Ik heb jullie vrienden genoemd (V): Kijk wat een goede vrienden!

Een nieuw artikel in de serie over vriendschap. "Vriendschap is één van de goddelijke wegen op aarde die God voor ons geopend heeft, door Mens te worden en Vriend van zijn vrienden."

Aan het einde van de tweede eeuw werden christenen die in het Romeinse Rijk woonden, met geweld vervolgd. Een jurist, genaamd Tertullianus, die het christendom niet lang daarvoor had omarmd, wilde opkomen voor zijn medegelovigen, die hij nu van dichterbij had leren kennen. Hij deed dit door een apologetisch werk te schrijven aan de gouverneurs van de Romeinse provincies, waarin hij informatie geeft over het ware leven van degenen die ten onrechte beschuldigd werden. Hij zelf bewonderde de christenen en vooral de martelaren. Ook vatte hij de heersende mening over deze kleine christelijke gemeenschappen samen: ‘Kijk hoe ze van elkaar houden!’[1]

We beschikken over veel getuigenissen van vriendschapsbanden onder de eerste christenen. Aan het begin van dezelfde eeuw schreef de heilige bisschop Ignatius van Antiochië, terwijl hij op weg was naar Rome, waar hij als martelaar zou sterven, een brief aan de jonge bisschop Polycarpus. Hij spoort Polycarpus onder andere aan om degenen die ver van de kerk verwijderd zijn 'met zachtmoedigheid' te behandelen, omdat het geen verdienste is, om alleen 'de goede discipelen' lief te hebben.[2] Christus blijft aanwezig in de geschiedenis niet alleen via zijn kerk, zijn sacramenten en de heilige Schrift, maar ook door de naastenliefde waarmee wij christenen met medemensen omgaan. Vriendschap is één van ‘de goddelijke wegen op aarde’[3] die God voor ons geopend heeft, door Mens te worden en Vriend van zijn vrienden. We voelen hier op een bijzondere manier de mysterieuze samenwerking tussen Gods initiatief en onze beantwoording.

Opdat Christus via onze relaties anderen kan bereiken, is het van belang dat we deugden ontwikkelen die nodig zijn om goede vrienden van onze vrienden te kunnen zijn. We willen ons leven zo inrichten dat er ruimte ontstaat, om het met anderen te delen; we willen anderen lief hebben en met anderen lief hebben, ons karakter vormen – of hervormen – zodat we aangenaam zijn voor anderen en bruggen kunnen slaan. We willen met ons gedrag, onze manier van spreken en werken, de ontmoeting met de ander vergemakkelijken. Dit kan allemaal samengaan met onze eigen manier van zijn en onze persoonlijke beperkingen, want er zijn oneindig veel manieren om een goede vriend te zijn.

Naast elkaar

Zoals C. S. Lewis opmerkte: ‘Gewoonlijk zijn minnaars, oog in oog, verdiept in elkaar en vrienden, zij aan zij, verdiept in iets dat hun gemeenschappelijke belangstelling heeft.’[4] Een vriend houdt niet alleen van zijn vriend, maar hij houdt ervan om dingen met de ander te delen: hij wordt enthousiast over de activiteiten, projecten en waardevolle idealen van de ander. Zo’n vriendschap groeit vaak vanzelf door samen dingen vooruit te brengen, waarbij men samen groeit in de deugden die nodig zijn om de klus voor elkaar te krijgen.

Het kan heel erg helpen om bezig te zijn met grote of kleinere idealen zoals een beroepsmatig project; een cultureel, educatief of artistiek initiatief (denk aan in groepsverband lezen van een boek of luisteren naar muziek) of ook het bevorderen van activiteiten voor het grote publiek. Het kan ook een sociaal of maatschappelijk project zijn, of een initiatief waarbij vorming wordt gegeven, zoals een jeugd- of familieclub, of een activiteit die gericht is op het verspreiden van de christelijke boodschap. Vriendschap wordt ook versterkt door samen te koken, te tuinieren, doe-het-zelf klussen te verrichten, en tijdens het beoefenen van sport, spel en andere hobby's. Al deze activiteiten zijn een kans om samen te genieten. Dan groeit geleidelijk het wederzijds vertrouwen en stelt men zich open voor diepere dimensies van het leven. Uiteindelijk weten we niet meer (en dat is ook niet nodig) of we de dingen doen om met onze vrienden te zijn of dat we vrienden hebben om goede dingen met ze te kunnen doen.

