"Het is de moeite waard" (II): Gezegend degene die op de Heer vertrouwt

De Heilige Schrift geeft ons geen theoretisch antwoord over wat trouw is, maar laat ons zien wie trouw is.

Op sommige audioapparaten hebben we bij de beschrijving van de functies misschien de letters "hi-fi" zien staan. High fidelity is een garantie dat het gereproduceerde geluid heel dicht bij het origineel staat. Het doel, zowel voor de spreker als voor de luisteraar, is om contact te kunnen hebben met het oorspronkelijke geluid, met de eerste opname, zonder die te veranderen. Hier wordt ‘trouw’ opgevat als nauwkeurigheid, als het vermogen om iets intact te houden. In de cultuur van het oude Midden-Oosten, waar Gods openbaring aan het volk Israël plaatsvond, verschilt het begrip trouw echter enigszins van dit gebruik. Trouw wordt niet gekoppeld aan nauwkeurigheid, maar de nadruk ligt op andere aspecten zoals degelijkheid, stabiliteit of duurzaamheid in de tijd, betrouwbaarheid, loyaliteit en waarachtigheid. Bovendien is trouw in bijbelse taal ook nauw verbonden met de barmhartigheid van God de Vader, een aspect waardoor het niet zo zinvol is om over nauwkeurigheid te spreken.

Niet zoals de andere goden

Als we in de Heilige Schrift naar een volledige definitie van trouw zoeken, zullen we die niet vinden. Maar als we ons tot de heilige boeken wenden om ons af te vragen wíe trouw is, geven zowel het Oude als het Nieuwe Testament een duidelijk antwoord: God is trouw (vgl. Deut 32,4; 1 Kor 1,9; 1 Thess 5,24 en anderen). Wat betekent het dat God trouw is? Waarom is de trouw een karakteristiek van de Heer die zo vaak wordt benadrukt?

Aan de ene kant is de God van Israël trouw in tegenstelling tot de goden van de naburige volken. ‘God is het fundament van de hoop; niet zomaar een god.’[1] De heidense mythen tonen ons goden die zich wispelturig en grillig gedragen; soms zijn ze goed, soms zijn ze slecht, je weet nooit hoe ze zullen reageren. Daarom is het onredelijk om op hen te vertrouwen. In Egypte en Mesopotamië werden de goden bijvoorbeeld vaak afgebeeld in de vorm van een stier, een leeuw, adelaar, draak of andere dieren. Deze goden werden dan ook vereerd met gedragingen die lijken op wat wij zouden doen tegenover een dreigend dier: zijn honger stillen, zijn woede bedaren of gewoon zijn rust niet verstoren.

Dit is niet het geval in Israël. De wet van Mozes verbiedt juist om de Heer onder allerlei gedaanten voor te stellen (vgl. Ex 20,4; Lev 19,4). De God van Israël aanvaardt offers en offergaven, maar Hij doet dat niet omdat Hij ze nodig heeft of omdat Hij er afhankelijk van is (vgl. Ps 50,7-15; Dan14,1-27). In tegenstelling tot de valse goden, betekent de trouw van de Heer dat Hij niet grillig en wispelturig is, dat we op de een of andere manier kunnen verwachten hoe Hij zal handelen. Tegelijkertijd impliceert deze trouw niet dat de Heer een vast gedragspatroon volgt of dat zijn manier van ingrijpen in de geschiedenis repetitief is. God is vrij, transcendent en soeverein, ‘Hij is zelf alle beweging en alle schoonheid en alle grootheid’[2], zodat zijn trouw aan het verbond niet betekent dat Hij niet verrassend kan zijn (vgl. Jes 43,16-19). Hij kan ons verbazen of verbijsteren. God zegt bij monde van de profeet Jesaja: Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten, en uw wegen niet mijn wegen, zo luidt de godsspraak van Jahwe, want zoals de hemel hoger is dan de aarde, zo gaan ook mijn wegen uw wegen te boven, en mijn gedachten uw gedachten’ (Jes 55,8-9). God redt zijn volk altijd, maar Hij doet dat niet altijd op dezelfde manier. Dus ‘Hij kan met zijn nieuwheid altijd ons leven en onze gemeenschap vernieuwen en ook al maakt de christelijke boodschap donkere tijden en kerkelijke zwakten door, zij veroudert nooit.’[3]

Behalve dit verschil is een veel voorkomende misvatting in de relatie van de mens met God dat we Hem willen beïnvloeden of gebruiken naar eigen goeddunken. Daarom waren waarzeggerij en soortgelijke praktijken in Israël streng verboden (vgl. Lev 19,26,31). Dat God trouw is aan zijn woord betekent niet dat zijn manier van handelen altijd hetzelfde is, en bijgevolg voorspelbaar en controleerbaar voor ons mensen. We kunnen er zeker van zijn dat Hij altijd van ons zal houden, ook al weten we vaak niet hóe Hij dat doet. Zijn logica overtreft altijd de onze. Soms geeft Hij ons meer dan Hij beloofd heeft, of vervult Hij een profetie op een ongebruikelijke manier. ‘Er is niets stars of statisch aan trouw; ze is creatief.’[4]

