Brief van de prelaat (oktober 2009)

De prelaat schrijft in zijn brief over het belang van de heiliging van de arbeid en, met het oog op de wereldwijde crisis, nodigt hij ons uit “het geloof te louteren, de hoop te bevorderen en de liefde te tonen”.

Geliefden: Jezus beware mijn dochters en zonen!

Morgen, 2 oktober, zullen we de Heer danken voor een nieuwe verjaardag van de stichting van het Opus Dei; vier dagen later, op 6 oktober is het de zevende verjaardag van de heiligverklaring van onze stichter. In de nabijheid van deze twee data denk ik dat het ons helpt de bovennatuurlijke intuïtie van onze stichter te overwegen, zoals Johannes Paulus II ze noemde [Vgl. Johannes Paulus II, Homilie tijdens de zaligverklaring van de stichter van het Opus Dei, 17-5-1992]: de heiligende waarde van het gewone werk midden in de wereld en de noodzaak om het alledaagse gebeuren te benutten om te beantwoorden aan het voortdurende contact dat de Heer met ieder van ons wil onderhouden. Het is volledig te begrijpen dat de heilige Jozefmaria, onze Vader ‘gek van liefde werd’ bij het overwegen van de woorden die God via de profeet spreekt: meus es tu, gij zijt van Mij [Jes 43, 1].

Het staat vast dat het werk, deze universele en noodzakelijke realiteit die het bestaan van de mensen op aarde vergezelt, een middel is om te voorzien in de persoonlijke noden en om het eigen gezin te onderhouden. Het schept een band met de anderen en het is een gelegenheid tot persoonlijke vervolmaking. Voor een christen worden deze perspectieven nog breder en dieper, want de arbeid is voor hem deelnemen aan het scheppingswerk van God, die toen Hij de mens schiep hem gezegend heeft met de woorden: Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt u; bevolkt de aarde en onderwerpt haar; heerst over de vissen der zee, de vogels in de lucht en over alle levende wezens, die zich op aarde bewegen (Gen. 1, 28). Bovendien wordt de arbeid aan ons voorgesteld als een verloste en verlossende werkelijkheid, doordat zij door Christus opgenomen werd: zij is niet alleen het doel waarvoor de mens leeft, maar ook een middel en een weg tot heiligheid, een werkelijkheid die geheiligd kan worden en zelf weer heiligend werkt [H. Jozefmaria, Als Christus nu langs komt, nr. 47].

Johannes Paulus II zette dit onderricht levendig uiteen tijdens de heiligverklaring van onze stichter, met de toelichting op het scheppingsverhaal van de mens: Toen bracht Jahwe God de mens in de tuin van Eden, om die te bewerken en te beheren [Gen 2, 15.]. De heilige Vader zei: ‘Het boek Genesis herinnert ons eraan dat de Schepper de aarde aan de mens heeft toevertrouwd om die te “bewerken” en te “beheren”. De gelovigen die in alle realiteiten van deze wereld werkzaam zijn, dragen bij aan de verwezenlijking van dit universele goddelijke project. Het werk en elke andere activiteit die met de hulp van de genade wordt volbracht, worden omgevormd in middelen tot alledaagse heiligheid’ [Johannes Paulus II, Homilie tijdens de heiligverklaring van de stichter van het Opus Dei, 6-10-2002].

Tijdens de plechtigheid van de zaligverklaring op 17 mei 1992, had Johannes Paulus II al gezegd dat de heilige Jozefmaria onvermoeibaar de roeping tot heiligheid en apostolaat verkondigde. De paus voegde toe: ‘Christus roept allen bijeen om zich te heiligen in de realiteit van het dagelijkse leven; daarom is het werk ook een middel tot persoonlijke heiligheid en apostolaat wanneer het beleefd wordt in vereniging met Jezus Christus. Want de Zoon van God heeft zich, door mens te worden, op zekere wijze verenigd met de volledige realiteit van de mens en met de gehele schepping’ [Johannes Paulus II, Homilie tijdens de zaligverklaring van de stichter van het Opus Dei, 17-5-1992].

