Wat betekent ‘algemeen welzijn’?

In zijn recente encycliek ‘Fratelli Tutti’, benadrukt paus Franciscus het belang van het 'algemeen welzijn'. Wat betekent ‘algemeen welzijn’ en hoe kunnen we bijdragen om het in de wereld om ons heen te bevorderen?

foto: www.pexels.com

Laten we eens kijken naar het voorbeeld van de barmhartige Samaritaan. De parabel van Jezus roept ons op om onze roeping als burgers van ons land en van de hele wereld opnieuw te ontdekken: bouwen aan een nieuwe sociale band. Die oproep is altijd nieuw, maar is gebaseerd op een fundamentele wet van ons bestaan: we zijn geroepen om mee te bouwen aan een samenleving die het algemeen welzijn nastreeft en met dat doel voor ogen, te blijven volharden in het consolideren van haar politieke en sociale orde, haar netwerk van relaties, haar menselijke doelen. (Fratelli tutti, nr. 66)

Samenvatting

1. Wat is het algemeen welzijn?
2. Wie participeert in het algemeen welzijn?
3. Welk rol speelt de politiek?
4. Wat is de universele bestemmingen van de goederen?


1. Wat is het algemeen welzijn?

Het algemeen welzijn is “het geheel van voorwaarden van sociaal leven, die zowel de groepen als de individuen is staat stellen, hun eigen vervolmaking vollediger en gemakkelijker te verwezenlijken” (Gaudium et Spes, nr. 26).

Uit de waardigheid, de eenheid en de gelijkheid van alle mensen vloeit het principe van het algemeen welzijn voort, waar elk aspect van het sociale leven zich naar moet richten indien het zijn diepste betekenis wil bereiken. In zijn primaire en algemeen aanvaarde betekenis duidt het algemeen welzijn op “het totaal van die sociale voorwaarden, waardoor zowel groepen als enkelingen hun eigen volmaaktheid vollediger en vlugger kunnen bereiken.

Het algemeen welzijn bestaat niet uit de eenvoudige optelsom van het particulier welzijn van elk subject van een sociaal lichaam. Als bezit van allen en van iedereen, is en blijft het “algemeen”, omdat het ondeelbaar is en enkel samen kan bereikt en vergroot en bewaard worden, ook met het oog op de toekomst. Net zoals het moreel handelen van een individu wordt gerealiseerd in het doen van het goede, komt het sociaal handelen tot volle wasdom door het algemeen welzijn tot stand te brengen. Het algemeen welzijn kan in feite worden begrepen als de sociale en gemeenschappelijke dimensie van wat moreel goed is. (Compendium van de sociale leer van de Kerk, nr. 164).

Het algemeen welzijn is altijd gericht op de vooruitgang van de personen: "De ordening van de dingen dient onderworpen te zijn aan de ordening van de personen en niet andersom". Deze ordening heeft de waarheid als grondslag, ze wordt opgebouwd in rechtvaardigheid en wordt door de liefde bezield. (Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 1912).

Overweeg samen met de heilige Jozefmaria

Een mens of een samenleving die niet reageert op noden of onrecht en zich niet inspant om ze te lenigen, is geen mens of samenleving naar het Hart van Christus. Christenen moeten elkaar vinden in het verlangen om de mensheid te dienen — altijd met behoud van volledige vrijheid bij het bestuderen en uitvoeren van verschillende opties binnen een heel natuurlijk pluralisme — want anders zal hun christendom niet het woord en het leven van Jezus zijn, maar een masker, ze zouden God en de mensen bedriegen. (Christus komt langs, nr. 167)

Dit is je taak als christelijk burger: eraan bijdragen dat de liefde en de vrijheid van Christus alle uitingen van het moderne leven gaan beheersen: cultuur en economie, werk en ontspanning, gezinsleven en maatschappelijk leven. (De Voor, nr. 302).

