Brief van de prelaat (december 2014)

De gedachte aan de tweede komst van Christus is bron van hoop voor de christenen. December is een maand waarin we ons kunnen voorbereiden op Kerstmis, Zijn eerste komst op aarde.

Geliefde kinderen: moge Jezus jullie behoeden!

We beginnen een nieuw liturgisch jaar waarin we veel genaden van God verwachten, de voortzetting van alle genaden die Hij ons de afgelopen maanden – en steeds – heeft geschonken. Het eeuwfeest van de geboorte van don Álvaro en zijn zaligverklaring hebben een duidelijk stempel gedrukt op dit jaar 2014 dat bijna afgelopen is. Laten wij dagelijks onze verlangens versterken om heel trouw te zijn aan de weg die naar het geluk leidt, en eveneens het verlangen naar een dagelijkse bekering om ons meer met Jezus Christus te vereenzelvigen. Wat een goed moment om vaak en met een diepe overtuiging de volgende woorden te herhalen: dank U wel Heer, het spijt mij zeer, help mij meer. Laten we de komende weken groeien in dankzegging, terwijl we tegelijk met een groter vertrouwen onze toevlucht nemen tot de goddelijke barmhartigheid door vergiffenis te vragen voor onze zonden en voor die van de hele mensheid. En laten we niet ophouden de bescherming van de hemel af te smeken voor de Kerk, voor dit deeltje van de Kerk dat het Werk is, voor iedereen van ons en voor de hele wereld.

In de eerste weken van de Advent nodigt de liturgie ons uit de komst van Christus op het einde der tijden te overwegen. Sint Paulus somt in een korte samenvatting de laatste gebeurtenissen op, die samenhangen met de roemrijke komst van Onze Heer. Want zoals allen sterven in Adam, zo zullen ook allen in Christus herleven. Maar ieder in zijn eigen rangorde: als eerste en voornaamste Christus, vervolgens bij zijn komst, zij die Christus toebehoren; daarna komt het einde wanneer Hij het koningschap aan God de Vader zal overdragen, na alle heerschappijen en alle machten en krachten te hebben onttroond. (…) En wanneer alles aan Hem onderworpen is, dan zal ook de Zoon zelf zich onderwerpen aan Degene die het al aan Hem onderwierp, opdat God zij alles in allen.[1]

De overweging van deze geloofswaarheid zal ons vervullen van hoop, sterkte en troost, juist wanneer wij de grenzen van onze huidige menselijke conditie ervaren: van ziekte en van de dood zelf; van de tegenslagen die we op onze aardse pelgrimstocht ondervinden of van onze persoonlijke ellende en die van alle mensen. De ogenschijnlijke – alleen maar ogenschijnlijke! – overwinningen van het kwaad op deze aarde zullen niet ontbreken. Maar die kunnen ons niet ontmoedigen als we ons stevig verankeren in de goddelijke deugd van de hoop. God, die rechtvaardig en barmhartig is, vergeet Zijn kinderen niet, al stelt Hij de beloning en straf uit.

Een paar weken geleden lazen wij priesters in het brevier een paar woorden van Sint Augustinus. Als commentaar op deze geloofswaarheid schrijft hij: «Zal de Heer dan niet later komen, als alle volken der aarde zullen weeklagen? Eerst kwam Hij in zijn predikers en vervulde Hij de gehele aarde. Laten we geen weerstand bieden bij Zijn eerste komst om niet te moeten vrezen bij Zijn tweede»[2]. De raad van de heilige bisschop van Hippo blijft altijd actueel. De christenen, zegt hij, moeten «zich van deze wereld bedienen, niet de wereld dienen. Wat betekent dit? Dat degenen die bezitten, moeten leven als hadden ze niets, volgens de woorden van de Apostel (…). Degene die vrij van zorgen is, verwacht veilig de komst van zijn Heer. Wat voor soort liefde voor Christus is immers die van degene die Zijn komst vreest? Maakt dat ons niet beschaamd, broeders? Wij houden van Hem en toch vrezen wij Zijn komst.

