Brief van de prelaat (december 2009)

December biedt vele gelegenheden om zich voor te bereiden op de geboorte van Jezus: de straat-versiering, de liturgie, de vreugden en zorgen van elke dag, onze successen en zelfs ons falen. Zo schrijft de prelaat in zijn brief van deze maand.

Geliefden: Jezus beware mij mijn dochters en zonen!

Het Kerstfeest met zijn wonderlijke nieuwheid nadert opnieuw. Een feest dat bijna overal gevierd wordt; ook op plaatsen waar men Christus nauwelijks kent. Voor velen beperkt dit feest zich helaas tot een gelegenheid om geschenken uit te wisselen, om een paar vakantiedagen te nemen of eenvoudigweg om meer tijd met de familie door te brengen. Wij, die de gave van het geloof hebben ontvangen, kennen de werkelijke betekenis van deze viering: Ieder kerstfeest moet voor ons een nieuwe bijzondere ontmoeting met God worden, door zijn licht en zijn genade diep in onze ziel te laten doordringen [1].

De Kerk herinnert ons dit herhaaldelijk tijdens deze weken van voorbereiding. Bij het begin van de Advent nodigde zij ons uit: Hoe blij was ik toen men mij riep: wij trekken naar Gods huis! [2] Paus Benedictus XVI legt uit dat de reden waarom wij met blijdschap kunnen voortgaan (…), gelegen is in het feit dat onze redding nabij is. De Heer komt. Met deze zekerheid ondernemen we de reis van de Advent door ons voor te bereiden om met geloof deze buitengewone gebeurtenis te vieren van de Geboorte van de Heer. In de komende weken geeft de liturgie ons, dag na dag, teksten van het Oude Testament ter overweging. Deze teksten herinneren aan de levende en voortdurende wens die het Joodse volk bezielde in afwachting van de komst van de Messias. Ook wij willen door waakzaam te zijn in het gebed proberen ons hart voor te bereiden om de Verlosser te ontvangen, die komt om ons zijn barmhartigheid te tonen en zijn redding te schenken [3].

Laten we ons inzetten om deze raad van de heilige Vader op te volgen, door met aandacht de liturgische teksten te lezen en te overwegen in ons persoonlijk gebed. Ik vraag jullie nog meer: Laten we ons, ieder persoonlijk, inzetten om te bereiken dat de christelijke betekenis van deze feestperiode terugkeert in de maatschappij. We moeten deze wens niet beschouwen als een utopie. Onze Vader placht te zeggen dat “men bij het tellen begint bij één” en daarna gaat men door. Misschien herinnerde hij zich wat hij moest doen toen de Heer het Werk in zijn ziel en zijn handen legde. En zijn ijver van de beginjaren groeide steeds verder in zijn houding van een voorturend apostolaat. Laten we ons deze houding eigen maken want wij kunnen allemaal werken aan de herkerstening van deze wereld van ons. Ieder van ons zal dit doen in zijn omgeving, zoals een steen die in het water valt en een kring maakt, en daarna nog één en nog één… [4].

Bij de komst van de Heer die komt om een rijk van rechtvaardigheid en vrede te vestigen, zijn de uitdrukkingen van de heilige Schrift vol van grote vreugde. Zo spreekt de Heer: Er komt een tijd dat Ik de belofte vervul die Ik aan Israël en Juda gedaan heb. Dan schenk Ik David een wettige afstammeling, die het land rechtvaardig en eerlijk bestuurt [5].

Deze komst van de Heer zal altijd actueel zijn want Hij bezoekt de aarde in het bijzonder tijdens de dagelijkse viering van het heilig Misoffer. Hij komt ons tegemoet met zijn Lichaam en zijn Bloed, met zijn Ziel en zijn Godheid. Gedurende heel het liturgische jaar komt Hij ons geestelijk naderbij; ditmaal met de plechtigheid van de kersttijd. Zijn aanwezigheid is zó sterk dat, ook al probeert men het op sommige plaatsen te verzwijgen, er toch één realiteit duidelijk in het oog springt: de wereld ‘komt tot stilstand’ want het is Kerstmis. De psalmzang krijgt zijn volle betekenis: Dan straalt de hemel en jubelt de aarde, de zee neuriet mee met al wat daar leeft; de velden zwaaien met al hun gewassen, de woudreuzen buigen hun kruin. Zij juichen de Heer toe omdat Hij komt [6].