Wie daarentegen het leven op een louter functionele manier bekijkt, puur vanuit een praktisch oogpunt, zal merken dat zijn vermogen om vrienden te maken afneemt. Hij ziet anderen als ‘handige medewerkers’ bij de uitvoering van eigen plannen of als iemand waar je oppervlakkig je tijd mee kan doorbrengen. Vriendschap kan geinstrumentaliseerdworden, als deze puur wordt ingezet voor het eigenbelang.

‘Zo zou het moeten zijn’

Maar vriendschap bestaat niet alleen uit dingen samen doen. Het moet een ‘vriendschap – van persoon tot persoon – zijn’; ‘vol toewijding en oprechtheid: op gelijk niveau, van hart tot hart’.[5] Hoewel woorden niet altijd nodig zijn, is het eigen aan vrienden om met elkaar te praten. Het is een hele kunst om een goed gesprek met een of meer personen op gang te brengen. Wie in vriendschap wil groeien, probeert gunstige gelegenheden te vinden om de tijd samen door te brengen, zonder voortdurend op horloge of smartphone te kijken. Als we de uitwisseling willen vergemakkelijken, dan zoeken we naar de geschikte plek en omgeving. Het helpt te beschikken over gemeenschappelijke ruimtes met gezellige hoekjes. De Heilige Jozefmaria hechtte veel belang aan de inrichting van de centra van het werk, opdat de goede smaak en familiesfeer een ambiance zouden scheppen die vriendschap vergemakkelijkt.

De inhoud van onze gesprekken kan verbeteren, door iemand bij onze vriendengroep uit te nodigen, die over een interressante ervaring kan vertellen of zijn/haar mening wil delen over een boeiend onderwerp. Ook kan het helpen een gemeenschappelijk boek te lezen, want dat betekent dat je deelneemt aan het grote debat met de auteurs van het verleden en het heden en dat je veel nieuwe medereizigers kunt tegenkomen. Niet minder belangrijk – en het weerspiegelt een diepe menselijke waarheid – is het feit dat vriendschap mensen vaak samenbrengt rond een tafel, om samen te genieten van een lekkere maaltijd en een drankje dat de geest verheft. Vaak ervaren we tijdens deze lange gesprekken een vooruitblik op de hemel: ‘het lijkt ons ineens duidelijk: ja, dit is het ware 'leven' – zo zou het moeten zijn.’[6]

Maar echte vriendschap is niet tevreden met de uitwisseling tussen vrienden in een groep. Er moet ook ruimte zijn om zich even terug te trekken. Goede vrienden en familieleden kunnen daar begrip voor hebben, zonder afgunstig of jaloers te worden. Iedereen heeft wel eens behoefte aan een zekere intimiteit, waar men ‘van hart tot hart’ kan spreken. Zo ontstaat de gunstige context voor ‘discrete indiscretie’[7], voor wederzijds advies, voor een vertrouwelijk gesprek. God kan gebruik maken van deze momenten om zielen geestelijk te leiden en bij hen ‘onvermoede horizonten van apostolische ijver te ontsluiten’[8], zoals zich geroepen voelen tot een goddelijke missie in de wereld.

Vriendschap in een hectische wereld

Ook is het goed om, met realisme, een aantal kenmerken van onze hedendaagse cultuur te overwegen, die een uitdaging vormen voor het onderhouden van vriendschappen. Allereerst moeten we ons realiseren dat deze obstakels niet onoverkomelijk zijn, omdat we altijd kunnen vertrouwen op de kracht van Gods genade. En ten tweede is het zo, dat waar vriendschappen minder frequent en sterk aanwezig zijn, men het harder nodig heeft en er meer naar verlangt. De Heilige Johannes van het Kruis parafraserend, kunnen we zeggen: ‘Breng vriendschap waar geen vriendschap is, en je zult vriendschap vinden.’

