Brief van de Prelaat (maart 2011)

In het dagelijkse leven dienen zich vele gelegenheden aan om God onze verlangens te tonen om dicht bij Hem te zijn. De Veertigdagentijd is volgens de Prelaat een speciaal moment om ons met een grotere liefde in te zetten.

Mijn beminde kinderen: Jezus beware mij mijn dochters en zonen!

«Niets is God zo aangenaam dan dat de mensen zich met een oprecht berouw tot Hem bekeren.» (Heilige Maximus Confessor, Brief 11, PG 91, 454). Deze woorden hebben altijd een bijzondere actualiteit, in het bijzonder in de komende weken, want over acht dagen begint de Veertigdagentijd. In de liturgie van Aswoensdag maant de Kerk ons met genegenheid en zorg, met woorden van sint Paulus:zorgt dat ge zijn genade niet tevergeefs ontvangt. Hij zegt immers: ‘op de gunstige tijd heb Ik u verhoord, op de dag van het heil ben Ik u te hulp gekomen.’ Nu is er die gunstige tijd, vandaag is het de dag van het heil (Romeins Missaal, Aswoensdag, tweede lezing 2 Kor 6, 1-2).

In de christelijke levensvisie is ieder moment een gunstig moment en is iedere dag een dag van redding, maar de liturgie van de Kerk – zegt de heilige Vader – betrekt deze woorden expliciet op de Veertigdagentijd (Benedictus XVI, Toespraak bij de algemene audiëntie, 17-02-2010). We staan op het punt aan de weken te beginnen die in het bijzonder geschikt zijn om opnieuw tot de Heer te naderen, waarbij we worden aangetrokken door zijn genade. We kunnen de heilige Geest vragen dat Hij ons de ernst van deze oproep doet ontdekken opdat deze dagen niet – zoals de heilige Jozefmaria schrijft – als water over de stenen stromen zonder ook maar een spoor achter te laten (Heilige Jozefmaria, Als Christus nu langskomt, n. 59).Laten we de Heer zeggen: Ik zal mij laten doordrenken, laten omvormen; ik zal mij bekeren, ik zal mij opnieuw tot de Heer wenden en Hem beminnen zoals Hij bemind wil worden (Heilige Jozefmaria, Als Christus nu langskomt, n. 59).

Laten we niet alleen denken aan de bekering van een zondaar die besluit zich open te stellen voor de genade en die van de geestelijke dood naar het Leven met hoofdletter overstapt. Het zijn ook de dagelijkse bekeringen die een christelijke man of vrouw dichter bij God doen komen en met een grotere intensiteit in het leven van Christus doen delen door de sacramenten vaak te ontvangen, de geest van gebed te voeden, door zich op een concrete en effectieve manier in dienst te stellen van het geestelijk en materieel welzijn van de anderen. Zoals Benedictus XVI uitlegt, betekent bekering tegen de stroom ingaan, waar ‘de stroom’ de oppervlakkige leefstijl is, zonder coherentie en illusoir, die ons zo vaak meesleept, beheerst en tot slaven van het kwaad maakt of, in ieder geval, tot gevangenen van een morele middelmatigheid. Door de bekering echter aspireren we naar de hoge norm van christelijk leven, we hechten ons aan het levend en persoonlijk evangelie dat Jezus Christus is (Benedictus XVI, Toespraak bij de algemene audiëntie, 17-02-2010).

In de Kerk heeft de Heer ons vele wegen, vele manieren gegeven om opeenvolgende persoonlijke bekeringen te stimuleren die zo nodig zijn in het leven van de christen. Laten we er, met woorden van de heilige Jozefmaria, aan denken dat die geestelijke omvormingen met volharding, zelfs heel vaak in de loop van de dag, in praktijk gebracht moeten worden: Opnieuw beginnen? Ja! Elke keer als je een akte van berouw bidten dat zouden we vele keren per dag moeten doenbegin je opnieuw, omdat je God een nieuwe liefde geeft (Heilige Jozefmaria, De Smidse, n. 384). Denken we er vaak aan dat God op dat ogenblik op ons wacht? Staan we stil bij de vraag: wat wilt U, Heer, van mij? Voelen we ons gedreven om meer en meer tot Christus te naderen?

