Brief van de prelaat (juni 2014)

Een paar maanden voor de zaligverklaring van Álvaro del Portillo richt de prelaat zich tot degenen die zich voorbereiden op dit evenement van de Rooms Katholieke Kerk.

Geliefde kinderen, moge Jezus jullie bewaren!

We staan voor het hoogfeest van Pinksteren, komende zondag, en onmiddellijk daarna keren wij terug naar de – ook blijde – liturgische ‘tijd door het jaar’. De Kerk nodigt ons uit om ons te blijven inzetten voor onze gewone plichten: ze vormen de kern van onze strijd voor de heiligheid. Laten we de aanmoediging die van de afgelopen weken uitging goed benutten. De beschouwing van de triomf van Christus over de zonde en de dood, zijn verrijzenis en glorierijke hemelvaart, en de zending van de heilige Geest heeft ons nieuwe moed gegeven om onze blik te richten op het ware doel van onze aardse tocht: de hemel. In de lijn van een devotie die diep geworteld is in de Kerk, nodigde de heilige Jozefmaria ons uit het feest van de Allerheiligste Drie-eenheid, op de zondag na Pinksteren, voor te bereiden met een triduüm van aanbidding en dankzegging, het Trisagium angélicum: tibi laus, tibi glória, tibi gratiárum áctio in sæcula sempitérna, o beáta Trínitas![1]U zij de lof, U zij de eer, u zij onze dankzegging in alle eeuwigheid, o heilige Drievuldigheid!

Een kenmerk van de zielen die hun roeping tot heiligheid serieus nemen, is hun wens om het volledig genieten van God te bereiken door het dagelijks leven tot de bovennatuurlijke orde te verheffen. Ik heb meegemaakt hoe de zeer geliefde Don Álvaro hier beneden heel verenigd wilde zijn met de Heer, als een voorproef van de eeuwige contemplatie en liefde van God in de hemel. Net zoals de heilige Jozefmaria in zijn latere levensjaren, herhaalde hij vaak de woorden van de psalm: vultum tuum, Dómine, requíram[2]; Heer, ik zal altijd Uw gelaat zoeken. Hij gebruikte ze om bij zijn werk en dagelijkse bezigheden in de aanwezigheid van God te handelen.

De hoop is een geweldige hulp om bij alle bezigheden met de gedachten naar God te gaan. De blik van Don Álvaro op het tabernakel of afbeeldingen van de Maagd Maria was steeds vol genegenheid en vroomheid. Hij was diep dankbaar voor de werkelijke aanwezigheid van Christus in de Eucharistie en voor demoederlijke zorg van Onze Lieve Vrouw. Door het geloof kon hij al genieten van de vreugde om God in de hemel te aanschouwen, niet zoals hier op aarde, waar we dat alleen kunnen als in een spiegel en met vage beelden, maar van aangezicht tot aangezicht.[3]Daardoor bleef hij rustig een kniebuiging maken wanneer hij voorbij het tabernakel liep, hoewel hij een laesie in de wervelkolom had die soms een scherpe pijn veroorzaakte die naar de benen uitstraalde. Hij was ervan overtuigd dat dit ongemak, door het aan God aan te bieden, ook een manier was om Hem te eren en op Hem te vertrouwen.

We zijn ons er allemaal van bewust dat we dagelijks onze beperkingen ervaren, ook al proberen we in alle oprechtheid de voetsporen van de Heer van dichtbij te volgen. Gezondheid of ziekte, de tegenslagen van de dag, de logische bezorgdheid – die ons de vrede niet mag ontnemen – over de mensen die we liefhebben, over de noden van de Kerk en de samenleving, bieden materie voor akten van hoop. De heilige Jozefmaria gaf het advies om elke ochtend met een vastbesloten sérviam! – U zal ik dienen, Heer! – het voornemen te hernieuwen om het niet op te geven, om niet in luiheid of nalatigheid te vervallen, maar onze taken met meer hoop en optimisme aan te pakken, in de overtuiging dat, als we bij een eventuele schermutseling overwonnen worden, we deze nederlaag te boven kunnen komen met een akte van oprechte liefde.[4]