Een God die ‘rijk is aan barmhartigheid en trouw’

De Bijbel verzekert ons dat de Heer, in tegenstelling tot de valse goden van de naburige volkeren, trouw is; hoewel de geïnspireerde tekst dit in feite vooral beklemtoont in tegenstelling tot de trouw van de mensen: ‘de Heerlijkheid van Israël liegt niet en kent geen berouw; Hij is immers geen mens dat Hij terug zou komen op een besluit!’ (1 Sam 15,29). In tegenstelling tot onze ervaring met mensen spreekt de Heer altijd de waarheid, Hij komt niet terug op zijn beloften: ‘God is geen mens, Hij liegt niet, Hij is geen mensenkind, Hij krijgt van zijn woord geen spijt. Hij zou zeggen en niet doen? Hij zou beloven en niet volbrengen?’ (Num 23,19). Alleen God is absoluut standvastig en betrouwbaar; op Hem kan men bouwen met de zekerheid niet teleurgesteld te worden. Daarom kan Benedictus XVI zeggen: ‘Terwijl alles voorbijgaat en verandert, gaat het Woord van de Heer niet voorbij. Als de wisselvalligheden van het leven maken dat we ons verloren voelen en alle zekerheid lijkt in te storten, dan kunnen we rekenen op een kompas om ons te oriënteren, dan hebben we een anker dat ons ervoor behoedt af te drijven’.[5]

Het boek Exodus vertelt ons dat God op de berg Sinaï het verbond met zijn volk hernieuwde, na de zonde van het gouden kalf. Maar voordat Hij Mozes voor de tweede keer de tafelen van de wet gaf, ging God hem voorbij en riep: ‘Jahwe! Jahwe is een barmhartige en medelijdende God, lankmoedig, groot in liefde en trouw.’ (Ex 34,6). Deze woorden worden vaak beschouwd als een tweede openbaring van Gods naam, na de openbaring die enige tijd eerder, ook aan Mozes, had plaatsgevonden. Deze beschrijving van hoe God is vinden we met kleine variaties vaak herhaald in andere tekstgedeelten in verschillende boeken van het Oude Testament.[6] Daarom zegt de heilige Jozefmaria: ‘Als je de heilige Schrift leest zul je voortdurend de barmhartigheid van God ontdekken. (…) We kunnen ons heel veilig voelen bij de barmhartigheid van de Heer!’.[7]

Israël weet dat zijn Heer barmhartig en trouw is, niet alleen omdat Hij dat op de Sinaï tegen Mozes zei, maar vooral omdat het volk dat in zijn eigen geschiedenis aan den lijve heeft ondervonden. God heeft deze eigenschap van zijn trouw niet alleen getoond door haar te verkondigen, maar door haar in zijn daden te laten zien. Gods trouw is een ervaring van de verlossing die Israël in de loop der tijd heeft beleefd. ‘Jahwe, Gij zijt mijn God, U verheerlijk ik, uw naam prijs ik. Want Gij hebt uw wonderbare raadsbesluiten uitgevoerd, vaststaand en standvastig van oudsher’ (Jes 25,1). De daden van God tonen zijn trouw; Israël getuigt keer op keer dat zijn barmhartigheid niet verdwijnt als de mensen ontrouw zijn. ‘Overvloed geeft Hij, de Heer: tot in eeuwigheid is zijn genade, van geslacht tot geslacht is zijn trouw’ (Ps 100,5). Maria drukt in het Magnificat deze wezenstrek van God uit, die zo duidelijk is voor iedereen die de Bijbelse geschiedenis kent. De moeder van Jezus prijst God omdat Hij haar nederigheid heeft opgemerkt, omdat Hij grote dingen aan haar heeft gedaan, ‘gedachtig zijn barmhartigheid voor eeuwig, tegenover Abraham en zijn geslacht, gelijk Hij had gezegd tot onze vaderen’ (Lc 1,54-55). De heilige Johannes Paulus II heeft gezegd: ‘in het Magnificat, een waarlijk theologische lofzang omdat ze Maria's ervaring van het gelaat van God openbaart, is God niet alleen de Machtige, voor wie niets onmogelijk is, zoals Gabriël had verklaard (vgl. Lc 1,37), maar ook de Barmhartige, die in staat is tot tederheid en trouw tegenover iedere mens’.[8]

