De opvoedingstaak van het gezin (2)

Met de kinderen praten over kwesties die hen interesseren, voorbeeld geven en niet bang zijn om een positieve invloed op hun leven uit te oefenen, zijn een paar van de uitdagingen van de opvoeding. Wij publiceren het tweede artikel over dit thema aangaande het gezin.

De menselijke persoon verwezenlijkt zich, vormt zichzelf door middel van zijn vrije beslissingen. Zoals men weet, bestaat de vrijheid er niet in eenvoudig de ene optie of de andere te kunnen kiezen, maar in het vermogen baas over zichzelf te zijn om zich op het ware goed te richten. Daarom is een centraal aspect in de opvoeding van de kinderen juist: ze te vormen tot vrije mensen, zodat ze het goede willen doen: dat wil zeggen, dat ze dat niet alleen willen omdat het hun is opgedragen, maar juist omdat het op zich goed is.

Heel vaak worden de kinderen méér opgevoed door wat ze thuis zien en ondervinden – in een sfeer van vrijheid, vreugde, genegenheid en vertrouwen –, dan door wat hun met woorden wordt bijgebracht. Daarom bestaat de opvoedingstaak van de ouders erin, ze niet zozeer te vertellen over deze liefde voor de waarheid die de sleutel is tot de vrijheid, maar ze ermee aan te steken.

Op deze manier en met de hulp van de genade van God groeien de kinderen op met het verlangen hun leven te richten op deze volle Waarheid, de enige die in staat is zin aan het bestaan te geven en de diepste verlangens van het menselijk hart te verzadigen. [1]

Een liefde die eisen stelt

Opvoeden tot vrijheid is een hele kunst, heel vaak niet echt gemakkelijk. Zoals Benedictus XVI aangeeft, «komen we tot het punt, dat misschien het meest netelige van de opvoedingstaak is: het juiste evenwicht vinden tussen vrijheid en discipline. Zonder gedrags- en leefregels, dag na dag ook op kleine zaken toegepast, wordt het karakter niet gevormd en voorbereid om de beproevingen aan te kunnen, waaraan het in de toekomst niet zal ontbreken. Maar de pedagogische band tussen ouders en kind is vóór alles een ontmoeting van twee vrije personen en de goed gelukte opvoeding is vorming in het juiste gebruik van de vrijheid.» [2]

Een nuttig uitgangspunt om op een geschikte manier deze taak om eisen en vrijheid met elkaar in overeenstemming te brengen aan te pakken, is zich te herinneren dat het christelijk geloof en zijn moraal de sleutel zijn tot het geluk van de mens. Christen zijn kan veeleisend zijn, maar het is nooit benauwend, maar geweldig bevrijdend.

Het doel is dat de kinderen van jongs af aan thuis ervaren, dat de mens «zich niet volledig kan verwezenlijken als hij zichzelf niet met oprechte toewijding aan de andere mensen geeft». [3] En dat een persoon die ten volle het christelijk leven leeft «geen saaie en conformistische  persoon is; hij verliest zijn vrijheid niet. Alleen de mens die zich geheel in de handen van God verlaat vindt de echte vrijheid, de grote en creatieve weidsheid van de vrijheid van het goede.» [4]

Het christelijk leven is eigenlijk het enige gelukkige leven; het enige dat bevrijdt van de droefheid van een bestaan zonder God. Benedictus XVI heeft dat zeer krachtig aan het begin van zijn pontificaat gezegd: «wie zijn hart opent voor Christus verliest niets, niets -absoluut niets- van wat het leven vrij, mooi en groots maakt. Nee!! Alleen door deze vriendschap openen zich de poorten van het leven. Alleen door deze vriendschap komen de grootse mogelijkheden van het menszijn echt te voorschijn. Alleen door deze vriendschap ervaren wij wat schoonheid is en ons bevrijdt. Zo zou ik nu, tegen jullie allen, beste jongeren, met grote kracht en met veel overtuiging, op basis van de ervaring van een lang persoonlijk leven, willen zeggen: weest niet bang voor Christus. Hij ontneemt jullie niets, en Hij geeft alles. Wie zich aan Hem geeft, ontvangt het honderdvoudige.» [5]