Twintig eeuwen geleden verliep de komst van de Heer naar de wereld in alle stilte. Alleen de engelen en een groepje eenvoudige personen, de herders, deelden met Maria en Jozef de blijdschap van de geboorte van de Verlosser. Ook nu verwezenlijkt zich de voortdurende komst van de Heer in stilte. Maar waar geloof is, waar zijn woord wordt verkondigd en waar men het aanneemt, verzamelt God de mensen en geeft Zich aan hen in zijn Lichaam en Hij verandert ze in zijn Lichaam. Híj “komt”. En zo ontwaakt het hart van de mensen. Het nieuwe gezang van de engelen verandert in het gezang der mensen, die in de loop der eeuwen, steeds anders, de komst van God als Kind bezingen en die zich vanuit het diepst van hun ziel verheugen [7].

Trachten we de zichtbare tekenen van deze christelijke feestdagen hun volledige betekenis te geven. We moeten ons inzetten, herhaal ik, om aan de sfeer van deze weken hun oorspronkelijke betekenis terug te geven. Dat is altijd mogelijk door bijvoorbeeld de traditionele geestelijke gewoontes en devoties te verspreiden die tijdeigen zijn. Door de kerststal thuis op te zetten; en de stalletjes in kerken en andere plaatsen te bezoeken, wellicht samen met familieleden. En door te wijzen op de spirituele betekenis van de kerstboom en de geschenken die eigen zijn aan deze tijd. Het zijn manieren om te herinneren dat van de boom van het Kruis alle goeds voortkomt…

Op de tweede zondag van de Advent komen we opnieuw de oproep tot bovennatuurlijke blijdschap tegen, vlak voor de Geboorte van Jezus. Het is de profeet Baruch nu die zich tot Jeruzalem richt –voorafbeelding van de ziel die de Heer verwacht– en haar verkondigt: leg uw kleed van rouw en ellende af en bekleed u voor immer met Gods heerlijke schoonheid. Sla de mantel van Gods gerechtigheid om, zet op uw hoofd de schitterende kroon van de Eeuwige [8]. De Heer belooft ons een eeuwige en volledige vreugde die nooit voorbij zal gaan als we ons inzetten om zijn geboden te onderhouden. Als we keer op keer naar Hem terugkeren met berouw, als we ons niet hebben weten te gedragen als goede kinderen. De blijdschap, het bovennatuurlijk en menselijk optimisme–schrijft de heilige Jozefmaria– zijn te verenigen met vermoeidheid, met pijn, met tranen, –wij hebben tenslotte een hart, en met moeilijkheden in ons geestelijk leven of in het apostolaat [9]. Benutten we deze en andere persoonlijke omstandigheden om de Heer goed te ontvangen? Met wat voor devotie richten we ons tot de heilige Maagd Maria en de heilige Jozef, opdat zij ons helpen op de weg naar Betlehem?

Zelfs onze persoonlijke misère –zonden en gebreken waar geen enkel schepsel op aarde van gevrijwaard is– moet ons dienen als trampoline om ons met meer vertrouwen en liefde op God onze Heer te werpen, die ons voortdurend zijn vergeving biedt, vooral in het Sacrament van de Boete. We kunnen niet vergeten dat het optimisme van de christen geen naïviteit of een blindelings vertrouwen is dat alles goed komt. Het is een optimisme dat zijn wortels heeft in het bewustzijn van onze vrijheid en in het vertrouwen op de macht van de genade; een optimisme dat ons aanzet veeleisend te zijn met onszelf, en ons in te spannen steeds te beantwoorden aan de verwachtingen van God [10]. Op deze manier wortelt zich in onze ziel de werkelijke vreugde, die zich vereenzelvigt met de vreugde bij Hem te zijn. De blijdschap van onze Vader was heel diep terwijl hij wachtte dat Christus tot ons zou komen met Kerstmis.

Geheel deze vreugde is vervuld in de allerheiligste Maagd, zoals ons de plechtigheid van haar Onbevlekte Ontvangenis herinnert. Op dit grote feest legt de Kerk enkele woorden van de profeet Jesaja in de mond van onze Moeder: Ik jubel en juich om de Heer, ik verheug mij uitbundig om mijn God, want Hij heeft mij bekleed met het gewaad van het heil, mij gehuld in de mantel van de gerechtigheid, zoals een bruid zich tooit met haar sierraden [11].

