"Ik voel de last van het Opus Dei en de kracht van God"

Na zijn benoeming tot prelaat van het Opus Dei, nu tien jaar geleden, had mgr. Javier Echevarría een vraaggesprek met het tijdschrift ‘Época’ over zijn leven. Hier staat het eerste deel van het interview van 2 mei 1994.

Waar bent u geboren? Hebt u familie?

Ik ben op 14 juni 1932 geboren in Madrid, in de calle Fortuny. Mijn vader was ingenieur, docent aan de Technische Universiteit. Meer dan de andere kinderen had hij mij voorbestemd ingenieur te worden. Vandaar dat hij mij in die richting wilde sturen. Hij schreef zelfs een boek met het oog op mijn voorbereiding. Maar ik voelde me meer aangetrokken tot talen, geschiedenis, en zo. Mijn vader hielp mij bij mijn wiskundelessen. Als ik een opgave niet kon oplossen, wist hij wel drie of vier verschillende manieren om mij de som uit te leggen. Juist door deze overvloed kreeg ik een hekel aan wiskunde. Ik gaf de voorkeur aan rechten.

Om de advocatuur in te gaan?

Nee, ik wilde effectenmakelaar worden – zoals mijn grootvader – om kapitaal te maken en een goed leventje te leiden. Toen mengde God zich in mijn leven en veranderde ik mijn plannen. Ik studeerde canoniek recht in Rome aan het Angelicum en burgerlijk recht aan de Universiteit van Lateranen. In beide richtingen behaalde ik het licentiaat en het doctoraat.

Hoeveel broers en zussen hebt u?

Wij zouden met zijn elven hebben kunnen zijn, maar er zijn er maar acht geboren. Ik ben de jongste van de zeven die nog leven. Daardoor heb ik bijna vijftig oomzeggers... Mijn familie komt oorspronkelijk uit Guipúzcoa, maar mijn grootouders vestigden zich al in Madrid.

Hoe hebt u het Werk leren kennen?

Ik had een neef die van het Opus Dei was, maar ik had het nooit nodig gevonden hem daarnaar te vragen. In het blad Catolicismo verscheen in 1944 een reportage over de eerste drie leden van het Opus Dei, ingenieurs, die priester gewijd werden. Een vriend van mij zag in 1948, bij toeval, bij hem thuis dat blad en vertelde erover aan de zes of zeven vrienden van onze club. Dat was gloednieuw voor ons, mijn vrienden waren behoorlijk geïnteresseerd. Ik, eerlijk gezegd, niet. Op een zondagmiddag, 6 juni, zouden wij naar de film gaan. Mijn vriend belde mij op en stelde mij voor de plannen te veranderen: “Lijkt het je wat, als wij met zijn allen naar een studentenhuis gaan in de calle Diego de León om eens te zien, wat dat Opus Dei nu eigenlijk is?” En daar zijn wij met zijn zessen naar toe gegaan. Wij waren daar zeer welkom. Wij werden niet zozeer als groep ontvangen, maar ieder van ons kon praten met een lid van het Opus Dei en vragen wat hij wilde. Vanaf dat moment draag ik in mijn portefeuille een prachtig prentje van Isidoro Zorzano, een ingenieur, lid van het Opus Dei, wiens zaligverklaringsproces net aanhangig gemaakt was. Een ‘heilige leek’ dat sprak mij wel aan, iemand om na te volgen. Dat gebeurde allemaal de avond voordat mijn vader stierf. Hij was bezig de zomervakantie van ons gezin in San Sebastián te regelen, toen hij een hartaanval kreeg. Wij kregen niet het bericht, dat hij overleden was, maar dat hij het erg slecht maakte. Ik herinner mij, dat ik voor hem bad, met het prentje van Isidoro.