De universiteit moet de studenten vormen in een geest van echte dienstbaarheid, dat wil zeggen, dienst aan de maatschappij door het algemeen belang te bevorderen met hun beroepswerk en hun burgerzin. De studenten moeten zich van hun verantwoordelijkheid bewust zijn. Ze dienen een gezonde onrust ten opzichte van de problemen van hun medemensen te hebben en de edelmoedige bereidheid om die problemen aan te pakken en zich voor een zo goed mogelijke oplossing ervan in te zetten. Dat alles moet de universiteit aan de studenten meegeven. (Gesprekken met Mgr. Escriva, nr. 74).


2. Wie participeert in het algemeen welzijn?

“Participatie is de vrijwillige en edelmoedige deelname van de persoon aan het sociale leven. Het is nodig dat allen participeren, ieder volgens de plaats die hij inneemt en de rol die hij speelt, om het algemeen welzijn te bevorderen. Die plicht vloeit voort uit de waardigheid van de menselijke persoon.”

“Participatie komt allereerst tot stand op die vlakken waar men persoonlijke verantwoordelijkheid heeft: de mens neemt deel aan het welzijn van de anderen en van de gemeenschap door de zorg voor de opvoeding van zijn gezin en door zijn gewetensvolle arbeid.”

Burgers moeten zoveel mogelijk actief deelnemen aan het openbaar leven. De vormen van deze participatie kunnen verschillen van land tot land, van cultuur tot cultuur. "Die handelwijze moet geprezen worden bij de volkeren, waar een zo groot mogelijk deel van de burgers in echte vrijheid deelneemt aan het behartigen van de openbare staatsaangelegenheden". (Catechimus van de Katholieke Kerk, nr. 1913-1915).

De persoon kan zijn eigen verwerkelijking niet alleen in zichzelf vinden, dit wil zeggen los van het feit dat hij bestaat “met” anderen en “voor” anderen. Deze waarheid vereist niet gewoon een samenleven op de verschillende niveaus van het relationele en sociale leven, maar wel dat de mens onophoudelijk op zoek gaat - in de concrete praxis en niet louter op het vlak van de ideeën - naar het goede, dit wil zeggen de betekenis en de waarheid die worden gevonden in bestaande vormen van sociaal leven. Geen enkele uitdrukking van het sociaal-zijn - van het gezin tot de intermediaire sociale groepen, verenigingen, ondernemingen van economische aard, steden, streken, staten, tot en met de gemeenschap van volken en naties - kan ontsnappen aan het vraagstuk van het algemeen welzijn, dat constitutief is voor haar betekenis en de authentieke reden vormt voor haar bestaan. (Compendium van de sociale leer van de Kerk, nr. 165).

Overweeg samen met de heilige Jozefmaria

Als christen mag je je niet afzijdig houden. Je hebt de plicht je loyaal en op vrijwillige basis in te zetten voor het algemeen welzijn. (De Smidse, nr. 714).

Je bent een christen, en op grond daarvan kun je je niet afwenden van de zorgen of noden van je medemensen. (De Smidse, nr. 453).

Kom al je burgerplichten na en probeer je nergens aan te onttrekken. Gebruik ook al je rechten ten bate van het algemeen welzijn en wees zo verstandig geen uitzonderingen te maken. Ook dat is een christelijk getuigenis. (De Smidse, nr. 697

Wij, kinderen van God, met dezelfde burgerrechten als ieder ander, moeten zonder complexen deelnemen aan al het zinvolle en fatsoenlijke wat mensen doen en organiseren, opdat Christus daar aanwezig is. De Heer zal ieder van ons rekenschap vragen van het gebruik van onze persoonlijke vrijheid: of we ons uit nalatigheid of gemakzucht hebben willen onttrekken aan activiteiten en beslissingen die de samenleving van vandaag en morgen bepalen. (De Smidse, nr. 715).

Gebruik je vrijheid om, met je aanleg of kwaliteiten, actief deel te nemen aan wat waardevolle openbare of particuliere instellingen van je land doen. Laat je daarbij door je christelijk verantwoordelijkheidsgevoel leiden. Deze organisaties zijn nooit zonder betekenis voor het tijdelijk of eeuwig welzijn van de mensen. (De Smidse, nr. 717).


