Iets groots dat liefde is (V): Opdat de muziek gehoord wordt

De roeping tot Opus Dei is als een oproep tot het interpreteren van een muziekpartituur. Het is een uitnodiging om goddelijke muziek te spelen die zoveel variaties kent als dat er personen zijn.

Roeping

Toen Jezus over het Koninkrijk Gods sprak, wist Hij dat het iets heel anders was dan wat degenen die naar Hem luisterden zich konden voorstellen - heel anders ook dan wat wij ons vandaag de dag zouden kunnen voorstellen. Daarom maakte Hij, in plaats van een omschrijving te geven, gebruik van gelijkenissen: verhalen en beelden die ons uitnodigen om dieper op een mysterie in te gaan. Zo vergelijkt Jezus het koninkrijk van God met een mosterdzaadje dat, wanneer het wordt gezaaid, wel het allerkleinste zaadje op aarde is, maar eenmaal gezaaid, schiet het op en wordt groter dan alle tuingewassen, en het krijgt grote takken, zodat de vogels in zijn schaduw kunnen nestelen (Mc 4, 31-32). Het is een korreltje dat in de grond verdwijnt en vergeten wordt, maar dat nooit stopt met groeien, terwijl de wereld zijn schijnbaar eigen koers vervolgt. Het groeit zelfs 's nachts, wanneer niemand ervoor zorgt of er aandacht aan besteedt.

In oktober 1928 leidde God de heilige Jozefmaria tot de ontdekking van een zaadje in zijn ziel dat alleen Hij daar had kunnen planten: een korreltje bedoeld om te groeien in het grote veld van de Kerk. In een notitie van enkele maanden later, schetst hij de ‘genetische code’ van dit zaad: "Gewone christenen. Deeg dat gedesemd wordt. Het onze moet gewoon, normaal zijn. De middelen: dagelijks werk. Allen heilig! Overgave in stilte.”[1] Vanaf de dag dat God hem de opdracht gaf om voor dit zaad te zorgen, was de verwezenlijking ervan, zijn enige zorg. En wat toen slechts een belofte was, een hoop, is vandaag de dag een lommerrijke boom die onderdak biedt aan vele zielen en die veel levens verrijkt.

Het normale van heilig willen worden

Paus Franciscus vertelt ons: "Elke heilige is een boodschap die de Heilige Geest aan de rijkdom van Jezus Christus ontleent en aan zijn volk geeft."[2] De heilige Jozefmaria ontving een boodschap die hij in zijn eigen leven belichaamde. Hijzelf werd de boodschap en zijn leven en zijn woorden begonnen veel mensen uit te dagen: "Zorg dat je leven niet onvruchtbaar blijft. - Wees nuttig. - Laat iets blijvends na. - Laat het licht van je geloof en je liefde stralen.... Steek alle wegen van de aarde in brand met het vuur van Christus, dat je in je hart draagt."[3]

Jose Luis Muzquiz, één van de eerste leden van het Opus Dei die tot priester werd gewijd, merkte al snel dat hij dit vuur van binnen droeg. De eerste keer dat hij met de heilige Jozefmaria sprak, hoorde hij iets dat waarschijnlijk niemand eerder had gezegd: “in je werk een apostel zijn”. En ook: "De enige echte liefde is de liefde van God; de anderen zijn kleine liefdes." Deze woorden maakten diepe indruk op hem: "Het was duidelijk dat het uit het diepst van zijn ziel kwam, uit een op God verliefde ziel. Mijn eigen mentale schema’s werden compleet doorbroken."[4]