Om dit te bereiken, moeten de ouders allereerst de vreugde om coherent te leven “uitstralen”. De ouders voeden op de eerste plaats op door hun gedrag. Zonen en dochters verwachten van hun ouders belangrijk meer dan slechts een aanvulling van hun nog beperkte ervaring of enkele min of meer goed geplaatste raadgevingen. Zij zoeken bij hen het getuigenis van de waarde en de zin van het leven, van dát leven dat zich tastbaar voor hun ogen afspeelt in de verschillende omstandigheden en situaties die zich in de loop der jaren voordoen ». [6]

De kinderen moeten merken dat het gedrag dat ze in het leven van hun ouders zien geen uitputtingsslag is, maar een bron van innerlijke vrijheid. En de ouders moeten, zonder te dreigen en op een positieve manier, hun kinderen een “innerlijke structuur” geven, ze opvoeden voor deze vrijheid, door ze redenen te geven om te begrijpen waarom het goed is wat hun gevraagd wordt, zodat ze zich dat eigen maken.

Op deze manier wordt hun persoonlijkheid steeds sterker en groeien ze op tot rijpe en vrije mensen die zeker van zichzelf zijn. Zo leren zij zich niet te laten beïnvloeden door allerlei modestromingen, en als het nodig is tegen de stroom in te gaan. De ervaring laat zien dat wanneer de kinderen groter zijn geworden, ze hun ouders voor niets méér dankbaar zijn dan voor deze opvoeding in vrijheid en verantwoordelijkheid.

Hoge waarden voorhouden

Ongetwijfeld heeft de liefde voor de kinderen niets te maken met het toepassen van een zogenaamde “opvoedkundige neutraliteit” –in de praktijk onmogelijk. Van de ene kant mag men niet vergeten, dat als de ouders niet opvoeden, anderen het zullen doen. Altijd, maar tegenwoordig misschien meer dan in het verleden, hebben de maatschappij, de omgeving en de media een aanzienlijke invloed uitgeoefend, die nooit neutraal is. Anderzijds is er tegenwoordig een tendens om waarden te onderwijzen die voor iedereen acceptabel zijn. Deze mogen dan positief zijn, ze zijn dan ook minimaal.

De ouders moeten opvoeden in alle waarden die ze als wezenlijk beschouwen voor het geluk van hun kinderen. Als ouders hun kinderen bijvoorbeeld aansporen om goed te studeren, dan leren deze dat de studie een belangrijke waarde is in hun leven. Als hun ouders er op een aardige manier op aandringen dat ze schoon en netjes gekleed zijn, leren ze dat hygiëne en hoe je eruit ziet echt van belang zijn. Maar als ouders aan andere zaken (bijvoorbeeld over de matigheid, altijd de waarheid zeggen, loyaal zijn, bidden, de sacramenten ontvangen, de zuiverheid beleven, enz.) geen belang hechten, of geen voorbeeld geven en de redenen ervoor uitleggen, kunnen de kinderen intuïtief gaan denken dat deze waarden in onbruik zijn geraakt, dat zelfs hun ouders ze niet beleven of er niet ernstig op aan durven dringen.

Een punt van vitaal belang in deze taak is communiceren. Wat een veelvoorkomende verleiding is, is te denken: “ik begrijp de jeugd van tegenwoordig niet”; “de sfeer van tegenwoordig is heel slecht”; “vroeger zou dit nooit zijn toegestaan”. Een eenvoudig gezagsargument kan misschien even helpen, maar blijkt op den duur altijd onvoldoende. Soms moet men in de opvoeding “argumenteren” met straf en beloning, maar bovenal moet men spreken over de intrinsieke goedheid of slechtheid van een daad, en over het soort leven dat door deze daden ontstaat. Op deze manier wordt het ook makkelijker dat de kinderen de onlosmakelijke band die er bestaat tussen vrijheid en verantwoordelijkheid ontdekken.