»Houden wij echt van Hem? Is het niet eerder zo dat wij van onze zonden houden? Laten we de zonde haten en degene die moet komen om de zonde te bestraffen, beminnen. Hij zal komen, of we dat nu willen of niet. Het feit dat Hij nu niet komt, betekent niet dat Hij later niet zal komen. Hij zal komen en wij weten niet wanneer; maar als Hij ons voorbereid vindt, schaadt deze onwetendheid ons helemaal niet»[3].

De wederkomst van Christus mag een mens van geloof geen angst aanjagen of bezorgd maken. Integendeel, het moet een aansporing zijn om goede werken te verrichten, gewoonlijk zonder aandacht te trekken. Het is voldoende op ieder moment christen te zijn en ons als zodanig te gedragen om met Hem samen te werken in de verspreiding van Zijn rijk, dat nu op een verborgen manier groeit, totdat het zich aan het einde der tijden in zijn volheid toont. Daar heeft de heilige Jozefmaria ons vaak aan herinnerd:Hier ligt een grote opgave en het zou verkeerd zijn een afwachtende houding aan te nemen, want de Heer zegt uitdrukkelijk: Doet daar tijdens mijn afwezigheid zaken mee (Lc. 19, 13). Terwijl we wachten op de wederkomst van de Heer (…) kunnen wij niet met onze armen over elkaar gaan zitten. De uitbreiding van het rijk van God is niet alleen de officiële taak van de leden van de Kerk die Christus vertegenwoordigen omdat zij de wijdingsmacht van Hem hebben gekregen. Vos autem estis corpus Christi (1 Cor 12, 27), ook gij vormt samen het Lichaam van Christus, leert de apostel ons, met de concrete opdracht tot het einde toe zaken te doen.[4]

Misschien schiet de gedachte door onze geest dat wij weinig talenten bezitten, matige kwaliteiten, of dat de taak die wij onder handen hebben een sleur is, met weinig invloed op de aangelegenheden van de zielen en van de wereld. Dit is een gedachte die onze Vader formuleerde toen hij tijdens de godsdienstvervolging in Spanje als vluchteling schuilde in een gebouw met een diplomatieke status. De mogelijkheid om vrij zijn priesterlijk dienstwerk uit te oefenen was hem ontnomen en zijn uiterlijke activiteit was teruggebracht – zoals hij gewoon was te zeggen – tot bijna helemaal nul. In deze omstandigheid waarschuwde hij een kleine groep gelovigen van het Werk die hem vergezelden, als volgt: Mijn leven is nu zo monotoon! Hoe zal ik bereiken dat de gaven van God in deze gedwongen rust, in deze duisternis waarin ik me bevind vrucht dragen? Vergeet niet dat je kunt zijn als de met sneeuw bedekte vulkanen, waar het ijs aan de buitenkant in schril contrast staat met het vuur dat in hun binnenste brandt. Inderdaad, van buiten kan het ijs van de eentonigheid, van de duisternis je bedekken; van buitenaf kan het lijkten dat je gebonden bent. Maar van binnen zal het vuur niet ophouden je te verteren, en je zult niet moe worden het gebrek aan uiterlijke actie te compenseren met een heel intense innerlijke activiteit. Als ik denk aan mij en al onze broers, hoe vruchtbaar zal dan onze inactiviteit worden! Uit ons ogenschijnlijk zo armzalige werk zal in de loop der eeuwen een prachtig gebouw verrijzen.[5]

Ook paus Franciscus heeft ons daar een paar dagen geleden aan herinnerd: wij zijn geroepen om heilig te worden juist door met liefde te leven en door ons eigen christelijk getuigenis in de bezigheden van iedere dag af te leggen. (…) In jouw huis, op straat, in jouw werk, in de kerk, op dit moment en in jouw levensstaat, is de weg naar de heiligheid geopend. Wordt niet ontmoedigd als jullie deze weg volgen. Het is juist God die ons de genade geeft. Alleen dit vraagt de Heer: dat wij in gemeenschap met Hem leven en ten dienste staan van onze broeders.[6]

Mijn kinderen, laten ook wij uit dit feit persoonlijke conclusies trekken. Als wij vanuit ons bed in een ziekenhuis, bij de huishoudelijke taken in ons eigen huis, midden onder werk dat onze aandacht helemaal opeist, in de stilte van een laboratorium of op het veld, op welke plaats dan ook, dit alles volgens de geest van het Opus Dei verenigen met Onze Heer, zijn wij actief met Hem aan het meewerken in de verspreiding van Zijn rijk op aarde en deze glorievolle komst aan het voorbereiden die ons zal vervullen met geluk.

