“Een van hart en een van ziel"

Als kind van God en met zijn genade moet je een sterke man of vrouw zijn, iemand van woorden en daden. We zijn geen kasplantjes. We leven midden in de wereld waar we zijn blootgesteld aan alle weersomstandigheden, aan warmte en kou, aan regen en storm..., maar daarbij zijn we altijd trouw aan God en aan zijn Kerk. (De Smidse, 792)

Het heilswerk van de Kerk is, elke dag opnieuw, als een groot geweven doek dat wij de Heer aanbieden, want wij - allen die gedoopt zijn - vormen samen de Kerk.

Met trouw en edelmoedigheid zal dat doek prachtig en perfect worden. Maar als de één hier een draadje los laat zitten en een ander daar, en weer een ander aan de achterkant van het doek..., hebben we in plaats van een mooi geweven doek een stuk stof dat aan flarden is.
De Smidse, 640

Vraag God dat het hart van allen in onze Moeder de heilige Kerk - zoals in de tijd van de eerste christenen - één en hetzelfde is, opdat tot het einde der tijden de woorden van de Schrift werkelijk vervuld worden: Multitudinis autem credentium erat cor unum et anima una, de menigte die het geloof had aangenomen, was een van hart en een van ziel.
Ik zeg je in alle ernst: breng geen schade toe aan deze heilige eenheid. Maak dit tot thema van je gebed!
De Smidse, 632

Draag je gebed, je boete en je werk voor dit doel op: Ut unum sint! Opdat alle christenen eenzelfde wil, eenzelfde hart en eenzelfde geest hebben en daardoor, geheel verenigd met de paus, naar Jezus gaan door Maria. Omnes cum Petro ad Iesum per Mariam!
De Smidse, 647

Ontvang berichten per e-mail

email