Brief van de prelaat (maart 2010)

In zijn brief, aan het begin van de vastentijd, nodigt Mgr. Echevarría uit "om dagelijks, in een concreet punt van ons leven, ons tot God te bekeren."

Geliefden: dat Jezus mij mijn dochters en zonen beware!

Dit jaar gaat de paus in zijn boodschap voor de Vastentijd in op het wijde thema van de gerechtigheid. Verwijzend naar de klassieke definitie van deze deugd –ieder geven wat hem toekomt– legt Benedictus XVI uit dat wat een mens het meest nodig heeft, hem niet door de wet kan worden gegarandeerd. Om het leven ten volle te kunnen beleven is iets nodig dat dieper gaat en dat alleen als gave kan worden verleend. We zouden kunnen zeggen dat de mens leeft door die liefde die alleen God kan meedelen, gezien het feit dat Hij de menselijke persoon heeft geschapen naar zijn beeld en gelijkenis [Benedictus XVI, Boodschap voor de Vastentijd 2010, 30-10-2009].

Op het gebied van de menselijke relaties is het ieder geven wat hem toekomt een onmisbare voorwaarde voor de ontwikkeling van een rechtvaardige, waarachtig menselijke maatschappij. In deze zin moet ieder zich daarom inzetten om zijn plichten jegens de naasten zo goed mogelijk te vervullen. En dit in zowel de individuele verplichtingen, als de plichten ten opzichte van de gemeenschap waartoe hij behoort: de familie, de onderneming, de maatschappij. We kunnen ons hiermee echter niet tevreden stellen. De heilige Jozefmaria raadde ons aan: Beoefen de gerechtigheid en overstijg die zelfs met de genade van de liefde. [H. Jozefmaria , Als Christus nu langskomt, nr. 77].

De eerlijkheid, het getrouw vervullen van onze plichten jegens de naaste vormt de basis van een samenleving die op een juiste wijze geordend is, hoewel dat niet voldoende is. De Heer hield zich bezig met het genezen van de zieken, het voeden van degenen die honger leden, enz. Maar Hij hield zich ook en bovenal bezig met het verlichten van de geestelijke noden: de onwetendheid omtrent goddelijke zaken, de ziekte van de zonde… Want, zo schrijft de heilige Augustinus, indien ‘de rechtvaardigheid de deugd is die aan ieder het zijne geeft (…) dan kan er geen sprake zijn van menselijke rechtvaardigheid als zij de mens van de ware God afhoudt’ [H. Augustinus, De stad van God XIX, 21]. Daarom benadrukte onze Vader: Wees ervan overtuigd dat de grote problemen van de mensheid niet met alleen rechtvaardigheid opgelost worden. Als men vanuit rechtvaardigheid alleen handelt, moet men zich er niet over verbazen, dat mensen gekwetst blijven. De waardigheid van de mens, die kind van God is, vraagt veel meer. De liefde moet er in- en bijgevoegd worden, want zij verzoet alles, zij vergoddelijkt het: God is Liefde (1 Joh 4, 16). Laten we alles wat wij doen, doen uit liefde tot God, dan wordt het makkelijker de naasten te beminnen en onze aardse liefden zuiverder en verhevener te maken [H. Jozefmaria, Vrienden van God, nr. 172].

Deze overwegingen aan het begin van de Veertigdagentijd helpen ons ook om de uitnodiging tot bekering die de liturgie deze weken tot ons richt, in praktijk te brengen, als voorbereiding op Pasen. Om doeltreffend mee te kunnen werken aan de vestiging van een rechtvaardiger orde in de maatschappij, dienen we op de eerste plaats orde in onszelf te scheppen.

Onze Heer waarschuwde al, toen Hij de Farizeeën terecht wees bij het spreken over het ‘reine’ en ‘onreine’ voedsel dat niets kan de mens bezoedelen wat van buitenaf in hem komt. Maar wat uit de mens komt, dat bezoedelt de mens [Mc 7, 15]. Inderdaad, het menselijk hart dat gewond is door de erfzonde en de persoonlijke zonden, vormt de bron van de grootste kwalen; in het menselijk hart dat genezen en verheven is door de genade daarentegen, bevindt zich ook de oorsprong van het grootste goed.

De erfzonde was de oorzaak van het uiteenvallen van de oorspronkelijke gemeenschap die de mensen innig met God en met elkaar verenigde. De persoonlijke zonden maakten deze breuk nog groter en veranderde deze in een diepe scheiding. We ontdekken dit in zoveel aspecten van het individuele en sociale leven. Hoewel de mens van nature openstaat voor de ander, stuit hij in zijn wezen op een vreemde zwaartekracht die hem op andere gedachten brengt en zichzelf boven anderen doet stellen en tegen anderen doet zijn. Dat is egoïsme, het resultaat van de erfzonde. Adam en Eva werden verleid door de leugen van satan en aten, tegen het goddelijk gebod in, van de mysterieuze vrucht. Zij vervingen de logica van vertrouwen in de Liefde door die van verdenking en competitie, de logica van het ontvangen en van het vertrouwensvol verwachten van de gaven van de Ander door het gretig grijpen en het eigenmachtig handelen (vgl. Gen 3, 1-6). En als gevolg daarvan ervoeren ze een gevoel van onrust en onzekerheid. Hoe kan de mens zich bevrijden van deze ik-gerichte invloed en zichzelf openstellen voor de liefde? [Benedictus XVI, Boodschap voor de Vastentijd 2010, 30-10-2009].