3. Welke rol speelt de politiek?

“De verantwoordelijkheid voor het streven naar het algemeen welzijn, is niet alleen een zaak van individuen maar ook van de Staat, aangezien het algemeen welzijn de bestaansreden zelf is van het politieke gezag. Aan de burgerlijke maatschappij, waarvan de staat de uitdrukking is, moet de staat immers de samenhang, de eenheid en de organisatie garanderen, zodat het algemeen welzijn kan worden nagestreefd met de hulp van elke burger. De individuele persoon, het gezin of de intermediaire groepen zijn niet in staat om op eigen kracht hun volle ontwikkeling te bereiken. Vandaar de noodzaak van politieke instellingen die als doel hebben om aan de personen de noodzakelijke goederen — materiële, culturele, morele, spirituele — ter beschikking te stellen om een waarlijk menselijk leven te leiden. Het doel van het sociale leven is het historisch realiseerbare algemeen welzijn”. (Compendium van de sociale leer van de Kerk, nr. 168).

Om het algemeen welzijn te garanderen, heeft de regering van elk land de specifieke plicht om de verschillende sectoriële belangen op een rechtvaardige manier te harmoniseren. De juiste verzoening van het particulier welzijn van groepen en individuen is één van de meest delicate functies van de publieke autoriteiten. (Compendium van de sociale leer van de Kerk, nr. 169).

“Het algemeen welzijn raakt ieders leven. Het vraagt voorzichtigheid van de kant van elk individu en meer nog van de kant van de gezagdragers. Het omvat drie essentiële elementen:

Het veronderstelt allereerst eerbied voor de persoon als zodanig. In naam van het algemeen welzijn moet de openbare macht de fundamentele en onvervreemdbare rechten van de menselijke persoon eerbiedigen. De samenleving moet aan ieder lid de mogelijkheid bieden om de eigen roeping te verwerkelijken. In het bijzonder is het algemeen welzijn gelegen in de mogelijkheid de natuurlijke vrijheden uit te oefenen, die nodig zijn voor de ontplooiing van de menselijke roeping: "Het recht om te handelen volgens de juiste norm van zijn geweten, het recht op bescherming van zijn privé-leven en op een juiste vrijheid, ook op godsdienstig vlak".

Ten tweede vraagt het algemeen welzijn het sociaal welzijn en de ontwikkeling van de groep zelf. Ontwikkeling is de samenvatting van alle sociale plichten. Het komt aan het gezag toe in naam van het algemeen welzijn geschillen te beslechten bij uiteenlopende particuliere belangen. Het gezag moet echter aan iedereen toegang verschaffen tot al wat nodig is om een werkelijk menselijk leven te leiden: voedsel, kleding, gezondheidszorg, arbeid, onderwijs en cultuur, de nodige informatie, het recht om een gezin te stichten, enz.

Algemeen welzijn impliceert tenslotte vrede, dat wil zeggen de duurzaamheid en de veiligheid van een rechtvaardige orde. Dit veronderstelt dat de overheid met eerlijke middelen de veiligheid waarborgt van de gemeenschap en haar leden. Daarin ligt de grondslag voor het recht op wettige zelfverdediging van de enkeling en de gemeenschap. (Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 1906-1909).

Autoriteit wordt rechtmatig uitgeoefend als het wordt aangewend om het algemeen welzijn van de samenleving na te streven. Om dat te bereiken moeten moreel aanvaardbare middelen worden aangewend.

Overweeg samen met de heilige Jozefmaria

Jullie moeten mijn woorden dus zo opvatten als ze bedoeld zijn: als een uitnodiging om elke dag weer, en niet alleen in speciale noodsituaties, jullie rechten uit te oefenen; om eerlijk jullie plichten als staatsburgers in de politiek, de economie, het universitaire leven en het beroep te vervullen, en om moedig de gevolgen van jullie persoonlijke beslissingen en ook de last van de jullie toekomende persoonlijke onafhankelijkheid op je te nemen. Deze christelijke lekenmentaliteit zal jullie in staat stellen om iedere vorm van intolerantie en fanatisme te vermijden. Of, positief uitgedrukt, die mentaliteit zal jullie helpen om in vrede te leven met al jullie medeburgers en om het vreedzame samenleven in de onderscheiden sectoren van de maatschappij te bevorderen. (Gesprekken met Mgr. Escriva, nr. 117).