Niettemin wil ik nu stilstaan bij enkele specifieke manieren om opnieuw de weg van de vriendschap met de heilige Drie-eenheid te bewandelen: de bezinningsdagen die gedurende de Veertigdagentijd op veel plaatsen in aantal toenemen. Het is duidelijk dat ze niet alleen in deze weken worden aangeboden, maar de liturgie in deze tijd, met haar dringende oproep om het leven te beteren, nodigt veel christenen uit om in deze periode aan een van deze activiteiten deel te nemen. Hetzelfde kan gezegd worden van de maandelijkse bezinningen die een belangrijke plaats innemen in de vormingsmiddelen die de Prelatuur aan duizenden personen in de hele wereld aanbiedt.

De heilige Jozefmaria wees erop dat deze geestelijke oefening al vanaf de eerste eeuwen een gebruik is in de Kerk: als iemand zich probeerde voor te bereiden op een taak, of als hij gewoonweg de noodzaak voelde om met grotere overgave aan de genade te beantwoorden, probeerde hij altijd de omgang met de Heer te versterken. De eerste christenen hadden al bezinningen. Na de Hemelvaart van Christus treffen we de apostelen samen met een grote groep gelovigen in het Cenakel aan, in gezelschap van de allerheiligste Maagd Maria, terwijl ze wachtten op de uitstorting van de Trooster die Jezus hun beloofd had. Daar vindt de heilige Geest hen perseverantes unanimiter in oratione (Hand 1, 14), diep in gebed. De mensen die zich in het vroege christendom in de huiselijke sfeer aan God overgaven, zonder zich van het leven van de anderen af te scheiden, deden hetzelfde; en de kluizenaars die naar de woestijn gingen om zich in de eenzaamheid te wijden aan de omgang met God... en aan het werk! (...) Alle christenen die oprecht voor hun ziel hebben gezorgd, hebben op een of andere manier hun bezinningen gedaan. Want het gaat om een christelijke gewoonte (Heilige Jozefmaria, Aantekeningen van een meditatie, 25-02-1963).

Vanaf de eerste jaren van het Werk hechtte onze stichter veel belang aan deze tijden die uitsluitend aan het gebed en het gewetensonderzoek gewijd waren, die heel nodig blijken te zijn om het innerlijk leven op peil te houden. Wat zullen jij en ik tijdens deze bezinningsdagen doen? vroeg hij zich bij een gelegenheid af; en hij antwoordde: veel met onze Heer omgaan, Hem zoeken zoals Petrus, om een intiem gesprek met Hem te hebben. Ik wil opmerken dat ik gesprek zeg: een dialoog tussen jullie twee, van persoon tot persoon, zonder je te verstoppen in de anonimiteit. We hebben dat persoonlijke gebed, die intimiteit, die rechtstreekse omgang met God onze Heer nodig (Heilige Jozefmaria, Aantekeningen van een meditatie, 25-02-1963).

Bij het begin van zijn pontificaat heeft Benedictus XVI de bezinningsdagen opnieuw aanbevolen, vooral die dagen die in volledige stilte worden doorgebracht (Benedictus XVI, Toespraak tot een groep bisschoppen bij een bezoekad limina, 26-11-2005). En in de traditionele boodschap voor de Veertigdagentijd van dit jaar verwijst hij naar het evangelie van de tweede zondag, over de Gedaanteverandering van de Heer, en dringt hij aan: Het is een uitnodiging afstand te nemen van de rumoerigheid van het alledaagse om zich onder te dompelen in Gods aanwezigheid: Hij wil ons elke dag een Woord aanreiken dat tot de diepten van onze geest doordringt, waar deze goed en kwaad onderscheidt (vgl. Hebr 4, 12) en onze wil versterkt om de Heer te volgen (Benedictus XVI, Boodschap voor de Veertigdagentijd van 2011, 4-11-2010, n. 2).