In een dankzeggingsmis voor de zaligverklaring van deze op God verliefde ziel zei de toenmalige kardinaal Ratzinger met zijn karakteristieke eenvoud en diepgang: "De betekenis van het woord 'heilig' heeft in de loop van de tijd een gevaarlijke vernauwing ondergaan, en deze is zeker nog steeds van invloed. Het doet ons denken aan de heiligen wier beelden en schilderijen we op de altaren zien, aan wonderen en heldhaftige deugden, en het suggereert dat heiligheid enkel voor uitverkorenen is, tot wie wij niet kunnen behoren. Zo laten we de heiligheid over aan de enkelingen, aan een onbekend aantal, en stellen ons tevreden met te zijn wie we zijn. Te midden van deze spirituele apathie, deed Jozefmaria Escrivá een oproep en riep: Nee! Heiligheid is niets buitengewoons, maar eerder gewoon. Het is wat normaal is voor elke gedoopte. Heiligheid betekent niet het soort heldendom dat onmogelijk te imiteren is; het heeft veeleer duizend verschillende vormen en kan overal, in elke baan, werkelijkheid worden. Het is normaal."[5]

Het natuurlijkste voor een christen is dus het verlangen naar heiligheid. De stichter van het Opus Dei schreef, toen hij nog een jonge priester was: "De heiligen waren geen abnormale wezens of interessante gevallen voor psychiaters. Zij waren en zijn normaal; van vlees en bloed, zoals jij. - En zij hebben gezegevierd."[6] De roeping tot het Opus Dei houdt een bewustzijn in van de 'normaliteit' van het streven naar heiligheid, met het verlangen om een 'vertolker' te worden van deze eenvoudige boodschap, van deze muziek. De ‘muziekpartituur’ voor deze boodschap bestaat al: het leven en de prediking van de heilige Jozefmaria; de verkondiging van de universele oproep tot heiligheid door het Tweede Vaticaans Concilie[7]; het Leergezag van de recente pausen, die deze leer hebben benadrukt, en bovenal de evangeliën. [8] Nu moet deze muziek nog in alle uithoeken van de wereld gehoord worden, met de oneindige variaties die nog werkelijkheid moeten worden: het individuele leven van zoveel christenen.

Zo dichtbij dat we met Hem leven

Met deze nieuwe inspiratie schonk God aan de Kerk een spiritualiteit die 'ontworpen' is om te worden beleefd in allerlei dagelijkse werkelijkheden en om te worden belichaamd door de meest uiteenlopende mensen tijdens de uitoefening van hun werk en in het gewone dagelijkse leven. “In de verte, daar, aan de horizon, schijnt de hemel één te worden met de aarde. Vergeet niet dat de plaats waar aarde en hemel werkelijk één worden, jouw hart is, dat van een kind van God.”[9]En hoewel de roeping tot het Opus Dei aanspoort initiatieven te ontplooien met het verlangen de wereld een beetje beter te maken, gaat het er niet om iets bepaalds te gaan doen, of om nog meer te doen dan we al deden. Het leidt er vooral toe om de dingen op een andere manier te doen: samen met God, met Hem alles delen. “Mijn kinderen, onze roeping is Christus te volgen. En om Hem zo nauw te volgen dat we met Hem leven, zoals de eerste Twaalf, zo dicht bij Hem dat we ons met Hem identificeren, dat we zijn leven leiden, totdat er een moment komt, als we het niet hebben verhinderd, wanneer we met de heilige Paulus kunnen zeggen: 'Ikzelf leef niet meer, Christus is het die leeft in mij.'”[10]

Een van de eerste Surnumerairs herinnert zich zijn verbazing toen de stichter van het Werk hem zei: "God roept je naar het pad van de beschouwing." Voor een gehuwde met kinderen, die hard moest werken om zijn gezin te onderhouden, was dit ‘een ware ontdekking’.[11] En iemand anders raadde de heilige Jozefmaria aan: “Praat met onze Heer; zeg hem: ‘Ik ben moe, Heer. Ik ben aan het eind van mijn Latijn. Heer, dit gaat niet goed. Hoe zou U het doen?’[12] Dit is wat beschouwing te midden van de wereld inhoudt: met liefde naar de echte wereld kijken, terwijl je ook naar God kijkt, in een ononderbroken dialoog. De heilige Jozefmaria vatte deze mooie uitdaging samen in een treffende zin: “naarmate we meer in de wereld zijn, zullen we meer in God opgaan.”[13] En deze verbondenheid, deze diepe vriendschap met Hem, geeft aanleiding tot twee kenmerken die, hoewel ze niet exclusief zijn voor de roeping tot het Werk, bijzonder belangrijk zijn voor degenen die God tot deze weg roept: de roeping om apostelen te zijn, om Christus bekend te maken; en de missie om de wereld om te vormen en te verzoenen met God door middel van zijn of haar werk.