Het leven van een leerling van Jezus Christus vertaalt zich niet in een voortdurend afzien of in het onderdrukken van het verlangen naar geluk dat in het hart genesteld is. Bovendien, zo schreef paus Benedictus XVI: “moeten we hoop hebben (...) die ons dag in dag uit op onze weg houdt.”[5] Zo heeft hij het uitgedrukt in een encycliek, in het besef dat “de mens in de loop van zijn leven allerlei vormen van hoop heeft, in het grote en in het kleine, die in de diverse fasen van zijn leven van elkaar verschillen,”[6] en die hem helpen zich doelen te stellen en voor niets te zwichten op zijn aardse pelgrimstocht. Vaak wordt men volledig in beslag genomen door menselijke plannen en laten deze geen ruimte voor hoop op iets anders. Het overkomt vooral jongeren en degenen die beginnen zich een weg te banen in het beroepsleven. Ze kunnen een soort bedrieglijke illusie ervaren. Maar wanneer die aspiraties op niets uitlopen, of niet lopen zoals zij hadden gewild – verklaarde Benedictus XVI – “blijkt dat dit toch niet alles was. Het is duidelijk dat de mens hoop nodig heeft die daar bovenuit stijgt, dat alleen iets oneindigs voldoening kan geven, iets dat altijd meer is dan wat hij ooit kan bereiken (…). Deze grote hoop kan alleen God zijn, Die het geheel omvat en Die ons kan geven en schenken waartoe wij alleen niet in staat zijn.”[7]

In de maanden tot 27 september, de datum van de zaligverklaring van Don Álvaro, wil ik graag denken aan de figuur van mijn voorganger die heel verbonden was met God en trouw het voorbeeld en het onderricht van de heilige Jozefmaria volgde, ook in zijn verlangen de gelukzaligheid van de hemel te bereiken. Op aarde was hij een gelukkige en optimistische persoon, want hij hield van de bovennatuurlijke deugd van de hoop waar hij God elke dag weer om vroeg. Don Álvaro gebruiktewoorden van onze stichter, die ook ik vaak hoorde, als een schietgebedje dat heel geschikt was om deze stemming te bevorderen, met name wanneer we sterker onze zwakheid of onze grenzen ervaren. Hij herhaalde: Heer, vertrouw niet op mij, maar ik vertrouw wel op U. Hij raadde zijn toehoorders aan hetzelfde te doen, vooral wanneer iemand zich door de last van zijn fouten en tekortkomingen niet in staat voelde om aan de genade te beantwoorden. Hij moedigde iedereen aan zijn vertrouwen in God te stellen en tegelijk alle menselijke middelen aan te wenden die binnen zijn bereik liggen.

Met de zekerheid dat de Heer altijd aandacht heeft voor wat wij nodig hebben, kunnen we de volgende aansporing van de stichter van het Opus Dei voor ogen houden: we moeten in actie komen, mijn kinderen, we moeten actief zijn! Vol moed, energie en levenslust, want liefde laat geen ruimte voor vrees(vgl. 1 Joh4, 18). Dapper, zonder bedeesd te zijn (...). Jullie moeten vluchten voor zowel de houding van de overmoedige die denkt dat alles gemakkelijk is omdat hij meent alles te kunnen, als voor het zich klein maken van iemand die verlegen is en alles ziet als een onoverkomelijke berg, omdat hij denkt tot weinig in staat te zijn.

Maar vergeet niet dat, als we echt willen,alles lukt: Deus non dénegat grátiam,God weigert zijn hulp niet aan wie doet wat hij kan.[8]

Ik herinner me een voorval uit de jaren 60 van de vorige eeuw die aantoont hoe Don Álvaro van ieder detail gebruik maakte om zijn hoop te versterken. Hij had onze Vader gevraagd een paar woorden op een fotootje te schrijven en toen hij als een goede zoon bleef aandringen schreef de heilige Jozefmaria de volgende zin van een psalm op: hómines et iuménta salvábis, Dómine[9]; U, Heer, bent de redder van mens en dier. Misschien kwam die zin uit de Schrift in hem op, omdat hij die vaak had overwogen, want hij beschouwde zichzelf tegenover God als een ezeltje. Ik sluit niet uit dat hij ook aan Don Álvaro dacht, aan de liefde en de sterkte waarmee deze zoon hem hielp om de goddelijke last van het Opus Dei met vreugde te dragen. Toen hij de datum erbij wilde zetten, las Don Álvaro de tekst en maakte daarover een woordspeling op zijn achternaam Portillo: dat opent een poortje (portillo)naar de hoop. De heilige Jozefmaria vond die zin leuk en voegde dit commentaar snel met een grapje aan de tekst op de foto toe.