Opdat deze middelen van vorming en omvorming, zoals onze Vader ze noemde, vruchtbaar zijn, is het nodig om ingetogen te zijn; anders wordt het heel moeilijk – om niet te zeggen onmogelijk – om de lichten te ontdekken die de heilige Geest in de ziel aansteekt en om zijn stem te horen, die ons concrete strijdpunten suggereert om Jezus van dichtbij te volgen en in zijn tempo te lopen.

Daarom beveel ik jullie aan, mijn dochters en zonen, om dit aspect – de stilte – niet te verwaarlozen tijdens de maandelijkse en jaarlijkse bezinningen, met de noodzakelijke aanpassing aan de concrete omstandigheden van degenen die aan deze vormingsmiddelen deelnemen. Het is niet hetzelfde of er mensen gaan die al min of meer bekend zijn met geestelijke zaken, of mensen die de eerste stappen zetten in het christelijk leven. Zoals de trouwe en verstandige dienaar waarover het evangelie spreekt, moet men hun op de gestelde tijd hun rantsoen weten te geven (Lc 12, 42).

Als jullie daarom voor de verschillende apostolische werken zorgen en voor de personen die hiervoor komen, is het goed om met bovennatuurlijke visie de concrete situatie van de deelnemers te overwegen bij het organiseren van de bezinningen, ook als dit de noodzaak impliceert om er een groter aantal te organiseren. En zoals onze Stichter het ons altijd heeft ingeprent, worden de bezinningen, de Kringen enz. om dezelfde reden toch gegeven, ook al komen er minder mensen dan aanvankelijk verwacht: ook al komt er slechts één.

Kortom, de bezinningsdagen moeten, zoals we in De Voor lezen, een tijd zijn van inkeer om God en jezelf te leren kennen en daardoor voortgang te boeken. Die tijd heb je nodig om te ontdekken waarin en hoe je moet veranderen: wat zal ik doen, wat moet ik laten?(Heilige Jozefmaria, De Voor, n. 177). Tijdens die dagen, zo zegt de heilige Jozefmaria ons ook, moet je gewetensonderzoek dieper en uitgebreider zijn dan dat van iedere avond.Als je dat niet doet mis je een grote kans tot verbetering (Heilige Jozefmaria, De Weg, n. 245).

De liturgie van de Veertigdagentijd verschaft overvloedig materiaal voor overweging, zoals de heilige Vader in zijn boodschap naar voren brengt. De scène van de bekoringen van Jezus in de woestijn, die we op de eerste zondag lezen, herinnert ons eraan dat het christelijk geloof naar het voorbeeld van Jezus en in gemeenschap met Hem een strijd inhoudt “tegen de heerschappijen, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van deze duisternis” (Ef. 6, 12), waarin de duivel aan het werk is en nooit moe wordt, ook vandaag niet, om ieder die ook maar dicht bij de Heer wil komen, te verleiden (Benedictus XVI, Boodschap voor de Veertigdagentijd van 2011, 4-11-2010, n. 2). Daarom moeten we overwegen of we ons goed voorbereiden op deze strijd door met vertrouwen de bovennatuurlijke middelen te benutten. De heilige Jozefmaria stelde ons voor om met een zeer bovennatuurlijke tactiek te werk te gaan: Je voert strijdde dagelijkse gevechten van je innerlijk levenin stellingen die ver voor de verdedigingsmuren van je vesting liggen. Hier valt de vijand je aan: op je kleine versterving, op je dagelijks gebed, op de orde bij je werk, op je leefplan. Op deze manier valt het hem moeilijk door te dringen tot de kwetsbare torens van je vesting. En als hij zo ver komt, is hij te uitgeput om ze te bestormen (Heilige Jozefmaria, De Weg, n. 307).

Op de volgende zondag zullen we de stem van de hemelse Vader horen, die ons, doelend op Christus, zegt: Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, in wie Ik mijn behagen heb gesteld: luistert naar Hem (Mt 17, 5). We moeten ons meer inspannen om tijdens de momenten van persoonlijk gebed te ontdekken wat onze Heer tegen ieder van ons zegt, om het uit te voeren. En om te zien hoe we steunen op de genade die we ontvangen in de sacramenten, en ook op de raad die we krijgen in de persoonlijke geestelijke leiding.