Ik heb jullie de laatste maanden vaak in herinnering gebracht dat wij reeds een onmetelijke menigte zaligen van het Werk in de glorie van de hemel hebben. Met allen zijn wij nauw verenigd door de Gemeenschap der heiligen. Zij sterken onze zwakheid, geven onze smeekbeden door, helpen ons op veel manieren. Paus Benedictus XVI heeft ons herinnerd aan iets wat de openbaring ons leert: «Men heeft ons over de definitieve komst van Christus (…) gezegd dat Hij niet alleen zal komen, maar samen met al Zijn heiligen».[7]

Wat een vreugde is het te bedenken dat zich onder deze menigte heiligen die met Christus in de hemel zijn en als roemrijke stoet met Hem zullen neerdalen, veel personen bevinden met wie wij op aarde zijn omgegaan! Daar zal door de barmhartigheid van God ook iedereen van ons zijn, als wij trouw zijn aan onze roeping. «Zo vormt iedere heilige die in de geschiedenis binnenkomt – ging Benedictus XVI verder – reeds een klein deel van de wederkomst van Christus, van zijn nieuwe komst in de tijd. Dit toont ons Zijn beeld op een nieuwe manier en geeft ons de zekerheid van Zijn aanwezigheid. Jezus Christus behoort niet tot het verleden en is niet verbannen naar een verre toekomst, waarvan wij niet eens durven vragen dat die komt. Hij komt met een grote stoet heiligen. Samen met Zijn heiligen is Hij altijd al onderweg naar ons, naar ons heden».[8]

De Advent bereidt ons er ook op voor Jezus Christus met Kerstmis geestelijk te ontvangen, wanneer wij aan Zijn geboorte in het vlees denken. Daartoe nodigt de liturgie ons in het bijzonder vanaf 17 december uit. De tijd om Jezus te ontmoeten doet zich altijd aan ons voor. Hij komt veelvuldig in onze ziel, vooral in de dagelijkse Communie en op een geestelijke manier op veel andere momenten. Maar deze ontmoeting vindt heel bijzonder plaats in het geestelijke klimaat van de Advent, dat naarmate we dichter bij Kerstmis komen steeds intenser wordt.

Paus Franciscus nodigt ons uit na te denken over de geboorte van Jezus, het feest van het vertrouwen en van de hoop, dat de onzekerheid en het pessimisme overwint. En de reden van onze hoop is deze: God is met ons en God vertrouwt ons nog steeds. Maar denkt hier goed over na: God is met ons en God vertrouwt ons nog steeds. (…) Hij komt onder de mensen wonen, Hij kiest de aarde als Zijn woonplaats om dicht bij de mens te zijn en zich te laten vinden daar waar de mens zijn dagen in vreugde en verdriet doorbrengt. Daarom is de aarde niet meer alleen een "tranendal", maar de plaats waar God zelf Zijn tent heeft opgeslagen, het is de plaats van de ontmoeting van God met de mens, van de solidariteit van God met de mensen.[9]

Deze liturgische tijd die wij net zijn begonnen plaatst ons, als wij ons voorbereiden op Kerst, tegenover het mysterie van de menswording van de Zoon van God, tegenover het geheime raadsbesluit[10] waardoor God de Vader ons in Zijn Zoon door de Heilige Geest tot zich wil trekken opdat wij de volle gemeenschap van vreugde en vrede met Hem kunnen bereiken. Laten we het pessimisme verwerpen, als het zich ooit voordoet bij het zien dat soms het kwaad over het goede schijnt te triomferen, zowel in ons eigen binnenste als in de maatschappij. «De Advent roept ons eens te meer op om te midden van zo veel moeilijkheden de zekerheid te hernieuwen dat God aanwezig is: Hij is in de wereld gekomen, door mens te worden zoals wij, om Zijn raadsbesluit van liefde tot zijn volheid te brengen. En God vraagt dat ook wij een teken van Zijn handelen in de wereld worden. Door middel van ons geloof, onze hoop en onze liefde wil Hij steeds opnieuw in de wereld komen en wil Hij steeds opnieuw Zijn licht in onze nacht laten schijnen».[11]