Voordat we hier dieper op ingaan, dient zich een vraag aan: als we uitgaan van wat de heilige Jozefmaria altijd heeft volgehouden, en wat de paus ons onlangs in herinnering bracht, namelijk dat de heiligheid bedoeld is voor iedereen en dat de Heer alle christenen erop uitstuurt om het evangelie bekend te maken, wat is dan specifiek aan de roeping tot het Opus Dei, aan het antwoord op de oproep om God te vinden midden in de wereld?

Dit is vrij gemakkelijk uit te leggen, als we in gedachten houden dat de verschillende roepingen in de kerk, een specifieke manier en een afgebakende weg zijn van die algemene christelijke roeping die ieder van ons ontvangen heeft bij zijn doopsel. “De overgave of toewijding aan God en aan mensen die de christelijke roeping vereist, wordt in de roeping tot het Opus Dei overgenomen en gekanaliseerd. Het enige specifieke dat toegevoegd wordt, is juist het kanaal: dat deze toewijding wordt beleefd als lid van een concrete instelling van de Kerk (het Opus Dei), met een specifieke spiritualiteit en specifieke middelen voor vorming en apostolaat."[14] Deze middelen zijn erop gericht God en de medemens te dienen door middel van het werk en de gewone, dagelijkse realiteit. Met andere woorden: zij die de roeping tot het Opus Dei ontdekken en omarmen, besluiten hun leven te geven voor anderen (de essentie van het christelijk leven) waarbij ze rekening houden met een eigen weg waarop ze die uitdaging aangaan, met de hulp van God en een grote familie. En daarom zijn zij bereid te doen wat in hun vermogen ligt om hun innerlijk leven te voeden met dit charisma, hun intellect te verlichten en hun persoonlijkheid te verrijken, zodat ze God werkelijk in hun leven vinden en deze wonderbaarlijke ontdekking met anderen kunnen delen.

De goddelijke ingeving die hij op 2 oktober 1928 ontving, en anderen die daarop volgden, toonden de heilige Jozefmaria dat hij zijn leven moest wijden aan het bevorderen van het besef – onder gewone christenen met uiteenlopende werkzaamheden – dat allen geroepen zijn tot heiligheid en apostolaat. En om dit te verwezenlijken, moest hij een instelling (het Opus Dei) oprichten die bestaat uit gewone gelovigen, die met behulp van de genade met hun leven getuigen van de grootsheid en haalbaarheid van die roeping, ondanks de eigen tekortkomingen.

Voor iedereen met een groot hart

Op de weg van Bethanië naar Jerusalem, wordt Jezus hongerig. Hij kijkt of er iets te eten is en stopt bij een vijgenboom (Mt 21, 18) “Jezus nadert de vijgenboom: hij nadert jou, hij nadert mij. Jezus hongert, Hij hongert naar zielen. Hij riep vanaf het Kruis: Sitio!, Ik heb dorst. (Joh 19, 28) Dorst naar ons, naar onze liefde, en naar al die zielen die we naar Hem moeten brengen langs de weg van het Kruis: de weg naar de onsterfelijkheid en de heerlijkheid van de Hemel.”[15]

Door de roeping tot het Werk worden wij als het ware ‘aangestoken’ door deze honger en dorst van God. Toen de Jozefmaria moeite aan het doen was om het eerste studentenhuis van het Opus Dei vooruit te brengen, raadden sommigen hem aan niet zo'n haast te hebben. Tijdens een bezinning noteerde hij: "Haast. Het is geen haast. Het is Jezus die aanspoort."[16] Net als de heilige Paulus werd hij gedreven door de liefde van Christus (vgl. 2 Kor 5, 14). En met eenzelfde serene urgentie wil God dat we het hart van elke man en vrouw aanspreken: "Word wakker: je wordt bemind!"[17] Doe dat op een gewone, natuurlijke manier, bemin en laat je beminnen, help, dien, geef je kennis door, leer, deel uitdagingen en projecten, problemen en zorgen, schep vriendschapsbanden. Daar waar we werken, rusten, winkelen..., kunnen we zuurdesem, zout en licht zijn voor de wereld.

