Brief van de prelaat (augustus 2013)

De prelaat dankt de Heer voor de goedkeuring van de wonderen die toegekend zijn aan paus Johannes Paulus II en Mgr. Álvaro del Portillo, en hij nodigt uit om te bidden voor de vruchten van de Wereldjongerendagen in Rio de Janeiro. Verderop in de brief bespreekt hij het artikel uit de Geloofsbelijdenis over de heiligheid van de Kerk.

Geliefden, moge Jezus mijn dochters en zonen behoeden!

Wanneer we het over de maand augustus hebben, denken we spontaan aan de schat die we hebben in onze Moeder Maria, want zij is het beeld van de Kerk. Laten we heel bijzonder in deze weken onze toevlucht nemen tot Maria, opdat zij voor ons van de Drie-eenheid een zuiver leven verkrijgt, dat ons de omgang met de Waarheid in alles en voor alles vergemakkelijkt, dat zij ons mensen met een, herhaal ik, schone ziel maakt, trouwer jegens God en zo zullen we méér Kerk, méér Opus Dei zijn.

Ik schrijf jullie vanuit Braziliaanse grond, nu de Wereld Jongerendagen alweer afgelopen zijn. Het zijn een paar intens geestelijke dagen geweest, heel dicht bij de Paus en in gezelschap van bisschoppen, priesters en duizenden gelovigen die naar Rio de Janeiro zijn gekomen. Ik heb de Heer jullie gebed en werk voorgelegd, opdat de geestelijke en ook de menselijke vruchten, in ons en in degenen met wie wij omgaan, overvloedig mogen zijn: het is te hopen dat het zaad van God, dat de Heilige Geest in zo vele harten heeft gezaaid, voor het welzijn van de Kerk en de hele wereld mag rijpen.

De afgelopen maand is rijk aan goddelijke gaven geweest. Hij begon met de presentatie van de encycliek Lumen fidei , waarmee Paus Franciscus de trilogie over de theologale deugden die door Benedictus XVI was begonnen, heeft afgemaakt. Ik nodig jullie uit hem langzaam te overwegen, om licht te ontvangen in onze intelligentie en aansporingen in onze wil, en om ons vuriger in te zetten voor de nieuwe evangelisatie.

De vijfde, de datum waarop de encycliek werd gepubliceerd, is ook de pauselijke goedkeuring bekend gemaakt van het wonder dat aan de voorspraak van don Álvaro wordt toegeschreven en dat de deur openzet voor zijn zaligverklaring, en eveneens van het wonder dat de heiligverklaring van Johannes Paulus II mogelijk zal maken. Ik ben vervuld van vreugde door de bijzondere samenloop van deze twee pauselijke beslissingen op dezelfde datum, wat ik zie als een uiting van de geestelijke overeenstemming die er bestond tussen die grote Paus en mijn geliefde voorganger aan het hoofd van het Werk.

De Paus herinnert er in de encycliek aan dat het geloof in Jezus Christus en in alles wat Hij ons heeft geopenbaard sinds de tijd van de apostelen onaangetast blijft. Hoe is dit mogelijk? Hoe kunnen wij er zeker van zijn in de loop der eeuwen de “ware Jezus” te bereiken? [1] Het antwoord op deze vraag, die veel van onze tijdgenoten zich stellen, wordt met een absolute zekerheid tot één teruggebracht: door (middel van) de Kerk. De Kerk geeft, als ieder gezin, aan haar kinderen door wat er in haar herinnering leeft. Hoe valt dat op zo’n manier te doen dat er niets verloren gaat en, meer nog, alles van de schat van het geloof iedere keer meer verdiept wordt? Door de apostolische traditie, die met de bijstand van de Heilige Geest in de Kerk bewaard wordt . [2] Deze altijd actuele overlevering van de Kerk ligt voornamelijk bevat in de geloofsbelijdenissen en ook in andere documenten van het Leergezag, die de geloofsleer uiteen zetten. Daarom spannen wij ons in de loop van deze maanden in om het Credo uit te diepen, geholpen door de Catechismus van de Katholieke Kerk of het Compendium ervan, met de vreugde dat ons geloof in de loop van het liturgisch jaar ook in de levens van de heiligen schittert. Het wonder dat aan de voorspraak van onze geliefde don Álvaro wordt toegeschreven geeft ons nog een andere aansporing om de geest van het Opus Dei, oud als het Evangelie en als het Evangelie zo nieuw [3] , te beleven. Dat wil zeggen het zoeken van onze heiliging in het gewone leven, hetgeen God de heilige Jozefmaria heeft toevertrouwd om dit in zijn ziel en in die van veel andere mensen vorm te geven. Kort na de bekendmaking van dit bericht heb ik jullie voorgesteld dieper door te dringen in de heilige beantwoording van don Álvaro zijn trouw aan God, de Kerk en de Paus, zijn volkomen vereenzelviging met de geest van het Werk, die hij van de heilige Jozefmaria had ontvangen en die hij voortgezet heeft door ons deze onveranderd door te geven.

