Over de eenheid onder christenen

Tijdens de algemene audiëntie van 21 januari sprak paus Benedictus XVI over de Gebedsweek voor de Eenheid der Christenen.

Deze Gebedsweek is een geestelijk waardevol initiatief en sluit goed aan bij het innig gebed van Jezus tot de Vader op de vooravond zijn lijden: opdat zij allen één mogen zijn (...) opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt (Joh. 17, 21). Wel vier keer smeekt de Heer dat zijn leerlingen één mogen zijn naar het beeld van eenheid tussen de Vader en de Zoon. Als doel van die eenheid geeft Jezus twee keer aan: opdat de wereld gelove. De volle eenheid is dus verbonden met het leven en de zending van de Kerk in de wereld. Het is onze verantwoordelijkheid dat in de wereld de gave van eenheid zichtbaar wordt en daardoor ons geloof geloofwaardig. Belangrijk is daarom dat iedere christelijke gemeenschap zich bewust wordt van de urgentie te werken aan dit grote doel. Maar wij weten ook dat de eenheid voor alles een gave van de Heer is en het is dus nodig er tegelijkertijd onvermoeibaar en met vertrouwen voor te blijven bidden.

Als gebedsthema gelden de woorden van de profeet Ezechiël: Voeg beide stukken dan samen tot één geheel in uw hand (Ez. 37, 17). In deze tekst beveelt de Heer de profeet twee stukken hout te nemen – een als symbool voor Juda en zijn stammen, het andere als symbool voor Jozef en het hele met hem verenigde huis van Israël – en die twee stukken samen te voegen, zodat zij één hout vormen en worden in zijn hand. Het gaat om de parabel van de eenheid. De volksgenoten die om een verklaring vragen zal Ezechiël uitleggen dat de Heer zelf beide stukken hout neemt en samenvoegt, zodat beide rijken met de onderling vijandige stammen in zijn hand één worden. De hand van de profeet ziet men als hand van God, die zijn volk en uiteindelijk de hele mensheid bij elkaar brengt en verenigt. Wij kunnen de woorden van de profeet ook projecteren op de christenen, als een aansporing te bidden, te werken en alles te doen opdat de eenheid van alle leerlingen van Christus tot stand gebracht kan worden en onze hand instrument mag zijn voor de één makende hand van God. De Heer wenst dat zijn hele volk geduldig en volhardend voortgaat naar het doel van de volle eenheid en ziet daarin de Kerk van de toekomst. Het is een taak die deemoed en gehoorzaamheid aan het gebod van de Heer vereist, die deze houding zal zegenen en vrucht laten dragen.

Verderop lezen wij bij Ezechiël hoe betekenis en voorwaarden van de eenheid van de verschillende stammen in een verenigd rijk worden verdiept. In de diaspora onder de heidenen hadden de Israëlieten onjuiste cultussen leren kennen, foute levensopvattingen laten rijpen en zeden aangenomen tegengesteld aan de goddelijke wet. Dan verklaart de Heer dat zij zich niet meer zullen bezoedelen met hun gruwelijke afgoden en met al hun misdaden (Ez. 37, 23). In deze omstandigheid van innerlijke vernieuwing zullen ze mijn geboden opvolgen en mijn voorschriften stipt onderhouden (...) dan sluit Ik met hen een altijddurend vredesverbond (...) en vestig mijn heiligdom in hun midden voor altijd (Ez. 37, 26).

Het visioen van Ezechiël is bijzonder welsprekend voor heel de oecumenische beweging, omdat het de onontbeerlijke eis van een authentieke innerlijke hernieuwing centraal stelt. Daarvoor dienen wij open te staan. Het decreet over de katholieke deelneming aan de oecumenische beweging van Vaticanum II zegt: Iedere vernieuwing van de Kerk bestaat wezenlijk in het vergroten van de trouw aan haar eigen roeping. Daarom ligt hierin ongetwijfeld de zin van het streven naar eenheid (Tweede Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 6). Het decreet onderstreept ook de innerlijke dimensie van de bekering van het hart. Een ware oecumenische beweging, zonder innerlijke ommekeer, is niet mogelijk. Want uit vernieuwing van geest, zelfverloochening en onbelemmerde schenking van liefde wordt het verlangen naar eenheid geboren en tot rijpheid gebracht (Tweede Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 7)

Laten wij de mogelijkheid van de Gebedsweek benutten en de Heer bidden de oecumenische ijver en dialoog te mogen voortzetten en intensiveren. In de context van het Paulusjaar kunnen wij er niet omheen ook te wijzen op wat hij schrijft over de eenheid van de Kerk aan de gemeenschap van Efeze: één lichaam en één Geest, zoals gij ook geroepen zijt tot een en dezelfde hoop waarvoor Gods roeping borg staat: één Heer, één geloof, één doop (Ef. 4, 4-5). Maken wij ons deze wens van Paulus eigen.

© 2009, Libreria Editrice Vaticana

Samenvatting: Sjef Adams (Katholiek Nieuwsblad)

Paus Benedictus XVI // Audiëntie