Deze vraag drukt de diepste wens uit van elke persoon. Alle mannen en alle vrouwen, geschapen uit liefde en voor de liefde, verlangen ernaar –al lijken ze dit vaak verborgen te houden– hun hart te vullen met een zuivere en grote liefde. Deze bestaat in een gave aan God en, omwille van God, aan de anderen, op zo’n wijze dat er geen ruimte overblijft voor de ongeordende eigenliefde. Dit is alleen mogelijk met de goddelijke genade, die onze ziel geneest, sterkt en verheft. De genade die ons overvloedig geschonken wordt, vooral door middel van de sacramenten van de Biecht en de Eucharistie.

Laten we dus in deze Veertigdagentijd de wens tot een geestelijke vernieuwing aanwakkeren, door de voorbereiding op de Biecht beter te verzorgen en met gepaste regelmaat dit sacrament te ontvangen. Laten we ons eveneens dagelijks goed voorbereiden om de Heer in de Eucharistie te ontvangen. Proberen we bovendien de personen met wie we omgaan aan te zetten deze zelfde weg te begaan. Hebben we de manier geconcretiseerd om de boetedoening te beleven die de Kerk ons deze weken aanraadt? Enkele voorbeelden om de weg voor onze ziel te banen opdat zij de vruchten van het Paasfeest kan ontvangen zijn: de omgang met onze Heer en de Maagd Maria zoeken; met een grotere edelmoedigheid de geest van boete beleven; zich concrete doelstellingen voornemen om de anderen ten dienste te staan; ook en bovenal in het apostolaat.

Het is van groot belang zich op deze weg dagelijks, in een concreet punt van ons leven, tot God te bekeren. Deze opeenvolgende veranderingen –wellicht in kleine dingen, maar met dezelfde beslistheid alsof het zou gaan om grote zaken– zijn uiteindelijk de belangrijke momenten voor onze heiliging. De Heer wenst vurig dat deze ommekeer zich in ons bewerkstelligt, maar Hij heeft hierbij onze medewerking nodig. We herinneren aan de woorden van de heilige Augustinus: ‘God, die je zonder jou geschapen heeft, zal je niet zonder jou verlossen’ [Heilige Augustinus, Preek, 169, 13 (PL 38, 923)].

Door de aansporingen van de heilige Geest, hebben de kleine dagelijkse verbeteringen de kracht om de deuren van ons ik wijd te openen, opdat de goddelijke genade haar zuivert en doet ontbranden in de liefde tot God en de naaste. Heilige Jozefmaria schreef daarom: Wij kunnen deze Vastentijd niet zo maar als een bepaalde periode, als een steeds terugkerende herhaling van de liturgische tijd beschouwen. Dit moment is uniek; het is een goddelijk aanbod dat aangegrepen moet worden. Jezus treedt op ons toe en verwacht van ons –vandaag, nu– een werkelijke verandering [H. Jozefmaria, Als Christus nu langskomt, nr. 59].

Bedenken we dat het woord ‘rechtvaardigheid’ in de heilige Schrift een zeer diepe betekenis heeft, vooral wanneer ze op God wordt toegepast. Het duidt in deze zin voornamelijk de goddelijke heiligheid aan die de Heer ons om niet wil schenken door middel van het geloof in Jezus Christus, zoals de heilige Paulus in zijn brief aan de Romeinen leert. Want allen hebben gezondigd en allen zijn verstoken van de goddelijke heerlijkheid; en allen worden zij om niet door zijn genade gerechtvaardigd, krachtens de verlossing die in Christus Jezus is. Hem heeft God voor wie gelooft aangewezen als zoenoffer door zijn bloed [Rom 3, 22-25].

Deze heiligheid kunnen we ons slechts eigen maken verenigd met Jezus door het geloof en de sacramenten. Hij heeft deze heiligheid verkregen voor ons door voor onze zonden te sterven aan het Kruis en te verrijzen omwille van onze rechtvaardiging. In feite ontdekken we hier de goddelijke gerechtigheid, die ten diepste verschilt van haar menselijke tegenhanger. Voor ons heeft God de prijs betaald voor deze ruil met zijn Zoon, een prijs die buitensporig hoog is. Ten aanzien van de gerechtigheid van het Kruis kan de mens afwijzend reageren, omdat daarmee duidelijk wordt dat hij zichzelf niet genoeg is, maar een Ander nodig heeft om zich ten volle te kunnen realiseren. Bekering tot Christus, geloof in het evangelie, dat betekent uiteindelijk dat we de illusie van zelfgenoegzaamheid achter ons laten om onze eigen behoefte te ontdekken en aanvaarden –de behoefte aan anderen en aan God, de behoefte aan zijn vergeving en zijn vriendschap [Benedictus XVI, Boodschap voor de Vastentijd 2010, 30-10-2009].