God roept geen ‘superhelden’ voor zijn Werk. Hij roept gewone mensen, mensen met een groot, edelmoedig hart, waar plaats is voor iedereen. In een document uit de eerste jaren schreef de heilige Jozefmaria over wie Gods roeping tot het Werk zou kunnen ontvangen: "Er is geen plaats in het Werk voor wie egoïstisch, laf, indiscreet, pessimistisch, lauw, dwaas, lui, timide of frivool is. Er is plaats voor zieken, de uitverkorenen van God, en voor iedereen met een groot hart; ook al waren hun zwakheden nog groter"[18] Kortom, degenen die ontdekken dat God hen tot het Opus Dei roept, kunnen gebreken, beperkingen en tekortkomingen hebben, maar zij hebben ook grote idealen, en het verlangen lief te hebben, en anderen aan te steken met Gods liefde.

De wereld liefhebben zoals God hem liefheeft

"Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat al wie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben."(Joh 3, 16) God houdt hartstochtelijk van zijn geschapen wereld, die zijn geboorteplaats is en zeker geen hindernis voor heiligheid. De kern van de boodschap van het Opus Dei zit in deze overtuiging: we kunnen heilig zijn in deze wereld: niet desondanks, maar juist naar aanleiding van, door er helemaal in op te gaan. Want de wereld - deze mysterieuze combinatie van grootsheid en ellende, liefde en haat, rancune en vergeving, oorlog en vrede - "verlangt vurig naar de openbaring van Gods kinderen." (Rom 8, 19).

Wanneer we het hebben over de relatie van de mensheid tot de wereld, gebruikt Genesis twee werkwoorden: ‘beheren’ en ‘bewerken’ (vgl. Gn 2, 15). Door het eerste werkwoord, maakt God ons verantwoordelijk voor de wereld, en maakt Hij duidelijk dat we er niet op een despotische manier gebruik van kunnen maken. Met het tweede werkwoord, dat zowel ‘bewerken’ (meestal de aarde) als ‘cultus aanbieden’ betekent (vgl. Num 8, 11), verbindt God het werk met de eredienst. Door te werken ontplooien wij onszelf en bieden we God welgevallige offers van lof, omdat we de wereld liefhebben zoals Hij die liefheeft. Daarom betekent het heiligen van ons werk uiteindelijk dat we de wereld mooier maken en dat we er ruimte maken voor God.

De Schepper zelf heeft de wereld, willen behoeden en bewerken, met zijn mensenhanden. Eeuwenlang werden de jaren van het verborgen leven van onze Heer in de werkplaats van Nazareth gezien als jaren van duisternis, zonder glans. Maar in het licht van de geest van het Werk worden ze "stralende jaren die onze dagen verlichten en er betekenis aan geven."[19] Daarom moedigde de heilige Jozefmaria zijn dochters en zonen aan om vaak na te denken over deze verborgen jaren van werk, die ons herinneren aan de ‘verborgen en stille’ groei van de graankorrel. Zo is Jezus opgegroeid - later zal Hij zich vergelijken met de graankorrel (vgl. Joh 12, 24) - in de werkplaats van Jozef en zijn Moeder, in die werkplaats die ook een thuis was.