Wat een vreugde moet er bij ons opkomen als we de Maagd Maria zo dicht bij God zien, verheerlijkt in lichaam en ziel, en tegelijkertijd zo dicht bij ons! Vanuit de Hemel zorgt ze voor ieder van ons, ze volgt onze stappen en ze verkrijgt voor ons van haar Zoon alle genaden die we nodig hebben. Hoe dichter de mens bij God is, des te dichter is hij bij de mensen. Dat zien we in Maria, zegt de paus. Het feit dat zij volledig opgenomen is in God, is de reden waarom zij ook zo dicht bij de mensen is. Daarom is zij de Moeder van alle troost en alle hulp. Zij is een Moeder tot wie allen, in welke nood dan ook, hun toevlucht durven nemen in hun zwakheid en hun zonden. Want Zij begrijpt alles en is voor iedereen de openstaande kracht van de scheppende goedheid [12].

De liturgische vreugde van de Advent breekt bij het aanbreken van de derde week door op de zondag die Gaudete genoemd wordt, naar de eerste woorden van de introïtus: Gaudete in Domino semper: iterum dico, gaudete. Dominus enim prope est [13]. Verheugt u in de Heer te allen tijde. Nog eens: verheug u. De Heer is nabij. Hij komt ons van onze zonden verlossen. Dit is de wortel van de kenmerkende vrolijkheid van het Kerstfeest. Sion, jubel van vreugde: juich Israël; verheug u en wees blij, Jeruzalem met heel uw hart! Het vonnis dat op u drukte, werd door de Heer vernietigd. Hij heeft uw vijand verjaagd. De Heer, de Koning van Israël, blijft bij u [14].

Bij het aanschouwen van het verdriet en het ongeluk dat een groot deel van de mensheid treft, kan het soms gebeuren dat de verleiding van droefheid, pessimisme of tenminste ontmoediging de ziel binnensluipt. Er is sprake van zo veel gewelddadige en onrechtvaardige situaties die opgelost moeten worden. Er zijn ontelbare personen in de gehele wereld die zelfs het meest noodzakelijke ontberen om een menswaardig leven te kunnen leiden. Er is bovenal zo veel gebrek aan liefde in de harten, zo veel vergetelheid van God en zo veel min of meer bedekt egoïsme! Hoe dan ook, door niets van dit alles moet een man of vrouw van geloof zich laten overweldigen. Integendeel, het moet ons ertoe aanzetten onze inzet met Gods genade te verdubbelen om de liefde met overvloed in de menselijke relaties te zaaien. Maria brengt het geluk van de hemel naar het huis van Elizabeth. En jij en ik, hoe handelen wij opdat de anderen de nabijheid van Jezus kunnen ervaren?

Luisteren we naar de raad van de heilige Jozefmaria: Laten wij onze gebreken erkennen maar laten wij ook de macht van God belijden. Optimisme, blijdschap en de vaste overtuiging dat de Heer zich van ons wil bedienen, moeten ons christelijk leven bezielen. Als wij ons beschouwen als lid van de heilige kerk, als wij ons gesteund voelen door Petrus –de onwrikbare rots – en de inwerking van de heilige Geest, dan zullen we al onze plicht van ieder moment het best kunnen vervullen, namelijk iedere dag een beetje zaaien. En de oogst zal de schuren uitpuilen [15].

Kijken we naar het voorbeeld van de Maagd Maria. Wat voor betekenis had in de ogen van de mensen, een dienstmaagd, nog maar een meisje, uit een onbekend plaatsje als Nazareth? En toch richtte God zijn blik op Haar en Hij vormde haar om tot de Moeder van het Vleesgeworden Woord en de Verlosser. Laten we de scène van het bezoek aan Elizabeth nog eens beschouwen, zoals het evangelie de vierde zondag van de Advent ons voorhoudt. De cantiek Magnificat, vrucht van de gebruikelijke omgang van Onze Lieve Vrouw met God, gevoed door de heilige Schrift waar Zij zo thuis in was, openbaart ons als een lied van volledig vertrouwen in Gods almacht en daarom vol van heilige vreugde.

Onze Moeder heeft vaak en lang stilgestaan bij de woorden van de heilige vrouwen en mannen uit het Oude Testament, bij hun verlangen naar de Heiland en bij de gebeurtenissen waarin ze een rol speelden. Ze is ontroerd bij het zien van de opeenstapeling van wonderen, bij het zien van de overvloed aan barmhartigheid van God voor zijn volk, dat zo vaak ondankbaar is. Bij het beschouwen van die liefdevolle genegenheid van de Hemel, die er telkens opnieuw is, stroomt haar onbevlekt hart over: Mijn hart prijst hoog de Heer, van vreugde juicht mijn geest om God, mijn Redder: daar Hij welwillend neerzag op de kleinheid van zijn dienstmaagd (Luc, 1, 46-48). De kinderen van die goede Moeder, de eerste christenen hebben haar tot voorbeeld genomen. Ook wij kunnen en moeten van haar voorbeeld leren [16].