Die zomer bleven wij in Madrid. Dat was nog nooit gebeurd. En het gaf mij de gelegenheid regelmatig een centrum van het Werk te bezoeken, dat – alweer toeval – bij ons in de straat was. De familie Echevarría was weer teruggegaan naar de calle Españoleto. Españoleto was ook de naam van het jongerenhuis, waar zij mij, elke keer als ik er binnen kwam vallen, een of ander klusje aan het huis lieten doen: een paar oude stoelen schoonschuren om ze opnieuw te verven; helpen bij het opschilderen van de muren; een handje uitsteken bij wat timmerwerk Ik vond het plezierig mij nuttig te voelen en behandeld te worden als iemand die iets voor de anderen kon doen. Op 8 september vroeg ik lid te mogen worden van het Werk. Ik was toen zestien jaar.

Wat heeft u over de drempel gehaald

De sfeer van blijdschap: zij studeerden en werkten als gekken en waren tegelijkertijd heel tevreden. Het feit dat men zonder van levensstaat te veranderen heilig zou kunnen worden en daaraan door zijn beroep goed uit te oefenen zou kunnen meewerken. En het geweldige vooruitzicht Christus aan heel veel mensen te brengen. Vanaf dat ik heel jong was, ging ik graag met mensen om en ik vond het fijn veel goede vrienden te hebben.

Hoe leerde u de stichter van het Opus Dei kennen?

Vanaf 1946 woonde de stichter al in Rome, ook al kwam hij met een zekere regelmaat naar Spanje. Tijdens een van deze reizen, in november 1948, werden wij uitgenodigd voor een samenzijn met hem in Diego de León. Je een kind voelen van wie binnen het Werk de geestelijke vader is, is onlosmakelijk verbonden met het charisma van de roeping tot het Opus Dei en maakt er deel van uit. Zonder dat iemand mij daartoe aanzette, wilde ik de stichter leren kennen. Toen dat samenzijn begon – wij waren met ongeveer vijfendertig man – richtte de stichter zich tot ons drieën die het kortst bij het Werk waren. Hij stelde ons voor aan het eind van dezelfde middag samen met hem kennis te gaan maken met Molinoviejo, een huis in het open veld bij Segovia voor bijeenkomsten en retraites.

Wij gingen met zijn zessen in een oude Vauxhall. De stichter zat achterin, ik voor waar we met zijn tweeën op een stoel zaten. Aan het stuur zat dokter Odón Moles. Tijdens die tocht deden wij van alles: wij praatten, zongen, lachten, baden... De stichter vertelde ons over het enorme aantal apostolische taken die het Werk in alle delen van de wereld zou moeten vervullen en die ons te wachten stonden. Met zijn volle bariton zong hij straatliedjes, liefdesliedjes die hij tot God richtte: “Ik heb een liefde die mij vervult van blijdschap...” Hij maakte grappen met ons: toen wij in een bocht van de weg een oud, lelijk, vervallen huisje zagen, zei hij: “kijk, daar is Molinoviejo!” Wij trapten er een paar keer in. Wel, ik werd wagenziek, en moest overgeven... Het zwarte pak dat ik wegens de rouw om mijn vader droeg was helemaal besmeurd. Hij hielp me het schoon te maken, bevrijdde me uit de netelige situatie, zorgde ervoor dat wij de tocht vervolgden met open ramen, ondanks de novemberkou, en keek met een zo liefdevolle blik naar me, dat ik echt voelde, dat er iemand voor me zorgde, niet alleen als een vader, maar als een al te goede vader.

In Molinoviejo bezochten wij de kapel. Een aantal studenten waren deze onder leiding van iemand die aan de kunstacademie studeerde, aan het opknappen. In de achterkant van het houten koorgestoelte hadden zij een paar aanroepingen en lofbetuigingen uit de litanie van de heilige Maagd Maria gesneden. Ik was onder de indruk van de tederheid en de kracht van de liefde van de stichter voor Maria. Hij las de inscripties, sprak ze hardop uit, een voor een, met een vurige enthousiaste stem, alsof hij liefdesverzen opzei voor zijn beminde. Hij was tegelijk fijngevoelig en direct, heel vergeestelijkt en een man uit een stuk. Het was duidelijk, dat de stichter bij het uitspreken van deze frasen, aan het bidden was.

Klik voor de integrale tekst van het interview op de link rechts op het scherm.

Pilar Urbano, Época