Brief van de prelaat (februari 2007)

De prelaat nodigt uit de wil van God te aanvaarden, ook als ons dat moeite kost: “Deze eisen edelmoedig aan te nemen, misschien na een eerste moment van weerstand of verwarring, is de zekere weg om Jezus van nabij te volgen.”

Geliefden: moge Jezus mijn dochters en zonen behoeden!

Laten wij de scène overwegen die Sint Lucas ons heeft overgeleverd. Toen de tijd was gekomen voor hun reiniging volgens de Wet van Mozes, brachten ze Hem naar Jeruzalem om Hem op te dragen aan de Heer, zoals er geschreven staat in de Wet des Heren: “Ieder kind van het mannelijk geslacht, dat de moederschoot opent, moet de Heer worden toegewijd”, en om ook een offer te brengen, naar het bevel van de Wet van de Heer: een paar tortels of twee jonge duiven (Lc. 2, 22-24). In een paar verzen wordt er, met beminnelijke herhaling, op aangedrongen dat Maria en Jozef naar Jeruzalem gaan met het uitdrukkelijke doel de Wil van God te vervullen, precies zo als die uiteengezet werd in de Wet van Mozes. Zij zetten nergens vraagtekens bij, hoewel het hun niet aan redenen ontbrak te denken dat dit voorschrift voor hun niet verplichtend was. Zij gehoorzamen met eenvoud en vreugde, waardoor zij de mensen van alle tijden, en in het bijzonder de christenen, een volmaakt voorbeeld nalaten van trouw aan God en gehoorzaamheid aan Zijn wetten. Zeker zullen jullie je de pakkende woorden van de heilige Jozefmaria herinnerd hebben, in zijn commentaar op het vierde blijde geheim van de Rozenkrans: Besef je het? Zijde Onbevlekte!onderwerpt zich aan de Wet, alsof Zij onrein is. Zul jij, dwaas kind, uit dit voorbeeld leren dat je de Heilige Wet van God moet vervullen, ook al kost het je nog zoveel offers?(De heilige rozenkrans, vierde blijde geheim).

In de vervulling van de wet van God ligt heel de christelijke wijsheid samengevat. Er bestaat geen andere mogelijkheid om Christus na te volgen dan deze weg van volmaakte vereenzelviging met de goddelijke Wil: zo hebben de Allerheiligste Maagd en Sint Jozef zich op elk moment van hun leven gedragen. De brief aan de Hebreeën legt, als hij spreekt over de komst in de wereld van de Zoon van God, de woorden van een psalm in Zijn mond: Offers noch gaven hebt Gij gewild, maar een lichaam hebt Gij mij bereid. Brand- en zoenoffers behaagden U niet. Toen zei Ik: zie, Ik kom! In de boekrol staat van Mij geschreven Uw wil te volbrengen, o God! (Hebr. 10, 5-7; vgl. Ps. 40, 7-9) En het lijkt zeer veelbetekenend te zijn dat Maria precies op het moment dat zij instemt met de Menswording de Aartsengel Gabriël antwoordt: Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar Uw woord (Lc. 1, 38) Het fiat! van de Allerheiligste Maagd is totaal één met het ecce venio van de Zoon van God, die voor ons heil Mens wordt. De Paus zegt daarover: wij staan verwonderd bij het mysterie van deze twee keer ”hier ben ik”, het “hier ben Ik” van de Zoon en het “hier ben ik” van de Moeder, die elkaars spiegelbeeld vormen in één enig Amen op de goddelijke Wil van liefde. Vol dankbaarheid aanbidden wij dit (Homilie, 25-3-2006).

Maar deze verwondering en dankbaarheid moeten werkzaam zijn, moeten zich uiten in concrete daden. Want –laten wij aan de woorden van Jezus denken– niet ieder die Mij zegt: “Heer, Heer” zal het Rijk Gods binnengaan, maar degene die de Wil doet van Mijn Vader die in de hemel is (Mt. 7, 21) Het grote verwijt van de Heer aan de mensen van Zijn tijd, dat hij vandaag ook tot ons zou kunnen richten, is precies dit: dat wij ons vele malen ermee tevreden stellen onze liefde voor God met woorden te verkondigen, maar dat onze daden te kort schieten. Sint Marcus heeft het daarover in een stukje van zijn evangelie, dat wij binnenkort in de Heilige Mis zullen lezen: Terecht heeft Jesaja over u geprofeteerd, zoals er geschreven staat: “dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij” (Mc. 7, 6). Overwegen wij met woorden van onze Vader: Jouw gebed moet het gebed zijn van een kind van God; niet dat van de schijnheiligen tot wie Jezus zich zal richten met de woorden: “Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer! zal binnengaan in het rijk der hemelen”. Jouw gebed, jouw “Heer, Heer”, moet in de loop van de dag op duizend verschillende manieren samengaan met het verlangen én de inspanning de Wil van God te vervullen (H. Jozefmaria, De Smidse, n. 358).