In Jezus gaan de beloften in vervulling

De trouw is een karakteristiek attribuut van God in zijn relatie met de mensen, vooral met zijn volk op basis van het verbond. En om de kracht van dit verbond te beschrijven, gebruiken de profeten een aantal beelden. Eén daarvan is dat van het huwelijk, dat we vooral uitgewerkt zien in de boeken van Hosea, Jeremia en Ezechiël. Dit beeld benadrukt de barmhartigheid van de Heer, die bereid is om te vergeven en het verbond te herstellen ondanks de herhaaldelijke ontrouw van Israël. Een ander beeld is dat van het vader- en moederschap. Het boek Jesaja gebruikt het meerdere keren, op een ontroerende manier, om te benadrukken hoe God zijn volk nooit in de steek zal laten: ‘Sion zei: “Jahwe heeft mij verlaten, de Heer heeft mij vergeten.” Zal een vrouw haar zuigeling vergeten. Een liefhebbende moeder het kind van haar schoot? En zelfs als die het zouden vergeten, Ik vergeet u nooit! Zie, in mijn handpalmen heb Ik u geschreven’ (Jes 49, 14-16).

Jezus haakt aan bij heel deze erfenis van trouw en barmhartigheid, zoals die in het Oude Testament verwoord is, om te openbaren dat dit goddelijk handelen in zijn persoon wordt voortgezet. Zo herhaalt de Heer in zijn klaagzang tegenover de menigte het orakel van Jesaja waarmee Hij ons eraan herinnert dat God ons nooit vergeet: ‘Jerusalem, Jerusalem, dat de profeten doodt en stenigt die tot u zijn gezonden! Hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen verzamelen, zoals een kloek haar kuikens verzamelt onder haar vleugels, maar gij hebt niet gewild’ (Mt 23,37). Jezus Christus voelt zich gegriefd door de weerspannigheid van de mensen, door de hardheid van hun hart, tegenover de vasthoudendheid – de trouw – van de liefde van God.

Jezus wordt ook geïnspireerd door een tekst van de profeet Jesaja waarin die zegt dat Israël de wijngaard van de Heer is (vgl. Jes 5,7), en zo vat Hij de geschiedenis van Gods trouw tegenover de menselijke ontrouw samen door de parabel van de misdadige wijnbouwers te vertellen (vgl. Mc12,1-12). Daarin besluit de eigenaar van de wijngaard, nadat verscheidene dienaren hem alsmaar de vruchten waar hij recht op had geweigerd hadden, als laatste redmiddel zijn zoon te sturen. Maar de wijnbouwers doden hem. Op dezelfde manier is de komst van Jezus, de eniggeboren Zoon van God, en zijn dood aan het kruis de volmaakte uiting van de trouw en barmhartigheid van de God van Israël; nadat Hij Hem gezonden heeft om voor ons te sterven, kan God niets groters meer doen (vgl. Heb 1,1-2).

De apostelen waren zich tijdens hun prediking bewust van de relatie tussen het paasmysterie van Christus – zijn lijden, dood en verrijzenis – en Gods trouw aan zijn oude beloften. Jezus is ‘Amen, de getrouwe en waarachtige getuige’ (Apok 3,14), vertelt het boek Openbaring ons. In de tweede brief van Paulus aan de Korintiërs vinden we de meest expliciete verklaring hiervan: ‘God staat er borg voor: het woord dat wij tot u spreken is niet tegelijk ja en nee. De Zoon Gods, Christus Jezus, die door ons onder u is verkondigd, door mij en Silvánus en Timoteüs, Hij was niet “Ja” en “Nee”; in Hem was slechts “Ja”. Want alle beloften van God zijn in Hem waargemaakt’ (2 Kor1,18-20). En deze overtuiging is opgenomen in het geloof van de Kerk, die voortdurend heeft verkondigd dat Jezus de trouwe vervulling is van alles wat God heeft beloofd (vgl. 1 Kor 15,3-4).