Neem de hypercompetitieve sfeer in sommige beroepen of omgevingen die kan leiden tot een puur pragmatische of wantrouwende mentaliteit, die schuil kan gaan onder uiterlijk goede manieren. We vrezen dat anderen misbruik van ons zullen maken, als wij niet op dezelfde manier te werk gaan. We moeten zeker niet naïef zijn, maar zo'n omgeving moet van binnenuit gezuiverd worden, door mensen een andere benadering van het leven te tonen. We hoeven niet te duwen, te schreeuwen, te bedriegen of misbruik te maken van anderen om onze doelen op het werk te realiseren. Een christen houdt altijd in gedachten dat werk een dienst is. Vandaar dat hij of zij ernaar streeft een baas, een collega, een klant of een leraar te zijn met wie je goede vrienden kunt worden, zonder dat dit ten koste gaat van professionaliteit.

We kunnen werken aan een gunstige omgeving voor de vriendschap, door te verhinderen dat mensen elkaar aansteken met stress, activisme of overdreven behoefte aan verstrooiing. In de huidige hectische wereld is het soms moeilijk de nodige sereniteit te hebben voor het maken van nieuwe vrienden en op momenten van ontspanning kunnen we de behoefte voelen volledig af te schakelen. Maar ook die momenten zijn juist een kans waarop we – met nederigheid en besef van eigen kwetsbaarheid – anderen een aantrekkelijk voorbeeld kunnen geven van een persoon ‘die het leven leest van Jezus Christus’[9]: iemand die zich niet haast, die glimlacht, die geniet van het moment, die beschouwend kan zijn, uitrust met eenvoudige dingen en de creativiteit bezit om alternatieve plannen te bedenken, enz.[10]

Bouwen op wat verenigt

De heilige Jozefmaria raadde aan om ‘een positieve en open houding te bewaren ten opzichte van de huidige veranderingen van de sociale structuren en levensstijlen’[11]: dat vergemakkelijkt de vriendschap met veel mensen, zelfs wanneer er sprake is van een generatiekloof. Bovendien is het nodig een grote liefde voor de vrijheid van anderen te hebben en niet vast te blijven houden aan zaken, die ook op andere manieren bekeken kunnen worden. ‘Bepaalde manieren om zich uit te drukken’, zegt de prelaat van Opus Dei, ‘kunnen daarentegen het creëren van een vriendelijke omgeving vertroebelen of belemmeren. Bijvoorbeeld, te categorisch zijn bij het uiten van onze mening, de indruk wekken dat we menen dat onze eigen visie niet voor herziening vatbaar is, of niet actief geïnteresseerd zijn in wat anderen zeggen, zijn manieren van handelen die iemand in zichzelf opsluiten.’[12]

Het is belangrijk om de vriendschappelijke dialoog niet te verwarren met filosofisch, juridisch of politiek redeneren. De dialoog tussen vrienden is er niet om de ander van onze eigen ideeën te overtuigen, zelfs niet als deze ideeën volgens de klassieke filosofie of het leergezag van de kerk waar zijn. Dit betekent niet dat we ‘de dingen niet bij hun naam noemen’ of dat we het vermogen verliezen om goed van kwaad te onderscheiden. Het werkt zo, dat onze redeneringen alleen waarde hebben, als ze binnen de context van een concreet dialoog, uitgaan van een gemeenschappelijk beginsel of gezag.[13] Hoewel vriendschap ook tot persoonlijke verandering kan leiden, is het gewoonlijk beter om punten van overeenkomst te zoeken dan te benadrukken wat ons scheidt. We kunnen onze ervaringen delen zonder uitgebreide intellectuele argumenten toe te voegen, met de kracht van iemand die zijn zorgen, verdriet en vreugde deelt met een ander. En het is altijd belangrijk om te luisteren, aangezien liefde, zoals de heilige Jozefmaria zei, ‘meer dan in het ‘geven’, bestaat uit het ‘begrijpen’.[14]

Het kan nuttig zijn in gedachten te houden dat de meeste mensen, overwegend worden gemotiveerd door de diepste verlangens van het menselijk hart: lief te hebben en bemind te worden. Dit onverzadigbare verlangen naar betekenis, eenheid en vervulling komt altijd weer naar boven, ook als het gedurende een langere tijd, door diverse redenen verdoofd was. Een goede vriend kan wachten, ook als hij zich niet altijd volledig beantwoord voelt; hij kan er voor de ander zijn op het moment dat een crisis aanbreekt en die ander zijn hart opent.