En nu blijf ik stilstaan bij een ander kenmerk van de Kerk: de heiligheid. Benedictus XVI heeft, om ons te helpen ons over dit feit te verblijden, erop gewezen dat het in de loop van dit jaar «van doorslaggevend belang zal zijn opnieuw de geschiedenis van ons geloof door te nemen, waarin het onpeilbare mysterie van de vervlechting van heiligheid en zonde te zien is.» [4] Door na te denken over de heiligheid van de Kerk, die te zien is in haar leer, haar instellingen en in zo veel van haar kinderen door de geschiedenis heen, zullen wij aangezet worden tot een overtuigde dankzegging jegens de driewerf heilige God, bron van alle heiligheid, en tot een diep besef van de liefde van de Allerheiligste Drie-eenheid voor ons. Hoe gaan wij dan met elke goddelijke Persoon om? Voelen wij de behoefte om van elke Persoon afzonderlijk te houden?

Het tweede Vaticaans Concilie haalt om het wezen van de Kerk uit te leggen drie aspecten naar voren waarin haar mysterie ten diepste wordt uitgedrukt: het volk van God, het Mystieke Lichaam van Christus, de tempel van de Heilige Geest. De Catechismus van de Katholieke Kerk gaat uitgebreid in op deze aspecten. [5] In elk ervan weerklinkt het kenmerk van de heiligheid, dat – zoals de andere aspecten – de Kerk onderscheidt van elke andere menselijke groepering.

De benaming Volk van God gaat terug op het Oude Testament. Jahweh heeft Israel uitgekozen als Zijn uitverkoren volk, als aankondiging en voorloper van het definitieve Volk van God dat Jezus Christus door Zijn offer op het Kruis zou vestigen. Gij zijt een uitverkoren geslacht, een Koninklijke priesterschap, een heilige natie, Gods eigen volk, bestemd om de roemruchte daden te verkondigen van Hem die u uit de duisternis heeft geroepen tot Zijn wonderbaar licht . 6] Gens sancta, een heilig volk, samengesteld uit ellendige schepselen: deze ogenschijnlijke tegenspraak vormt een aspect van het mysterie van de Kerk. De Kerk die goddelijk is, is ook menselijk, omdat ze gevormd wordt door mensen en wij mensen hebben fouten: omnes hómines terra et cinis (Eccl. 17, 31), wij allen zijn stof en as . [7]

Dit feit moet ons aanzetten tot berouw, tot berouw uit liefde, tot eerherstel, maar nooit tot ontmoediging of pessimisme. We mogen niet vergeten dat Jezus zelf de Kerk heeft vergeleken met een veld waarop de tarwe en het onkruid samen opgroeien; met een visnet dat goede en slechte vissen vangt, en dat pas op het eind van de tijden de definitieve scheiding tussen de goeden en de slechten zal worden voltrokken. [8] Laten we tegelijk overwegen dat het goede op aarde nu reeds groter is dan het kwade, de genade sterker dan de zonde, hoewel de werking van de genade soms minder zichtbaar is. Het komt voor dat de persoonlijke heiligheid van veel gelovigen – nu en vroeger – niet opvalt. Vaak herkennen wij die niet in de gewone mensen, normaal en heilig, die midden onder ons werken en leven. Voor onze aardse blik vallen de zonde en het vele gebrek aan trouw meer op: die trekken meer de aandacht . [9] De Heer wil dat Zijn kinderen in het Opus Dei en veel andere christenen alle mensen eraan herinneren dat zij deze roeping tot heiligheid hebben ontvangen en dat ze zich horen in te spannen om aan de genade te beantwoorden en persoonlijk heilig te worden . [10]