In deze context is de constante verkondiging van onze Vader, op de eerste plaats met zijn voorbeeld, goed te begrijpen om dagelijks in het eigen bestaan, de rol van de verloren zoon te beleven. Dit is een onderricht waar we op elk moment naar terug moeten keren maar vooral tijdens de komende weken. Het menselijk leven is in zekere zin een voortdurend terugkeren naar het huis van onze Vader. Terugkeren door middel van het berouw, die bekering van het hart, die de wens veronderstelt te veranderen, het vaste besluit ons leven te beteren, en dat zich derhalve manifesteert in werken van offer en overgave. Terugkeren naar het huis van de Vader, door middel van dat sacrament van de vergeving, waardoor wij bij het bekennen van onze zonden ons met Christus bekleden, en zo worden tot zijn broeders, leden van het gezin van God. God wacht op ons, zoals de Vader uit de gelijkenis, met open armen, al hebben wij dat niet verdiend. Het geeft niet hoe zwaar wij schuldig zijn. Zoals in het geval van de verloren zoon is het voldoende dat wij ons hart openstellen, dat wij heimwee krijgen naar het huis van onze Vader, dat wij ons verwonderen en ons verheugen wegens de gunst die God ons bewijst, door ons waarachtig zijn kinderen te mogen noemen en het inderdaad ook zijn, ondanks zoveel tekorten aan beantwoording onzerzijds. [H. Jozefmaria, Als Christus nu langskomt, nr. 64]

Als we dicht bij onze Moeder, de Maagd Maria en de heilige Jozef, haar zuivere Bruidegom blijven, zullen we gemakkelijker deze weg onvermoeid afleggen. Nemen we, in dit Mariajaar dat we in het Werk begonnen zijn, met groot vertrouwen onze toevlucht tot hun, met de noodzaak onze overgave in het Werk op het feest van de heilige Patriarch te hernieuwen. Mij hebben opnieuw enkele woorden van de heilige Jozefmaria ontroerd, laten we ze diepgaand overwegen. Verwijzend naar het begin van het apostolisch werk met vrouwen, zei hij tot zijn dochters: Ik dacht dat er in het Opus Dei alleen mannen zouden zijn. Het was niet dat ik de vrouwen niet wenste (…), maar vóór 14 februari 1930 wist ik niets van jullie bestaan in het Opus Dei, hoewel in mijn hart wel degelijk de wens leefde om de wil van God in alles te vervullen [H. Jozefmaria, Aantekeningen van een familiebijeenkomst, 11-7-1974]. Mijn dochters en zonen, proberen we deze houding te voeden, namelijk de wens om te wil van God te vervullen, op elk moment? Begrijpen we dat alleen met deze ijver het gedrag van een christen of christin pas werkelijk zin heeft?

Vorige maand heb ik een korte reis gemaakt naar Valencia, op uitnodiging van de aartsbisschop van het aartsbisdom, vanwege het Priesterjaar, en naar Palma de Mallorca op de Balearen, waar het apostolaatwerk van de prelatuur krachtig groeit. Op beide plaatsen heb ik nog eens de hang naar God die in zoveel zielen leeft, aangeraakt. Ik heb kunnen zien met hoeveel dankbaarheid de geest van het Opus Dei wordt ontvangen, die de zoektocht en de ontmoeting met de allerheiligste Drie-eenheid in het dagelijks doen en laten vergemakkelijkt. Zoals altijd wanneer ik deze reizen onderneem, heb ik gesteund op het gebed van jullie allen. Blijf me altijd begeleiden!

Op 23 maart herdenken we opnieuw de sterfdag van de geliefde don Alvaro. Denkend aan de voortdurende inzet waarmee hij ons aanspoorde ons tot Maria te wenden, wil ik jullie suggereren persoonlijk jullie toevlucht tot hem te nemen, opdat de genadegaven van dit Mariajaar diep in onze zielen doordringen.

Aan het eind van deze maand, op de achtentwintigste, herdenken we een nieuwe verjaardag van de priesterwijding van onze Vader. Vragen we op zijn voorspraak voor de paus en zijn medewerkers, voor de overige bisschoppen, voor de priesters van de hele wereld, voor de priesterroepingen, de roepingen tot het religieuze leven, voor de heiligheid van het gehele volk van God, dat Jezus Christus met de prijs van zijn bloed heeft verworven. [vgl. 1 Kor 6, 20; 7, 23]

Met alle genegenheid zegent jullie,

jullie Vader

+ Javier

Rome, 1 maart 2010