Op de derde zondag van de Veertigdagentijd, op 27 maart, presenteert de liturgie ons de vraag van Jezus aan de Samaritaanse: “Geef Mij te drinken” (Joh. 4, 7), die (...) de hartstochtelijke liefde van God voor iedere mens tot uitdrukking brengt en in onze harten het verlangen wil opwekken naar de gave van de “waterbron in Hem, opborrelend tot eeuwig leven” (ibid., 14). (Benedictus XVI, Boodschap voor de Veertigdagentijd van 2011, 4-11-2010, n. 2). Mogen we met enthousiasme de oproep ontdekken om altijd voor ogen te hebben dat wij, zijn leerlingen, zijn licht en zijn genade overal naar toe moeten brengen; vooral door onze vrienden en familieleden te helpen zich te verzoenen met God in het sacrament van de biecht; en ook door hen uit te nodigen om deze weken deel te nemen aan een bezinning of aan bezinningsdagen.

We naderen het hoogfeest van Sint Jozef, Patroon van de Kerk en van het Werk. Laten we ons goed voorbereiden om op de 19e met dankbaarheid en vreugde onze liefdesovereenkomst met de Heer in het Werk te hernieuwen, en om met vertrouwen aan de heilige aartsvader te vragen dat hij van God de genade verkrijgt opdat veel mannen en vrouwen, van alle leeftijden en omstandigheden, het besluit nemen om Jezus Christus te volgen in het Opus Dei.

Bovendien is het die dag een nieuw jaarfeest van de plechtige uitvaardiging van de bul Ut sit, waarmee onze zeer geliefde Johannes Paulus II het Opus Dei tot personele Prelatuur oprichtte en daarmee de organische samenwerking bepaalde van priesters en leken om de ingeving die onze Heer op 2 oktober 1928 in de ziel van de heilige Jozefmaria legde, te verwezenlijken. We hebben de plicht om heel trouw te zijn, ons ervan bewust dat de heilige Geest deze vorm heeft gewild in het Tweede Vaticaans Concilie en de weg heeft gebaand voor de pastorale noden van de Kerk.

Op 28 maart vieren we een nieuwe verjaardag van de priesterwijding van onze Vader. Laten we de heilige Drie-eenheid er veel voor danken, want ieder van ons is werkelijk een kind van de bereidheid van onze stichter om het priesterschap van Christus te ontvangen. Zonder zijn edelmoedige, volledige aanvaarding van de goddelijke wil zou er geen Opus Dei in de Kerk zijn geweest. De stichting van het Werk is het antwoord op de vraag –waarom word ik priester? – die onze Vader zich stelde tijdens zijn jaren op het seminarie van Zaragoza, en die de diepste reden van zijn beslissing is om zich op die weg te begeven en die te volgen.

Laten we op zijn voorspraak bidden voor de groei van het aantal priesterroepingen in alle landen: trouwe mannen, verliefd op God, die zich met vreugde wijden aan de dienst van de zielen, met een volledige trouw aan de Paus en heel verenigd met hun diocesane bisschoppen. En opdat er ook in het Werk de nodige priesters zijn om voor de apostolische activiteiten te zorgen die de Heer van ons verwacht. Laten we er tegelijkertijd bij de heilige Drie-eenheid op aandringen dat alle katholieken, mannen en vrouwen, hun priesterlijke ziel voeden, die de hemel aan ieder van ons heeft gegeven.

Blijf bidden voor de Paus en zijn medewerkers; vooral gedurende de eerste week van de Veertigdagentijd, wanneer de bezinningsdagen voor de Romeinse Curie zijn. Ook wij zullen die dagen benutten voor onze jaarlijkse bezinningsdagen. Ik hoop, werkelijk vol verwachting, dat jullie me die dagen geestelijk begeleiden; ik kan jullie zeggen dat ik onze Heer dagelijks aanroep opdat niemand de stortvloed aan genade verspilt die de Heer ons in deze middelen schenkt.

Met alle genegenheid zegent jullie,

Jullie Vader

+ Javier

Rome, 1 maart 2011