De Kerk is het Mystieke Lichaam van Christus . «In de loop der tijden bouwt de Heer Jezus Zijn Kerk op door middel van de sacramenten, die uit Zijn volheid voortkomen. Door deze middelen maakt de Kerk dat haar ledematen deelhebben aan het mysterie van de dood en verrijzenis van Jezus Christus, door de genade van de Heilige Geest die haar leven geeft en beweegt.» [11]

De Kerk «is dus heilig, hoewel ze in haar schoot zondaars heeft, want aan haar is slechts eigen het leven van de genade; haar ledematen worden zeker heilig, als ze zich met dit leven voeden. Als ze zich ervan verwijderen begaan ze zonden en bevlekken hun ziel waardoor de heiligheid van de Kerk niet stralend kan worden verspreid. (…) Dat bedroeft de Kerk en zij doet boete voor die zonden en ze heeft de macht (ons) hiervan te bevrijden door het bloed van Christus en de gave van de Heilige Geest». [12]

Vóór alles verwijst het begrip ‘lichaam’ ons naar een levende realiteit. De Kerk is geen vereniging voor culturele of politieke hulpverlening, maar ze is een levend lichaam, dat in de geschiedenis voortgaat en handelt. En dit lichaam heeft een hoofd, Jezus, die het leidt, voedt en in leven houdt. (…) Net zoals het in een lichaam belangrijk is voor

het leven dat het levenssap er doorheen stroomt, zo moeten wij toelaten dat Jezus in ons handelt, dat Zijn Woord ons leidt, dat Zijn eucharistische aanwezigheid ons voedt, ons bezielt; dat Zijn liefde onze naastenliefde kracht verleent. En dat altijd! Altijd, altijd! Geliefde broeders en zusters

– drong de Paus aan –

laten wij met Jezus verenigd blijven, op Hem letten, ons leven inrichten volgens Zijn Evangelie, laten wij ons voeden met dagelijks gebed, het luisteren naar het Woord van God, de deelname aan de sacramenten

.

[13]

Het is duidelijk dat het menselijk lichaam uit verschillende organen en ledematen is samengesteld, elk met zijn eigen functie onder leiding van het hoofd, voor het welzijn van het hele organisme. Daarom bestaat er door de Wil van God in de Kerk variëteit, verscheidenheid van taken en functies. Er bestaat geen vlakke eenvormigheid, maar een rijkdom aan gaven die de Heilige Geest verdeelt. Maar er bestaat gemeenschap en eenheid: allen staan met elkaar in relatie en allen werken samen om een enkel levend lichaam te vormen, diep verenigd met Christus . [14] Deze vereniging met Christus, het onzichtbare Hoofd van de Kerk, moet noodzakelijkerwijze tot uiting komen in de sterke eenheid met het zichtbare Hoofd, de Paus en met de bisschoppen in vereniging met de apostolische Stoel. Laten we iedere dag bidden, zoals de heilige Jozefmaria heeft gedaan, voor de eenheid van allen in de heilige Kerk.

Van oudsher zegt men al dat de Trooster in de schoot van het mystieke Lichaam van Christus de functie vervult zoals de ziel in het menselijk lichaam: Hij geeft het leven, Hij bewaart het in de eenheid, Hij maakt mogelijk dat het zich ontwikkelt tot het de volmaaktheid bereikt die God de Vader het heeft toegekend. De Kerk is geen verstrengeling van dingen en belangen, maar zij is de Tempel van de Heilige Geest, de tempel waarin God handelt, de tempel waarin iedereen van ons, met de gave van het doopsel, een levende steen is. Dat zegt ons dat niemand in de Kerk nutteloos is. (…) Niemand komt op de tweede plaats . [15]

Wij christenen kunnen en moeten als ledematen van dit mystieke Lichaam elkaar helpen de heiligheid te bereiken, door de gemeenschap der heiligen die wij in de apostolische geloofsbelijdenis belijden. Behalve dat het erop doelt dat alle gelovigen aan de magnalia Dei , de rijkdommen van God (het geloof, de sacramenten, de verschillende geestelijke gaven) deelhebben, «duidt de uitdrukking “gemeenschap der heiligen” ook op de gemeenschap die bestaat tussen de heiligen ( sancti ), dat wil zeggen, tussen degenen die door de genade met de gestorven en verrezen Christus verenigd zijn». [16] Dat zijn de heiligen in de hemel, de zielen die in het vagevuur worden gezuiverd en wij die nog op aarde de gevechten van de innerlijke strijd leveren. Wij vormen één enkele familie, de familie van de kinderen van God, tot verheerlijking van de Allerheiligste Drie-eenheid. Met wat voor vastberadenheid zorgen wij voor haar?