Het zal altijd nodig zijn, met de kinderen te redeneren. De heilige Jozefmaria zei in concreto dat de ouders moeten proberen vrienden van hun kinderen te worden: vrienden aan wie ze hun zorgen toevertrouwen, met wie ze hun problemen bespreken, van wie ze een doeltreffende en weldoende hulp verwachten . [7] Om dat te bereiken moeten ze tijd met elkaar doorbrengen, onder vier ogen naar elk kind luisteren, het voortouw nemen om rustig over de centrale thema’s van de verschillende etappes van het bestaan te spreken: de oorsprong van het leven, de crises van de puberteit, de verlovingstijd en zonder enige twijfel – want dat is het belangrijkste – de roeping die God voor iedere mens heeft voorzien.

Zoals Benedictus XVI zegt, «zou de opvoeding heel armzalig zijn als ze beperkt zou blijven tot het verstrekken van denkbeelden en informatie, daarbij de belangrijke vraag omtrent de waarheid terzijde latend, vooral omtrent de waarheid die ons leven richting kan geven.» [8] De ouders moeten niet bang zijn met hun kinderen over alles te praten en evenmin om toe te geven dat ook zij zich vergissen, dat ze fouten maken en dat ze jong zijn geweest: verre van het ondermijnen van hun gezag, maakt dit vertrouwen hun meer geschikt voor hun opvoedkundige taak.

De eerste 'handel'

De opdracht van de ouders tot opvoeden is een taak die ze met hart en ziel horen uit te oefenen en een grote verantwoordelijkheid. De ouders moeten het bovennatuurlijke aspect begrijpen van het stichten van een gezin, van het opvoeden van kinderen, van een christelijke uitstraling in de maatschappij. Van dit bewustzijn van de eigen zending hangen voor een groot deel de doeltreffendheid en het succes van hun leven af: hun geluk. [9]

Ouder zijn is hun eerste bezigheid. De heilige Jozefmaria was gewoon te zeggen dat de kinderen de eerste en beste “handelswaar” van de ouders zijn: het handelen in hun geluk, waar Kerk en maatschappij zo veel van verwachten. En net zoals een professional altijd een edel verlangen blijft houden om te leren en in zijn beroep te verbeteren, horen de ouders het verlangen te koesteren om te leren en vooruit te gaan om betere echtgenoten en ouders te worden.

De heilige Jozefmaria stimuleerde, om dit verlangen te bevorderen, altijd veel practische intiatieven die nog steeds honderden huwelijken bij hun taak helpen: cursussen voor gezinsoriëntatie, jeugdclubs, scholen waar de ouders de belangrijkste hoofdpersonen zijn, enz.

Het is een uitdaging goede ouders te zijn. We moeten de moeite die dit veronderstelt niet verbergen, maar met de genade van God die eigen is aan het sacrament van het huwelijk en met de vreugdevolle en liefdevolle overgave van de echtgenoten, worden alle offers graag gebracht. Het opvoeden van kinderen is geen baan die bepaald wordt door het lot of door het milieu, maar door de liefde. Met deze liefde kunnen de ouders zich vol vertrouwen richten tot God naar Wie alle vaderschap in de hemel en op aarde genoemd wordt [10], opdat Hij het huisgezin beschermt en de kinderen overlaadt met Zijn zegeningen.

Bronnen

1. Vgl. Joh . 8, 32.

2. Benedictus XVI, Boodschap aan het bisdom Rome over de dringende taak van de opvoeding , 21-1-2008.

3. Tweede Vaticaans Concilie, pastorale constitutie. Gaudium et spes , nr. 24.

4. Benedictus XVI, homilie, 8-12-2005.

5. Benedictus XVI, homilie bij het plechtige begin van zijn pontificaat, 24-44-2005.

6. H. Jozefmaria. Als Christus nu langskomt , nr. 28.

7. Ibid ., nr. 27

8. Benedictus XVI, Boodschap aan het bisdom Rome over de dringende taak van de opvoeding , 21-1-2008.

9. H. Jozefmaria. Gesprekken , nr. 91.

10. Ef . 3, 14.

M. Diéz