Laten we ons deze les van Maria eigen maken. De Heer heeft de christenen de wereld als erfdeel gegeven [17], en we zijn er zeker van dat zijn woord vervuld zal worden met onze medewerking, omdat Hij in zijn goedheid heeft willen rekenen op ieder van ons. Daarom moeten we optimisten zijn, maar met een optimisme dat ontspruit aan het geloof in de macht van God, –God kan immers geen strijd verliezen–, en niet met een optimisme dat voortkomt uit een menselijke en zelfvoldaanheid die dwaas en ijdel is [18].

Laten we doorgaan met voor de paus te bidden, voor zijn medewerkers in het bestuur van de Kerk, voor de bisschoppen en de priesters. In dit Priesterjaar smeken we de Heer in het bijzonder, dat Hij de Kerk veel heilige dienaren schenkt. Zoals de pastoor van Ars zei aan zijn parochianen: ‘het priesterschap is de liefde van het Hart van Jezus. Als jullie een priester zien, denk dan aan onze Heer Jezus Christus’ [19].

De afgelopen dagen heb ik een reis naar Cordoba gemaakt, op uitnodiging van de apostolische administrator om in het kader van het Priesterjaar tot de curie van het bisdom te spreken en om samen een beeld van de heilige Jozefmaria te zegenen en te plaatsen in de parochie van de heilige Nicolaas. In deze kerk heeft onze stichter gebeden op 20 april 1938 tijdens zijn eerste reis naar deze Adalusische stad. Ik had ook de gelegenheid om met zeer velen bijeen te komen –mannen en vrouwen, jongeren en ouderen– die deelnemen aan de apostolische activiteiten van het Opus Dei. Daarna ben ik naar Pamplona vertrokken en van hieruit ben ik teruggekeerd naar de Eeuwige Stad. Zoals altijd heb ik deze reizen zeer verenigd met ieder van jullie gemaakt. Zeer verenigd ook met de reizen van onze Vader, heb ik God dank gezegd voor het zaadje dat de heilige Jozefmaria geheel alleen gezaaid heeft, en dat op een dergelijk bewonderenswaardige wijze door de kracht van Gods genade is uitgegroeid.

Met de grootste liefde zegent jullie en wenst jullie een zalig en gelukkig Kerstfeest,

jullie Vader

+ Javier

Rome, 1 december 2009

[1] H. Jozefmaria, Als Christus nu langs komt, n. 12.

[2] Romeins Missaal, Eerste zondag van de Advent (A). tussenzang.

[3] Benedictus XVI, Homilie op de eerste zondag van de Advent, 2-12-2007.

[4] H. Jozefmaria, vgl. De Weg, n. 831.

[5] Romeins Missaal, Eerste zondag van de Advent (C). eerste lezing (Jer 33, 14-15).

[6] Romeins Missaal, Geboorte van de Heer. Nachtmis. tussenzang (Ps 95, 1-3; 11-13).

[7] Benedictus XVI, Homilie op het hoogfeest van de Geboorte van de Heer, 25-12-2008.

[8] Romeins Missaal, Tweede zondag van de Advent (C). eerste lezing (Bar 5, 1-2).

[9] Heilige Jozefmaria, De Smidse, n. 290.

[10] Heilige Jozefmaria, De Smidse, n. 659.

[11] Romeins Missaal, Hoogfeest van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria, Introïtus(Jes 61, 10).

[12] Benedictus XVI, Homilie tijdens het Hoogfeest van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria, 8-12-2005.

[13] Romeins Missaal, Derde zondag van de Advent, Introïtus (Fil 4, 4-5).

[14] Romeins Missaal, Derde zondag van de Advent (C), eerste lezing (Sef 3, 14-15).

[15] H. Jozefmaria, Als Christus nu langs komt, n. 160.

[16] H. Jozefmaria, Vrienden van God, n. 241.

[17] Vgl. Ps 2, 8.

[18] H. Jozefmaria, Als Christus nu langskomt, n. 123.

[19] Heilige pastoor van Ars, geciteerd in: A. Monnin, Spirito del Curato d’Ars, uitg. Ares 2009, blz. 79.