De glorievolle komst van Christus zal een einde maken aan alle onrechtvaardigheden en zonden, maar we moeten serieus bedenken dat de Heer ons nu reeds oproept om Hem te helpen andere zielen de vruchten van de verlossing door te geven. Miljoenen mensen wachten zonder het te weten op de openbaring van Gods kinderen[12]: van jou, van mij, van zo vele mannen en vrouwen van goede wil. We moeten hun met onze daden en met onze woorden laten zien dat de wereld waarin wij leven, met al haar problemen en tegenslagen, niet slechts een onherbergzame plaats is waarin we door een onpersoonlijk en blind lot zijn geworpen, maar de plaats is van de vreugdevolle ontmoeting met God. Hij is een en al barmhartigheid en heeft Zijn Zoon naar de wereld gezonden. Hij staat de Kerk bij door de altijd actuele aanwezigheid van de Heilige Geest.

Volkeren van bijna alle landen wensen elkaar de komende dagen vrede en geluk. Laten wij eens te meer het gezang dat in de eerste kerstnacht klonk overnemen: eer aan God in den hoge en vrede op aarde onder de mensen in wie Hij welbehagen heeft.[13] Toentertijd hebben de engelen dat gezongen, nu horen wij christenen het te zingen met ons goede voorbeeld en met onze woorden van barmhartigheid en vergiffenis, met ons voortdurend apostolaat.

Laten wij God vragen dat het geweld door de kracht van de liefde wordt overwonnen, op alle gebieden van het bestaan. Dat de wensen van goedheid en liefde die de mensen uitwisselen in deze dagen werkelijk doordringen op alle niveaus van het dagelijks leven. Een smeekgebed dat wij tot de hemel richten door onze toevlucht te nemen tot de moederlijke bemiddeling van de Allerheiligste Maagd Maria en ook tot de voorspraak van Sint Jozef, de heilige Jozefmaria en van alle heiligen. Ik vraag hun en jullie allemaal je te verenigen met mijn onophoudelijk gebed voor de Kerk en voor de Paus, voor het Werk en voor iedereen van zijn gelovigen en medewerkers in de hele wereld.

Ik wil jullie deelgenoot maken van de vreugde die ik voelde toen ik in de kathedraal van Moskou een plechtige Mis opdroeg ter ere van de zalige Álvaro del Portillo. Nóg een uiting van dankbaarheid jegens de Drie-eenheid die is gevoegd bij de vele Missen van dankzegging die in steden van de vijf werelddelen plaats hebben gevonden.

Ik wil eindigen met jullie aan te sporen het Christus natus est nobis van de liturgie te smaken: Christus is voor ons geboren. Hoe zeer bemint God ons, want Hij wil dat wij voortdurend leven in Hem! Bidt het Heilig Huisgezin voor mijn intenties.

Met alle genegenheid zegent jullie

jullie Vader

+ Javier

Rome, 1 december 2014.


[1] 1 Kor.15, 22-28.

[2] Hl. Augustinus, Verhandelingen over de Psalmen, 95, 14-15 (CCL 39, 1351-1353).

[3] Ibid.

[4] Heilige Jozefmaria, Christus komt langs, nr. 121.

[5] Heilige Jozefmaria, Aantekeningen van een meditatie, 6-7-1937 ("Naar binnen groeien", pag. 189).

[6] Paus Franciscus, Toespraak bij de algemene audiëntie, 19-11-2014.

[7] Benedictus XVI, Toespraak, 21-12-2007.

[8] Ibid.

[9] Paus Franciscus, Toespraak bij de algemene audiëntie, 18-12-2013.

[10]Ef. 1, 9.

[11]Paus Franciscus, Toespraak bij de algemene audiëntie, 5-12-2012.

[12]vgl. Rom.8, 19.

[13] Lc. 2, 14.