Het is geen overbodige herhaling om dit belangrijke punt van de geest van het Opus Dei nogmaals onder de aandacht te brengen. Met de hulp van God en op voorspraak van onze Vader kunnen we namelijk altijd meer verdiepen in haar onuitputtelijke geestelijk rijkdom en haar met een grotere trouw beleven. De heilige Jozefmaria zei vaak dat zolang er mannen en vrouwen bestaan die een beroep uitoefenen, zullen er personen zijn die, aangespoord door deze geest, hun vrienden en collega’s laten zien dat het mogelijk is de christelijke volmaaktheid, de heiligheid, te bereiken door de heiliging van hun beroepsactiviteit, door met God mee te werken in de vervolmaking van de schepping en door met Christus mee te werken aan de toepassing van het verlossingswerk.

Beluisteren we de heilige Jozefmaria. Wij zijn gewone mensen, doorsnee christenen, opgenomen in de bloedbaan van de maatschappij en de Heer wil, dat we juist te midden van ons werk en ons beroep heilig en apostolisch zijn. Dat betekent dat we onze heiliging moeten zoeken in ons werk, in het heiligen daarvan en in de hulp aan anderen zich te heiligen in hun werk. Wees ervan overtuigd, dat dit de plaats is waar God als een zorgzame Vader en Vriend op ons wacht. En bedenk, dat u, als u uw werk op verantwoorde wijze doet, niet alleen voorziet in uw financiële behoeften, maar ook de meest rechtstreekse bijdrage levert aan de vooruitgang van de maatschappij, de lasten van anderen verlicht en steun verleent aan hulpacties op plaatselijk of mondiaal niveau ten behoeve van minder bedeelde individuen of volkeren [H. Jozefmaria, Vrienden van God, nr. 120]. We moeten meer denken aan de mensen om ons heen. Doen we dit? Wekken ze in ons een apostolische ijver op? Het beroepswerk en de contacten die daar uit voortvloeien vormen een bevoorrecht gebied om ons algemeen priesterschap dat we bij de Doop hebben ontvangen te beoefenen. Laten we dit meer voor ogen hebben tijdens dit Priesterjaar.

Deze woorden van onze Vader klinken krachtig in dit tijdsgewricht dat getekend wordt door een diepe crisis in de economie en de arbeidsmarkt die vele landen treft. Tegelijkertijd worden we herinnerd aan de ‘instrumentalisatie’ van het werk die zich in al haar facetten openbaart. Daarom legde onze Vader ons ook uit: De goederen van deze wereld zijn niet slecht. Maar als de mens ze verafgoodt en zich ervoor op de knieën werpt, dan maakt hij er slechte dingen van. Ze worden veredeld als wij ze veranderen in werktuigen voor het goede, als christelijke opdracht van gerechtigheid en liefde. Wij mogen de stoffelijke goederen niet najagen als iemand die op zoek gaat naar een schat. Onze schat is hier (…). Het is Christus. Op Hem moet heel onze liefde zich richten, want waar onze schat is, daar zal ook ons hart zijn (Mt. 6, 21) [ H. Jozefmaria, Als Christus nu langs komt, nr. 35].

Als het beroepswerk wordt beschouwd als een doel in zich en niet als een middel om het laatste doel van het menselijk bestaan te bereiken, namelijk de vereniging met God en, in God, met de andere mensen, dan raakt het ontaard en verliest het zijn verheven waarde. Het werk verandert dan in een activiteit die gesloten is voor de transcendentie en binnen de kortste keren neemt het schepsel de plaats in van God. Een werk dat op een dergelijke wijze verricht wordt kan ook niet het middel zijn om met Christus mee te werken in het verlossingswerk, dat Hij begon als handswerkman in Nazareth en tot voltooiing bracht aan het Kruis, door zijn leven te geven voor de verlossing van de mensen.

Het zijn ideeën die Benedictus XVI recent heeft uitgewerkt in de encycliek Caritas in veritate, door de sociale leer van de Kerk in de actuele context van de globalisering van de maatschappij te plaatsen. Door te bevestigen dat in de huidige omstandigheden het eerste te beschermen en te benutten kapitaal de mens is, de persoon in zijn totaliteit [Benedictus XVI, Encycliek Caritas in veritate, 29-6-2009, nr. 25] benadrukt de paus –zoals het Tweede Vaticaans Concilie al deed– dat de mens de ontwerper, het centrum en het doel van het gehele sociaal-economische leven is [vgl. Pastorale Constitutie Gaudium et spes, nr. 63]. De heilige Vader spreekt zich op deze wijze vastbesloten uit tegen het determinisme dat ten grondslag ligt aan de heersende opvattingen van het politieke, sociale en economische leven doordat hij in het centrum van het actuele debat de menselijke persoon plaatst, die geschapen is naar het beeld en de gelijkenis van God en door Christus verheven is tot de waardigheid van het goddelijk kindschap.