In een meditatie voor gelovigen van het Opus Dei richtte onze Vader zich met deze woorden tot de Heer: Jezus, U bent mijn God, mijn Broeder, mijn Liefde, mijn Alles. Ik kan toch niet anders dan volledig op U vertrouwen? Waarom zouden we geen vleugels geven aan de hoop? Ja, kinderen, wij hebben gegronde redenen, zelfs materiële redenen waardoor we volledig op de voorzienigheid van God, onze Vader, kunnen vertrouwen. Deze zekerheid brengt ons er opnieuw toe ons diep te vernederen; maar deze nederigheid moet vol vertrouwen en dankbaarheid zijn.[10]

De Heer heeft ons inderdaad veel bewijzen van zijn voorliefde voor ons geschonken, die ons opnieuw bevestigen in onze hoop. Denk maar aan het wonder dat Hij zijn zeer geliefde Zoon naar de wereld heeft gezonden om ons vrij te kopen van de zonde en ons tot zijn kinderen te maken. Of aan de voortdurende bijstand van de heilige Geest, die blijvend in de Kerk aanwezig en werkzaam is. En aan de middelen van onze heiliging – de sacramenten, in het bijzonder de Eucharistie en de biecht – waarover wij mogen beschikken. En aan de bescherming van zijn Moeder, die onze Moeder is. Aan het voorbeeld van vele personen die ons, met hun vreugdevolle en verstorven antwoord aan de Heer, ertoe aanzetten steeds meer naar het hemelse op te zien. Veel pausen en kerkvaders wijzen ons erop dat vooral de heiligen en zaligen die wij op de altaren vereren ons aanmoedigen, want zij zijn een onweerlegbaar bewijs dat werkelijk iedereen naar de heiligheid kan streven.

Deze maand vieren wij het feest van de heilige Jozefmaria die ons niet alleen de weg heeft getoond om door onze gewone bezigheden de hemel te bereiken, maar ons ook de concrete manier heeft geleerd om deze weg af te leggen. Wij zijn er al aan gewend zijn bovennatuurlijke activiteit in de hele wereld te zien bij gelegenheid van de Missen die rond 26 juni worden opgedragen, waardoor veel mannen en vrouwen zich bekeren. Laten wij ons erop voorbereiden deze stroom van genaden persoonlijk aan te nemen en om iedereen te helpen die zich door zo’n heilige priester aangespoord voelt zijn leven te veranderen in een weg naar God.

Soms zal het lijken dat deze uitnodiging bij sommigen – vrouwen en mannen – niet doordringt. Laten wij het niet moe worden voor hen te bidden en met genegenheid en volharding met ze om te gaan. Wij kunnen op onszelf toepassen wat paus Franciscus in zijn apostolische ExhortatieEvangélii gáudium schrijft en ons ook dagelijks laat zien door de manier waarop hij alle mensen benadert: wij zijn geroepen menselijke kruiken te zijn om anderen te drinken te geven. Soms verandert een kruik in een zwaar kruis, maar het is juist op het kruis dat de Heer, doorboord, zich aan ons heeft gegeven als bron van levend water. We mogen ons de hoop niet laten ontnemen![11] Het is daarom nodig het heil van God te verkondigen en in onze wereld te brengen die zo vaak verdwaalt, die er behoefte aan heeft antwoorden te krijgen die bemoedigen, die hoop geven, die nieuwe kracht voor onderweg geven. De Kerk moet de plaats van belangeloze barmhartigheid zijn waar allen zich welkom kunnen voelen, bemind, vergeven en bemoedigd om te leven naar het goede leven dat het evangelie ons voorhoudt.[12]

De hoop bracht don Álvaro ertoe niet bij de moeilijkheden te blijven stilstaan. Direct nadat hij, in 1935, van het Opus Dei was geworden, oefende hij al een constant en optimistisch apostolaat uit in de overtuiging dat God hem altijd zou bijstaan. En hij heeft tot het eind van zijn leven in deze houding volhard. Niemand die om wat voor reden ook met hem in aanraking kwam, ging weer weg zonder zijn gebed, enkele woorden van belangstelling voor zijn familie of werk en een geestelijke raad… Hij liet zich niet tegenhouden door het aanzien van de mensen. Hij zag alleen zielen die de Heer met hem in aanraking bracht: de portier van een gebouw, de pedel van een dicasterie van de Heilige Stoel, de stewardess of de purser van het vliegtuig waarmee hij reisde… Zo deed hij ook met de kerkelijke of burgerlijke autoriteiten, ook als die veel ouder waren of een belangrijke figuur waren in het sociale leven. Nooit heeft hij zich laten tegenhouden door een vals menselijk opzicht. Hij kwam naar deze toevallige of geprogrammeerde ontmoetingen met de zekerheid dat de Heer hem bijstond, want het doen en laten van de heilige Jozefmaria was voor hem een voorbeeld geweest.