Een beeld van Gods geduld

De heilige Paulus, in zijn beroemde lofzang op de naastenliefde, dringt er in zijn brief aan de Korintiërs op aan dat ‘liefde geduldig is’ (1 Kor 12, 4). Met de woorden van de prelaat van het Opus Dei: ‘Het ontstaan van een vriendschap heeft veel weg van een onverwacht geschenk, waardoor er ook geduld voor nodig is. Soms kunnen bepaalde slechte ervaringen of vooroordelen ertoe leiden dat de persoonlijke relatie met iemand die dichtbij ons staat, enige tijd nodig heeft om tot vriendschap uit te groeien’.[15]

De Heilige Jozefmaria moedigde ons altijd aan om 'Gods tempo' te volgen. In zijn eigen leven zien we zijn onmiskenbare apostolische durf, de moed – ook menselijk – waarmee hij mensen opzocht, zelfs als hij daar ver voor moest reizen, soms met gevaar voor eigen leven. Denk bijvoorbeeld aan het gesprek met Pascual Galbe, een rechter en goede vriend van hem, die hij nog kende van de universiteit. Ten tijde van de intense religieuze vervolging in Spanje riskeerde hij als priester zijn leven, door hem in Barcelona op te gaan zoeken. Tijdens een wandeling door de straten van Madrid had Galbe hem in een eerder gesprek gevraagd: "Wat wil je van mij, Jozefmaria?" De stichter van Opus Dei antwoordde: "Ik houd van je. Ik heb niets nodig. Ik wil alleen dat je een goed en rechtvaardig mens bent." Dezelfde boodschap herhaalde hij in Barcelona, toen hij hem tijdens die moeilijke tijden ging opzoeken, want hij wilde hem niet zomaar spreken, maar ook helpen bij zijn zoektocht naar de waarheid.[16]

De oprichter van Opus Dei raadde ons aan een geduld te hebben dat ‘aanmoedigt om vol begrip tegenover anderen te zijn, in de overtuiging dat zielen, net als goede wijn, beter worden met de jaren.'[17] Wij moeten proberen om het geduld van God met ons, voor anderen te hebben. Zoals Benedictus XVI zei: ‘De wereld wordt verlost door het geduld van God. Het wordt vernietigd door het ongeduld van de mens.’[18] Geduld hebben betekent niet dat we nooit lijden: omdat onze vriendschap niet wordt beantwoord of omdat we vrienden een pad zien inslaan waar ze niet blijvend gelukkig van kunnen worden. Maar we moeten lijden met het hart van Jezus, ons steeds meer identificeren met de gevoelens van Christus, en nooit toegeven aan droefheid of wanhoop.

De ervaring vergeven te worden door vrienden, is een reden van hoop tijdens de donkerste momenten van het leven. De zekerheid dat een vriend op ons wacht, ondanks onze fouten, is voor ons een levend beeld van God: de eerste Vriend die wacht tot we terugkeren in de armen van een Vader die ons altijd vergeeft.

Ricardo Calleja


[1] Tertullianus, De Apologie, XXXIX.

[2] Vgl. Heilige Ignatius van Antiochië, Brief aan Polycarpus , II.

[3] Heilige Jozefmaria, Vrienden van God, nr. 314.

[4] C.S. Lewis, De vier liefdes.

[5] Heilige Jozefmaria,De Voor, nr. 191.

[6] Benedictus XVI, Encycliek Spe Salvi, nr. 11.

[7] Heilige Jozefmaria, De Weg, nr. 973.

[8] Ibid.

[9] Heilige Jozefmaria, De Weg, nr. 2.

[10] Vgl. Paus Franciscus, encycliek Laudato si', nrs. 222-223.

[11] Heilige Jozefmaria, De Voor, nr. 428.

[12] Fernando Ocáriz, Brief, 1 november 2019, nr.9.

[13] Heilige Thomas Aquinas, Quodlibet IV, q. 9, a. 3.

[14] Vgl. Heilige Jozefmaria, De Voor, nr. 463.

[15] Fernando Ocáriz, Brief, 1 november 2019, nr. 20.

[16] Vgl. Jordi Miralbell, Días de espera en guerra, Palabra, Madrid, 2017, blz. 95, 97 ev.

[17] Heilige Josemaría, Vrienden van God, nr. 78.

[18] Benedictus XVI, Homilie, 24 April 2005, Mis voor het begin van zijn pontificaat.

Ricardo Calleja