“Waarop moeten wij hopen?”

Te midden van een onafzienbare menigte mensen zonder geloof, zonder hoop; van geesten die nerveus, op de rand van angst, een zin voor hun leven zoeken, ontmoette jij een doel: Hem! En die ontdekking zal je bestaan voortdurend een injectie geven van nieuwe vreugde, zal je omvormen en je dagelijks een overvloed van prachtige dingen brengen die je nog niet kende en die je de heerlijke wijdte laat zien van de brede weg die je naar God voert. (De Voor, 83)

Misschien vraagt meer dan een zich af: wij christenen, waarop moeten wij hopen? De wereld biedt ons toch al veel goede dingen, aantrekkelijk voor dat hart van ons dat geluk zoekt en vol verlangen de liefde najaagt. Anderzijds willen wij handenvol vrede en vreugde zaaien. Wij willen niet bevredigd worden met het bereiken van persoonlijke voorspoed en wij streven ernaar dat alle mensen om ons heen gelukkig zijn.

Jammer genoeg vergeten mensen met een oprechte maar afgestompte visie, met enkel vergankelijke en vluchtige idealen, dat de aspiraties van de christen gericht moeten zijn op hogere, oneindige toppen. De Liefde zelf van God is wat ons aangaat, wij zullen haar volledig genieten, met een oneindige vreugde. Wij hebben op heel veel manieren vastgesteld, dat de dingen van hier beneden van voorbijgaande aard zijn, zoals alles, bij het eind van de wereld. Zelfs eerder voor ieder van ons, bij de dood, want onze rijkdommen en roem vergezellen ons niet in het graf. Daarom hebben we, op de wieken van de hoop, die ons hart bezielt zich te verheffen tot God, geleerd te bidden: in te Domine speravi, non confundar in aeternum (Ps 30, 2), in U heb ik mijn hoop gesteld, want Gij voert mij bij de hand, nu en elk moment, door de eeuwen der eeuwen.

Vrienden van God, 209
Ontvang berichten per e-mail

email