Het bescheiden leven van de Heilige Familie toont ons dat werk dat vanuit menselijk perspectief weinig aanzien geniet, in Gods ogen zeer waardevol kan zijn, vanwege de liefde en de zorg die erin wordt gestoken en door de ijver om van dienst te kunnen zijn. Daarom betekent ‘het werk heiligen’ niet iets heiligs doen tijdens het werk, maar het werk zelf heiligen."[20] Zo is "werk dat menselijk gezien goed gedaan is, als een genezende 'zalf' voor de ogen van de mensen, opdat zij God overal kunnen ontdekken (...). Bovendien is dit juist in onze tijd gebeurd, waarin het materialisme er op uit is om werk in modder te veranderen die de mensen verblindt en verhindert om naar God te kijken."[21]

Om vrucht te dragen, moet het graan zich in de grond verstoppen en verdwijnen. Zo zag de stichter van het Opus Dei zijn eigen leven: "ik moet me verbergen en verdwijnen, zodat alleen Jezus straalt."[22] En zo wil God ook dat alle mannen en vrouwen die Hij tot het Opus Dei roept, en zal blijven roepen, hun leven zien. Zoals de eerste christenen: gewone, normale mensen die, in het geval ze ophef moesten maken, dat niet deden omwille van het applaus, maar om God te laten schitteren. Mensen die bovenal "leefden vanuit Christus en die Hem bij anderen bekend maakten (...): zaaiers van vrede en vreugde; de vrede en de vreugde die Christus ons heeft gebracht."[23]

Eduardo Camino / Carlos Ayxelá


[1] Heilige Jozefmaria, “Apuntes intimos,” nr 25. In Opus Dei in the Church, Pedro Rodriguez, Fernando Ocariz, Jose Luis Illanes, Four Courts Press 1994, blz. 133.

[2] Paus Franciscus, Apost. Exhort. Gaudete et exsultate (19 maart 2018), nr. 21.

[3] Heilige Jozefmaria, De Weg, nr. 1.

[4] Heilige Jozefmaria,De Weg, Kritisch-Historische editie, commentaar op punt nr. 417.

[5] Joseph Ratzinger, Homilie, 19 mei 1992.

[6] Heilige Jozefmaria,De Weg, nr. 133.

[7] Tweede Vaticaans Concilie, dogmatische constitutie Lumen gentium (21 oktober 1964), nr. 40.

[8] Vgl. H. Johannes Paulus II, apostolische exhortatie Christifideles laici (30 december 1988), nrs. 16-17; Benedictus XVI, Audientie, 13 april 2011; en, meer recent, de apostolische exhortatie Gaudete et exsultate (19 maart 2018) van paus Franciscus.

[9] Heilige Jozefmaria, De Voor, nr. 309.

[10] Heilige Jozefmaria, Gesprekken met God, De Boog, blz. 23.

[11] Victor García Hoz, “Mi encuentro con Monseñor Escrivá de Balaguer”, in R. Serrano (ed.) Así le vieron, Rialp, Madrid, 1992, blz. 83.

[12] Heilige Jozefmaria, Notities familiesamenzijn Valladolid, 22 oktober 1972

[13] Heilige Jozefmaria, De Smidse, nr. 740.

[14] Fernando Ocáriz, “Vocation to Opus Dei as a Vocation in the Church,” in Opus Dei in the Church, blz. 103.

[15] Heilige Jozefmaria, Vrienden van God, nr. 202.

[16] ‘Apuntes intimos,’ nr. 1753, geciteerd in Andres Vazquez de Prada, The Founder of Opus Dei, Vol. I, blz. 394.

[17] Heilige Johannes Paulus II, Crossing the Threshold of Hope, blz. 9 (introductie van de Spaanse editie).

[18] Heilige Jozefmaria, Instructie, 1 april 1934, nr. 65.

[19] Heilige Jozefmaria, Christus komt langs, nr. 14.

[20] Fernando Ocáriz, Naturaleza, gracia y gloria, Eunsa 2000, blz. 263.

[21] Zalige Alvaro del Portillo, Brief, 9 september 1975.

[22] Heilige Jozefmaria, Brief, 28 januari 1975.

[23] Heilige Jozefmaria, Christus komt langs, nr. 30.

Eduardo Camino / Carlos Ayxelá