Tegelijkertijd wijst de paus op de transformerende energie van de maatschappij die het gevolg is van de beoefening van een juist begrepen vrijheid, dat wil zeggen een vrijheid die stevig verankerd is in de waarheid. Refererend naar de ontwikkeling van de volken schrijft hij: in werkelijkheid zijn de instellingen alleen onvoldoende, want de integrale ontwikkeling van de mens is vóór alles een roeping en vereist bijgevolg van allen een vrije en solidaire aanvaarding van verantwoordelijkheid. Bovendien vereist zo’n ontwikkeling een transcendente kijk op de persoon, die God nodig heeft: zonder Hem wordt de ontwikkeling ofwel geweigerd, ofwel alleen aan de hand van de mens toevertrouwd, die zich zelfverlossing gaat aanmatigen en ten slotte een ontmenselijkte ontwikkeling bevordert. [Benedictus XVI, Encycliek Caritas in veritate, 29-6-2009, nr. 11].

In crisisperioden zoals deze, met gevolgen die zovele direct raken, kan een dubbel gevaar optreden: aan de ene kant naïef erop te vertrouwen dat de technische oplossingen alle problemen zullen verhelpen. Aan de andere zich mee te laten slepen door pessimisme of berusting, alsof alles onvermijdelijk is, een gevolg van economische wetten die onoverkomelijk zouden zijn.

Zowel de ene als de andere houding zijn fout en gevaarlijk. Een man of vrouw van geloof zal deze situatie moeten benutten om persoonlijk te verbeteren in de beoefening van de deugd. Door met ijver de geest van onthechting te beleven; de zuivere intentie en het afzien van overbodige goederen en zo veel andere voorbeelden. Tegelijkertijd weet hij of zij dat we ons op elk ogenblik in de handen van God, onze Vader, bevinden. En als de goddelijke Voorzienigheid deze moeilijkheden toelaat, is dat opdat we uit het kwaad het goede halen: God schrijft recht op kromme regels. We maken een tijd door geschikt om het geloof te louteren, de hoop te bevorderen en de liefde te tonen. Het is ook een geschikte tijd om onze taak –welke het ook zij– met professionaliteit te vervullen, met zuiverheid van intentie door alles op te dragen opdat er in de maatschappij een authentiek verantwoordelijkheidsbesef en een ware solidariteit gecreëerd worden. Laten we bidden opdat het enorme werkeloosheidsprobleem opgelost wordt.

Aan de andere kant zorgen moeilijke omstandigheden ervoor dat nog verborgen persoonlijke gaven aan het licht komen. Een van de belangrijkste aanbevelingen van de recente encycliek is de oproep om de beoefening van de strikte rechtvaardigheid te zuiveren met de liefde, zonder deze twee deugden van elkaar te scheiden. De grote uitdaging voor deze tijd, zegt de paus, is dat we in ons denken en handelen niet alleen laten zien dat de traditionele sociaal-ethische principes zoals transparantie, eerlijkheid en verantwoordelijkheid niet veronachtzaamd of afgezwakt mogen worden, maar ook dat in zakelijke betrekkingen het principe van de onbaatzuchtigheid en de logica van de gave, als uitdrukking van broederlijkheid, in het normale economische leven een plaats kunnen en moeten hebben. Dat is een eis aan de mens in onze huidige tijd, maar ook een eis aan het economisch denken zelf. Het is tegelijkertijd een eis van de liefde en de waarheid. [Benedictus XVI, Encycliek Caritas in veritate, 29-6-2009, nr. 36].