Laten wij ons vaak afvragen: vervul ik trouw de Wil van mijn hemelse Vader? Tracht ik mij in alles zonder beperkingen aan Zijn eisen aan te passen? Het is gemakkelijk deze beschouwingen van de heilige Jozefmaria op te noemen; maar in de praktijk –dat moeten wij ronduit erkennen– ontmoeten wij of verbeelden wij ons veel moeilijkheden om aan de Wil van onze hemelse Vader te gehoorzamen en deze te beminnen. Een ziekte, een fysieke of morele tegenslag, een onverwacht obstakel in de uitvoering van ons werk, de wrijvingen die eigen zijn aan de samenleving met anderen, iets dat niet volgens onze plannen verloopt…, al deze kleinigheden vormen concrete uitingen van hetgeen God wil of toelaat. Hij bedient zich van de meest gewone omstandigheden en ze vereisen een loyaal antwoord. Deze eisen edelmoedig aannemen, misschien na een eerste moment van weerstand of verwarring, is de zekere weg om Jezus van nabij te volgen door de aanbeveling om iedere dag Zijn Kruis op onze schouders te nemen op de voet te volgen en zo de volledige vereenzelviging met Hem te bereiken (vgl. Lc. 9, 23).

Hoe beantwoorden wij aan deze goddelijke uitnodigingen? Weten wij de liefdevolle Wil van onze Vader God achter de tegenslagen van de dag, ook de kleinste, te ontdekken? Beseffen wij dat dit alles vergeleken kan worden met het kloppen van de beitel waarmee de Heilige Geest, goddelijke Kunstenaar, het beeld van Christus in onze ziel aan het beeldhouwen is?

Laten wij edelmoedig zijn, mijn kinderen, in ons serviam, ik zal dienen! Laten wij naar de raad van de heilige Jozefmaria luisteren: Verval niet in een vicieuze cirkel: je denkt: als dit op een of andere manier geregeld wordt, dan zal ik zeer edelmoedig zijn tegenover God. Zou Jezus niet verwachten dat je edelmoedig bent zonder voorwaarden te stellen, opdat Hij alles regelen kan, beter dan jij je kunt voorstellen? Een vast voornemen als logische conclusie hiervan: elk moment van de dag zal ik proberen Gods wil edelmoedig te volbrengen (De Weg, n. 776).

Woorden die de voortzetting zijn van die andere, ook uit De Weg, die met vuur in de ziel van onze Vader zijn gegrift: Men vertelt van iemand die in het gebed tot de Heer zei: “Jezus, ik bemin U”, en dat hij van de hemel dit antwoord kreeg: “Liefde blijkt uit daden en niet uit mooie woorden”. Overweeg of ook jij misschien niet dit liefdevolle verwijt verdiend hebt (Ibid., n. 933).

Juist deze dagen is het vijfenzeventig jaar geleden dat onze Vader deze goddelijke woorden heeft gehoord. Hij heeft het vaak over deze gebeurtenis van 16 februari 1932 gehad, maar hij zei het altijd zó dat men niet te weten kon komen om wie het ging. Pas na zijn heengaan naar de hemel hebben wij de details van deze gebeurtenis leren kennen, zoals deze uit zijn Persoonlijke aantekeningen blijkt en in een van de gepubliceerde biografieën wordt beschreven.