Al zijn wij niet trouw, Hij blijft trouw

Met betrekking tot degenen die tijdens zijn aardse leven niet in Christus geloofden, drukt Paulus zich als volgt uit, waarbij hij de nadruk legt op de grootheid van de Heer: ‘Gij zegt dat sommigen van hen ontrouw zijn geworden? Dan vraag ik u: kan hun ontrouw Gods trouw tenietdoen? Dat nooit!’ (Rom 3, 3-4). Op God kunnen we volledig vertrouwen. ‘Mogen dan anderen hun kracht in strijdkarren zoeken, in paarden – óns gaat dit éne slechts aan: de naam van Jahwe, onze God’ (Ps 20,8), zegt de psalmist, waarmee hij zijn vertrouwen in de Heer uitspreekt in plaats van in menselijke strategieën voor de strijd. ‘Want wie is er God, behalve Jahwe; wie een rots dan Hij, onze God?’ (2 Sam 22,23), zo zegt de Heilige Schrift in de zogenaamde lofzang van David. Alleen van God kan gezegd worden dat Hij de Rots is waarop je zonder angst kunt steunen en bescherming zoeken. De toepassing van de term “Rots” op God komt zo vaak voor in het Oude Testament[9], dat men soms gewoon “de Rots” zegt en dan begrijpt men, dat men het over Hem heeft. Door te hameren op de trouw van God en deze vaak af te zetten tegen de wispelturigheid van de mensen, lijkt de Heilige Schrift niet veel ruimte te laten voor de menselijke trouw. Maar in plaats van een pessimistische kijk op de krachten van de mens, is het een realistische en diepgaande bevestiging van onze zwakheid tegenover zijn macht. Dit maakt het gemakkelijker om dit harde orakel van Jeremia te begrijpen: ‘Vervloekt is hij die op mensen vertrouwt, die steunt op een schepsel en zich afkeert van Jahwe. Hij is een kale struik in de steppe; nooit krijgt hij regen. Hij staat op dorre woestijngrond in een onvruchtbaar, verlaten gebied. Gezegend is hij die op Jahwe vertrouwt en zich veilig weet bij Hem. Hij is een boom aan een rivier met wortels tot in het water. Hij heeft geen last van de hitte, zijn bladeren blijven groen. Een tijd van droogte deert hem niet, hij blijft vrucht dragen’ (Jer 17,5-8).

Het is belangrijk om te begrijpen dat mensen niet trouw kunnen zijn in dezelfde zin als God trouw is. Het antwoord van de mens op de trouw van de Heer is niet een onberispelijk, perfect gedrag, maar geloof (vgl. Gen 15,6; Heb 11,1). Feit is, dat in het Hebreeuws hetzelfde werkwoord wordt gebruikt om te zeggen dat God trouw is en om te zeggen dat een mens in Hem gelooft. Het Nieuwe Testament noemt degenen die op Jezus Christus vertrouwen ‘gelovigen’ (vgl. Hand10,45). Wat de Heer van ons wil, is niet dat we zo standvastig en trouw zijn als Hij, wat onmogelijk zou zijn, maar dat we al ons vertrouwen op Hem stellen, zoals Maria deed en zoals de heiligen hebben gedaan, ‘want Hij die de beloften deed is betrouwbaar’ (Heb 10,23). En bovenal wil de Heer dat we onze zonden erkennen en Hem om vergeving vragen. ‘Als we beweren zonder zonde te zijn, bedriegen we onszelf en woont de waarheid niet in ons’, zegt de eerste brief van Johannes. ‘Als we onze zonden belijden, is Hij zo getrouw en genadig, dat Hij onze zonden vergeeft en ons reinigt van alle kwaad’ (1 Joh 1,8-9). Ook al zijn we zondaars, de Heer laat ons nooit alleen. ‘Als wij ontrouw zijn, blijft Hij trouw: Zichzelf verloochenen kan Hij niet’ (2 Tim 2,13).

‘Onze trouw is niet meer dan een antwoord op de trouw van God. God die trouw is aan zijn woord, die trouw is aan zijn belofte.’[10] In diezelfde geest heeft de prelaat van het Opus Dei gezegd: ‘Het geloof in de trouw van God geeft kracht aan onze hoop, ook al brengt onze persoonlijke zwakheid ons er soms toe niet helemaal trouw te zijn in kleine dingen en bij gelegenheid misschien ook in grote dingen. De trouw bestaat er daarom in om – met de genade van God – de weg van de verloren zoon te gaan’.[11] Het belangrijkste is om altijd terug te keren naar degene die de belofte vervult, om vol geloof terug te keren naar de Rots die ons altijd verwacht.


[1] Benedictus XVI, encycliek Spe salvi, nr. 31.

[2] Heilige Jozefmaria, Vrienden van God, nr. 190.

[3] Paus Franciscus, apostolische exhortatie Evangelii Gaudium, nr. 11

[4] Benedictus XVI, homilie, 12-9-2009.

[5] Benedictus XVI, Angelus, 12-12-2010.

[6] Vgl. Num 14,17-18; Dt 7,9-10; Ps 86,15; 145,8; e.a.

[7] Heilige Jozefmaria, Christus komt langs, nr. 7.

[8] Heilige Johannes Paulus II, audiëntie, 6-11-1996

[9] Vgl. bv. Dt 32,4; 1 Sam 2,2; 2 Sam 22,2; Ps 19,15; 28,1; e.a.

[10] Paus Franciscus, homilie, 15-4-2020

[11] Mgr. Fernando Ocáriz, pastorale brief, 19-3-2022

Juan Carlos Ossandón