4. Wat is de universele bestemming van de goederen?

Te midden van de vele implicaties van het algemeen welzijn, heeft het principe van de universele bestemming van de goederen een onmiddellijk belang: “God heeft de aarde met alles wat daarin is bestemd voor het gebruik van alle mensen en volken, zodat de geschapen goederen in een billijke verdeling aan allen moeten toekomen, onder de schutse van de rechtvaardigheid, vergezeld van de liefde”. Dit principe is gebaseerd op het feit dat “de eerste oorsprong van al wat goed is, de daad van God zelf is die de aarde en de mens geschapen heeft en de aarde aan de mens gegeven heeft om haar door zijn werk te onderwerpen en er de vruchten van te genieten. (Compendium van de sociale leer van de Kerk, nr. 171).

Het universele recht om gebruik te maken van de aardse goederen is gebaseerd op het principe van de universele bestemming van de goederen. Elke persoon moet toegang hebben tot het niveau van welzijn dat noodzakelijk is voor zijn volledige ontwikkeling. (Compendium van de sociale leer van de Kerk, nr. 172).

Het principe van de universele bestemming van de goederen nodigt uit tot de ontwikkeling van een economische visie geïnspireerd door morele waarden die de mensen toelaten om niet het zicht op de oorsprong en op het doel van deze goederen te verliezen en om zo een rechtvaardige en solidaire wereld te realiseren, waarin het scheppen van rijkdom een positieve functie kan hebben. Rijkdom behelst inderdaad deze waarde in de veelvuldigheid van de vormen waarin zij voorkomt. Zij is het resultaat van een productieproces dat werkt met de beschikbare technologische en economische bronnen, zowel natuurlijke als afgeleide. Dit proces wordt geleid door vindingrijkheid, planning en arbeid van mensen. Het wordt gebruikt als nuttig middel voor de bevordering van het welzijn van de mensen en de volken en voor het verzet tegen hun uitsluiting en uitbuiting. (Compendium van de sociale leer van de Kerk, nr. 172).

Overweeg samen met de heilige Jozefmaria

Hoe begrijpelijk zijn het ongeduld, de angsten en de onrustige verlangens van de mensen die een ziel hebben die van nature christelijk is [Zie Tertullianus, Apologeticum, 17 (PL 1, 375)], en die zich daarom niet neerleggen bij de individuele en sociale onrechtvaardigheid waartoe het menselijk hart in staat is. De mensen leven al eeuwenlang samen en er ligt nog steeds veel haat, vernietiging en fanatisme opgehoopt in ogen die niet willen zien en in harten die niet willen liefhebben.
De rijkdommen van de aarde zijn verdeeld onder een klein aantal mensen en de cultuurgoederen zijn voorbehouden aan een kleine kring. Daarbuiten heerst honger naar brood en kennis. Daar zijn mensenlevens die heilig zijn omdat ze van God komen en die eenvoudigweg worden behandeld als dingen, als statistische gegevens. Ik begrijp en deel dat ongeduld, een ongeduld dat voor mij een stimulans is om naar Christus te kijken die ons blijft vragen om het nieuwe gebod van de liefde in praktijk te brengen. (Christus komt langs, nr. 111).

Om altijd zo te handelen als die goede moeders is het nodig onszelf te vergeten, geen andere heerschappij na te streven dan het dienen van de naasten, zoals Jezus Christus, die preekte: de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen (Mat 20, 28). Dat veronderstelt de standvastigheid zijn eigen wil ondergeschikt te maken aan het goddelijk voorbeeld, te werken voor allen, te strijden voor het eeuwig geluk en voor het welzijn van de naasten. Ik ken geen betere weg om rechtvaardig te zijn dan die van een leven van overgave en dienstbaarheid. (Vrienden van God, nr. 173).


Referenties