk gebaar. Iemand die zegt dat hij christen is en niet in staat is de anderen tegemoet te komen, is niet volledig christelijk. Zowel de dienstbaarheid als de ontmoeting vereisen dat we van onszelf loskomen: loskomen om te dienen en loskomen om te ontmoeten, om een andere persoon te omhelzen.[7]

Bij het doornemen van de werken van barmhartigheid kunnen we nu stil blijven staan bij dat wat de Catechismus van de Katholieke Kerk als volgt noemt: tegenslagen geduldig verdragen[8], zowel de tegenspoed die uit onze eigen beperkingen voortkomt, alsook de moeilijkheden die van buiten komen. We moeten volledig vertrouwen in de barmhartigheid van de Heer die uit alle gebeurtenissen het goede weet te halen. Het geduld groeit ook als een van de meest smakelijke vruchten van de liefde jegens onze naaste. Sint Paulus heeft daar in zijn magnifieke lofzang op deze deugd op gewezen: De liefde is lankmoedig en goedertieren; de liefde is niet afgunstig, zij praalt niet, zij beeldt zich niets in. Zij geeft niet om de schone schijn, zij zoekt zichzelf niet, zij laat zich niet kwaad maken en rekent het kwade niet aan. Zij verheugt zich niet over onrecht, maar vindt haar vreugde in de waarheid. Alles verdraagt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles duldt zij.[9] De barmhartigheid moet ons ertoe brengen vol geduld met anderen samen te leven, ook wanneer we ze lastig vinden. We hebben allemaal gebreken, scherpe kantjes in ons karakter, en ook al is het niet onze bedoeling, toch zijn we vaak de oorzaak van wrijvingen die kwetsend zijn voor de anderen: voor onze gezinsleden, de collega’s, onze vrienden, op de momenten van irritatie die bijvoorbeeld bij files in het verkeer kunnen opkomen… Het zijn gelegenheden die ons de kans bieden om anderen het leven aangenaam te maken, door ons niet te laten leiden door ons onbeheerste karakter.

Het geduld zet ons ertoe aan de gebreken van de anderen op te merken zonder ze te dramatiseren, zonder in de bekoring te vallen hun deze voor de voeten te werpen, noch ons hart te willen luchten door ze met derden te bespreken. Het zou bijvoorbeeld weinig nut hebben over bepaalde fouten van iemand te zwijgen, om ze daarna met een ironisch commentaar bekend te maken; of wanneer ons ongenoegen ons ertoe zou brengen om de betreffende met koelheid te behandelen; of als we in subtiele manieren van geroddel zouden vervallen, die schade toebrengen aan degene die roddelt, degene die het voorwerp van de roddel is en degene die er naar luistert. Als wij de gebreken van anderen met geduld willen verdragen, moeten we proberen dat die tekortkomingen geen invloed hebben op onze liefde voor hen: het gaat er niet om ze lief te hebben ondanks die beperkingen, maar van ze te houden met die beperkingen. Dit is een genade die wij de Heer kunnen vragen: niet stil blijven staan bij verschillen met anderen die ons niet bevallen en onze slechte reacties daarop niet rechtvaardigen, want iedereen heeft altijd veel meer rijkdom en goedheid dan gebreken. Als wij dus merken dat ons hart niet goed reageert, moeten we het in het hart van de Heer leggen: Cor Iesu sacratissimum et misericors, dona nobis pacem! Hij zal ons hart van steen veranderen in een hart van vlees.[10]

Laten we dus al onze plichten, ook die het minst belangrijk lijken, met hart en ziel vervullen; laten we groeien in geduld bij de tegenslagen van ieder moment, laten we voor de kleine details zorgen. We moeten ons krachtiger inspannen om onszelf te verbeteren; laten we daarvoor in de kleine strijdpunten aan Gods verwachtingen beantwoorden. Waarom blijven wrokken over wrijvingen met andere en tegengestelde karakters die bij het dagelijks leven horen? Strijd leveren, onszelf overwinnen! Hier is het, waar God op ons wacht.[11]

Een prachtige manier om de offergeest te beleven is degenen die ons met een stug gebaar benaderen, of die met onvriendelijke woorden op onze belangstelling voor hen reageren, met een glimlach te ontvangen. Onze Vader heeft ons voorgehouden dat een glimlach vaak de beste uiting van boetegeest is. Al in De Weg heeft hij, onder de praktijk van de versterving die hij in de jaren dertig suggereerde, geconcretiseerd: dat treffende woord, die grap die je binnensmonds hebt gehouden; een vriendelijke glimlach voor wie je lastig valt; dat stilzwijgen tegenover een onrechtvaardige beschuldiging; een welwillend gesprek met vervelende en ongelegen komende mensen; inschikkelijkheid ten aanzien van de lastige gewoonten van degenen met wie je dagelijks te doen hebt en die je op je zenuwen werken…, dit alles, met volharding beoefend, is degelijke innerlijke versterving.[12]

De Wereldjongerendagen in Krakau die net zijn afgelopen zijn nog een reden om God te danken, evenals paus Franciscus en de vele personen die zich edelmoedig voor de organisatie ervan hebben ingezet. Laten we bidden dat de apostolische vruchten van die dagen heel overvloedig en blijvend mogen zijn, ook door de voorspraak in te roepen van de heilige Johannes Paulus II, die juist in Krakau een belangrijk deel van zijn dienst aan de Kerk en de wereld heeft verricht en in Czestochowa een Wereldjongerendag heeft voorgezeten, waaraan ook onze geliefde don Álvaro heeft deelgenomen.

Zoals alle jaren zullen wij op het hoogfeest van Maria Tenhemelopneming heel verenigd zijn met onze Vader, wanneer wij in de centra van het Werk de toewijding van het Opus Dei aan het allerzoetst Hart van Maria hernieuwen. Overweeg de woorden die de heilige Jozefmaria heeft geschreven en geef in jullie gebed – zoals jullie al doen – een plaats aan mijn intenties voor de Kerk, voor de Paus, voor het Werk, voor jullie broers en zussen die ziek zijn of moeilijkheden van welk soort dan ook hebben, opdat ze die bovennatuurlijk weten te maken en ze weten te verenigen met het Kruis van de Heer, met zekerheid steunend op de voorspraak van de Moeder van God en onze Moeder.

Met alle genegenheid zegent jullie

jullie Vader

+ Javier

Krakau, 1 augustus 2016


Copyright © Prælatura Sanctæ Crucis et Operis Dei


1. Romeins Missaal, Maria Tenhemelopneming, Introïtus (vgl. Apok. 12, 1).

2. Benedictus XVI, Homilie, 15-8-2007.

3. Romeins Missaal, Feest van de heilige Maagd Maria Koningin, Introïtus (vgl. Ps. 44 [43] 10).

4. Heilige Jozefmaria, De heilige Rozenkrans, 5e glorievolle geheim.

5. Heilige Jozefmaria, De Smidse, nr. 285.

6. Hebr. 4, 16.

7. Paus Franciscus, Homilie in Sancta Martha, 31-5-2016.

8. Vgl. Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 2447.

9. 1 Cor 13, 4-7.

10. Vgl. Ez 11, 19.

11. Heilige Jozefmaria, Aantekeningen van een meditatie, 24-6-1937.

12. Heilige Jozefmaria, De Weg, nr. 173.