In 1972 wilde Don José María Hernández Garnica, voor zijn overlijden, een memorandum schrijven waarin hij zijn verbazing uit over de ‘durf’ van Don Álvaro – voordat deze priester werd gewijd – bij onderhandelingen met kardinalen en bisschoppen, met ministers en met lokale overheden. Zoals enkele biografen van Don Álvaro vertellen, vroeg Don José María hem een keer of hij zich niet weinig op zijn gemak of onzeker voelde bij dergelijke opdrachten. De reactie, vol geloof in God en met vertrouwen in het voorbeeld van onze Vader, was: “Ik denk aan de wonderbare visvangst en aan wat de heilige Petrus zei: in nómine tuo, laxábo rete. Ik denk aan wat de Vader heeft gezegd en ik weet dat ik God gehoorzaam door hem te gehoorzamen.”[13]

Laten we ons, naarmate de datum van de zaligverklaring nadert, vol vertrouwen tot de voorspraak van Don Álvaro wenden en hem vragen dat hij voor ons van de Heer optimistische hoop in het apostolische werk verkrijgt. Een mooie datum hiervoor is 25 juni, wanneer het zeventig jaar geleden is dat hij in Madrid de priesterwijding ontving, samen met José María Hernández Garnica en José Luis Múzquiz, van wie het proces voor de zaligverklaring loopt.

Op de 14de zal ik, als God het wil, mijn verjaardag vieren. Bid voor mij dat ik trouw het voorbeeld weet te volgen van deze heilige herders in het Opus Dei, de heilige Jozefmaria en Don Álvaro. Blijf veel en dagelijks bidden voor de paus en voor de vruchten van zijn recente pastorale bezoek aan het Heilig Land, opdat de Heer zijn gebed voor vrede en eenheid van de christenen verhoort. En houd de apostolische expansie van het Werk erg in gedachten. Enkele dagen geleden was ik in Singapore, Taiwan en Korea om jullie zussen en broers te stimuleren in de prachtige taak de leer van Christus, doordrongen van de geest van het Werk, naar het grote Aziatische continent te brengen. Al het werk dat ze doen nodigt uit om ze dagelijks te begeleiden met een intens beleefde gemeenschap van de heiligen. Miljoenen mensen wachten daar op de boodschap van het evangelie!

Ik blijf hier niet stilstaan bij het feest van 26 juni, hoewel ik denk dat ik de plicht heb het volgende toe te voegen: als we God willen dienen, moeten we heel verenigd zijn met de heilige Jozefmaria; laten we meer van hem houden en laat er geen dag voorbijgaan waarin we hem niet – zoals hij in een brief schreef – "onze kleine wederwaardigheden" vertellen, want Hij heeft belangstelling voor alles in ons leven.

Met alle genegenheid zegent jullie,

jullie Vader

+ Javier

Rome, 1 juni 2014


1. Trisagium angélicum.

2. Ps. 26 [27] 8 (Vulgaat).

3. Cfr. 1 Cor 13, 12.

4. Heilige Jozefmaria,Vrienden van God, nr. 217.

5. Benedictus XVI, Encycliek Spe salvi, 30-11-2007, nr. 31.

6. Ibid.nr. 30.

7.Ibid.nrs. 30 en 31.

8. Heilige Jozefmaria,Brief 6-5-1945, nr. 44.

9. Ps. 35 [36], 7.

10. Heilige Jozefmaria, Aantekeningen van een meditatie, 10-4-1937, in “Crecer para adentro”, blz. 42.

11. Paus Franciscus, Apost. exhort. Evangelii gaudium, 24-11-2013, nr. 86.

12.Ibid., nr. 114.

13. Cfr. Salvador Bernal, Recuerdo de Álvaro del Portillo, Rialp, 6de ed., Madrid 1996, blz. 79; Hugo de Azevedo, Missão cumprida, Lisboa, Diel 2008, blz. 101.

_________________________________________________________________________________________________________________

Copyright © Prælatura Sanctae Crucis et Operis Dei