Ik herinner me een onderrichting die de heilige Jozefmaria verspreidde in zijn geschriften en tijdens ontmoetingen met zeer verschillende mensen. In een homilie richtte hij de volgende woorden tot zijn toehoorders: Wees ervan overtuigd dat de grote problemen van de mensheid niet met alleen rechtvaardigheid opgelost worden. Als men vanuit rechtvaardigheid alleen handelt, moet men zich er niet over verbazen, dat mensen gekwetst blijven. De waardigheid van de mens, die kind van God is, vraagt veel meer. De liefde moet er in- en bijgevoegd worden, want zij verzoet alles, zij vergoddelijkt het: God is Liefde(1 Joh 4, 16). Laten we alles wat wij doen, doen uit liefde tot God, dan wordt het makkelijker de naaste te beminnen en onze aardse liefdes zuiverder en verhevener te maken [H. Jozefmaria, Vrienden van God, nr. 172]. En bij een andere gelegenheid, naar aanleiding van de vraag wat de belangrijkste deugd is die een ondernemer zou moeten beoefenen, antwoordde hij onmiddellijk: de naastenliefde, want met de rechtvaardigheid alleen kom je er niet (…) Behandel de mensen altijd rechtvaardig en laat je gerust een beetje door je hart leiden (…) Doe, door middel van je werk, alles wat je kunt voor de anderen. En beleef met rechtvaardigheid de liefde. De rechtvaardigheid alleen is heel koel: dan blijven er veel lege ruimtes over [H. Jozefmaria, Aantekeningen van een familiebijeenkomst, 27-11-1972].

Een grote liefde voor de rechtvaardigheid, die op elk moment vorm gegeven wordt door de liefde, samen met de specifieke beroepsvoorbereiding van ieder afzonderlijk, dát is het christelijke wapen om doeltreffend bij te dragen aan de oplossing van de maatschappelijke problemen. Jullie moeten bovennatuurlijkaanpakken waar jullie op een natuurlijkewijze mee bezig zijn,zei onze Vader, en daarna brengen jullie deze ijver van genegenheid, naastenliefde, begrip, liefde, van christelijke geest naar alle volkeren van de aarde[H. Jozefmaria, Aantekeningen van een familiebijeenkomst, 2-6-1974]. Hij waarschuwde tegen de valse materialistische theorieën die oplossingen aandragen voor de sociale problemen. Voor het oplossen van alle problemen van de mensheid hebben we voldoende aan de christelijke rechtvaardigheid en liefde. [H. Jozefmaria, Aantekeningen van een familiebijeenkomst, 14-4-1974].

Deze overwegingen ontslaan de christen niet –in het bijzonder degene die een verantwoordelijke positie in het openbare leven of in de maatschappij hebben– van de plicht om de economische wetten goed te kennen. De paus zegt: Liefde sluit kennis niet uit, doch vereist, bevordert en stimuleert die juist van binnenuit. Kennis is nooit alleen het werk van het verstandelijk vermogen. Kennis kan weliswaar worden gereduceerd tot berekening of experiment, maar als zij wijsheid wil zijn, die in staat is de mens de weg te wijzen in het licht van de grondbeginselen en zijn uiteindelijke doel, dan moet zij ‘gezouten’ zijn met het zout van de liefde. Doen is blind zonder kennis en kennis is steriel zonder liefde. “Want wie door een waarachtige liefde wordt gedreven, is vindingrijker dan wie ook, waar het erom gaat de oorzaken van de ellende op te sporen en middelen te vinden om haar te bestrijden en definitief te overwinnen” (Paulus VI, Encycliek Populorum progressio, n. 75) [Benedictus XVI, Encycliek Caritas in veritate, 29-6-2009, nr. 30].

Spannen we ons in deze leer van de Kerk beter te doorgronden, haar door te geven en ervoor te zorgen dat ze doordringt in ons geweten en in ons dagelijks handelen.

Zoals altijd wil ik jullie eraan herinneren zeer verenigd te blijven met mijn intenties. Het is logisch dat het gebed voor de paus en zijn medewerkers altijd op de eerste plaats komt. Deze maand wordt er in Rome bovendien een bijzondere bisschoppensynode gehouden, gewijd aan het Afrikaanse continent. Nemen we vanaf nu onze toevlucht tot de heilige Geest en tot de voorspraak van de heilige Jozefmaria, opdat de Heer de bisschoppen verlicht die rondom de paus bijeenkomen en rijke geestelijke vruchten verleent aan deze Vergadering.

Er zijn andere verjaardagen van de geschiedenis van het Werk die ik niet genoemd heb. Ik voel echter wel de noodzaak dat in allen de ijver groeit om de verschillende etappes van het leven van de heilige Jozefmaria goed te kennen. Zijn grote verfijndheid om zorg te dragen voor dat wat de Hemel in zijn handen legde, bracht hem ertoe een trouwe dienaar van God te zijn, van de Kerk, –met dit stukje, het Werk– van zijn dochters en zonen en van alle personen, ook van degenen die hem niet begrepen. Het is van groot belang dat we dit voetspoor volgen. 

Met de grootste liefde zegent jullie, 

jullie Vader

+ Javier 

Rome, 1 oktober 2009