Onze stichter had al verscheidene dagen een hevige verkoudheid en –zo drukt hij zich in zijn persoonlijke aantekeningen uit– dat was de gelegenheid waardoor mijn gebrek aan edelmoedigheid jegens mijn God aan het licht kwam, doordat ik verflauwde in het gebed en in de duizenden kleine dingen die een kind (…) zijn Heer iedere dag kan opdragen. Ik begon dit te beseffen–gaat hij verder– en ook dat ik bepaalde voornemens om mijn vroomheidoefeningen met meer inspanning en meer tijd te doen aan het uitstellen was, maar ik stelde me gerust met de gedachte: later, wanneer je sterker bent, wanneer de economische situatie van de jouwen beter geregeld is… dan! (Apuntes íntimos, n. 606 (16-2-1932). Vgl. Andrés Vázquez de Prada, El Fundador del Opus Dei, vol. I, p. 417).

Hoe menselijk is de heilige Jozefmaria hier! Ook hij moest, net als wij, strijden in zo veel kleine dingen. Ook hij werd, net als wij, beïnvloed doordat hij met zijn gezondheid kwakkelde, door de economische moeilijkheden, door het gebrek aan tijd, doordat hij geen zin had… Hoe zou hij ons dan niet begrijpen, wanneer wij hem vragen ons te helpen onze beperkingen te overwinnen? Laten wij vol vertrouwen tot hem onze toevlucht nemen, want hij begrijpt heel goed wat wij nodig hebben. Maar laten we ook op ieder moment handelen in de bereidheid de Wil van God in de meest verschillende omstandigheden te erkennen, en laten wij die op ons nemen zonder ons achter uitvluchten te verschuilen, die wij maar al te gemakkelijk verzinnen om ons gebrek aan edelmoedigheid te rechtvaardigen.

En ik ga door met wat de heilige Jozefmaria vertelt. Terwijl hij die 16 februari de Communie gaf aan de zusters in het klooster van de heilige Elisabeth, sprak hij in zijn hart met Jezus Christus en, zonder hoorbare woorden, zei hij Hem iets wat hij zo vaak dag en nacht herhaalde: “Ik hou meer van U dan zij”. Direct–voegt hij eraan toe– begreep ik zonder woorden: “Liefde blijkt uit daden en niet uit mooie woorden”. Op hetzelfde moment zag ik duidelijk hoe weinig edelmoedig ik ben, waarbij ik aan veel details moest denken, waar ik nooit aan had gedacht en geen belang aan gehecht had, maar die me heel duidelijk dit gebrek aan edelmoedigheid van mij deden begrijpen. O Jezus! Help mij, opdat Uw ezeltje heel, heel edelmoedig is. Daden, daden!(Ibid.).

Don Alvaro heeft hierover gezegd, dat deze inwendige godsspraak van de Heer de heilige Jozefmaria heel erg ontroerde, niet omdat hij was verflauwd in zijn gebed, maar omdat God hem meer vroeg en met deze ingeving zijn intelligentie verlichtte en zijn hart versterkte om veel onvermoede details te ontdekken, waarin hij fijngevoeliger kon worden. Zo heeft onze stichter zich gedragen, en de herinnering aan dat liefdevolle verwijt van Jezus spoorde hem in de loop van zijn leven aan om nuttiger te zijn in de dienst aan God en de zielen.

Ook wij kunnen en moeten ons deze onderrichting eigen maken. De hoofdweg, de koninklijke weg om rechtstreeks achter Onze Lieve Heer aan te gaan en doeltreffend te zijn in het apostolaat, wordt gekenmerkt door niet te beknibbelen op het volbrengen van de goddelijke Wil, precies zoals die zich in het gewone leven aan ons voordoet. De Paus heeft daar in een homilie aan herinnerd: de gewillige navolging van de goddelijke Meester verandert de christenen in getuigen en apostelen van de vrede. Wij zouden kunnen zeggen dat deze innerlijke houding ons ook helpt duidelijker te laten zien wat het christelijk antwoord moet zijn op het geweld dat de vrede in de wereld bedreigt. Natuurlijk gaat het niet om wraak, noch om haat, en ook niet om het vluchten in een vals spiritualisme. Het antwoord van de leerlingen van Christus bestaat er eerder in de weg af te leggen, gekozen door Hem die tegenover het kwaad van Zijn tijd en van alle tijden vastbesloten het Kruis omhelsd heeft, de langere maar doeltreffende weg van de liefde volgend. In Zijn voetspoor en met Hem verenigd moeten wij allen ons inspannen om het kwade te weerstaan met het goede, de leugen met de waarheid, de haat met de liefde (Benedictus XVI, Homilie, 1-3-2006)

Met alle genegenheid zegent jullie,

jullie Vader

+ Javier

Rome, 1 februari 2007.