De overweging van deze geloofswaarheid waardoor geen enkele gedoopte zich alleen kan voelen, noch in zijn geestelijke strijd noch in zijn materiële moeilijkheden, vervulde de heilige Jozefmaria van troost. Wij zien deze zekerheid in De Weg : Gemeenschap van de heiligen. – Hoe zal ik je dit uitleggen? – Je weet wat bloedtransfusies betekenen voor het lichaam? Welnu, dat is ongeveer de betekenis van de gemeenschap van de heiligen voor de ziel . 17] Kort daarna voegt hij eraan toe: je zult gemakkelijker je plicht vervullen, als je denkt aan de hulp die je broeders je verlenen. En aan de hulp die je hun onthoudt, als je niet trouw bent . [18]

Laten wij altijd vol goede moed zijn, mijn kinderen. Al kunnen wij wel eens struikelen, al voelen wij ons bij gelegenheid zwak en zonder kracht in de geestelijke strijd, met de genade van God is het altijd mogelijk onze tocht naar de heiligheid voort te zetten. Wij zijn omringd door een menigte heiligen, mensen die trouw zijn aan de Heer en die in hun innerlijk leven voortdurend beginnen en opnieuw beginnen.

Van de andere kant is het ons voldoende onze ogen naar de hemel op te heffen. En ook het Hoogfeest dat wij de 15e zullen vieren, Maria Tenhemelopneming, nodigt ons uit tot deze zekerheid. Wat een grote troost, wat een volkomen bescherming geeft ons, overtuigd van de voorspraak van Jezus Christus die voortdurend voor ons allen tot God de Vader smeekt, de beschouwing van onze Moeder, die altijd interesse toont voor het heil van de christenen en van alle mensen. In de Allerheiligste Maagd heeft de Kerk haar volmaaktheid, waardoor ze vlek noch smet heeft [19] , al bereikt. Wij, alle gelovigen, leveren nog strijd om in deze nobele opdracht om heilig te worden te overwinnen door ons geheel van de zonde te verwijderen en daarvoor richten wij onze blik op Maria die schittert als model van deugden voor heel de gemeenschap van de uitverkorenen. [20] Laten wij dus tot haar onze toevlucht nemen in alle wederwaardigheden van de Kerk en in ieders persoonlijke noden. Moeder! – Roep haar aan, luid, zeer luid. – Zij luistert naar je, zij ziet je misschien in gevaar, en de heilige Maria – je Moeder – biedt je met de genade van haar Zoon haar moederlijke troost en haar tedere liefkozingen aan: dan zul je gesterkt zijn voor de nieuwe strijd . [21]

Mogen deze luide gebeden met veel kracht vanaf de hele aarde tot de hemel opstijgen wanneer wij de toewijding van het Opus Dei aan het Allerzoetst en Onbevlekt Hart van Maria hernieuwen, de 15e aanstaande. Sterk verenigd in gebed vragen wij van de goddelijke Goedheid alle genaden die de wereld, de Kerk en ieder van ons nodig hebben.

Met alle genegenheid zegent jullie

jullie Vader

+ Javier

Sitio da Aroeira, 1 augustus 2013

[1] . PAUS FRANCISCUS, enc. Lumen fídei , 29-6-2013, nr. 38.

[2] . Ibid. , nr. 40.

[3] . H. JOZEFMARIA, Brief 9-1-1932 , nr. 91.

[4] . BENEDICTUS XVI, apost. Brief Porta fídei , 11-10-2011, nr. 13.

[5] . Vgl. Catechismus van de Katholieke Kerk , nrs. 781-810.

[6] . 1 Petr. 2, 9.

[7] . HL. JOZEFMARIA, Homilie Trouw aan de Kerk , 4-6-1972.

[8] . Vgl. Mt. 13, 24-30; 47-50.

[9] . H. JOZEFMARIA, Homilie Trouw aan de Kerk , 4-6-1972.

[10] . Ibid. [11] . PAULUS VI, plechtige geloofsbelijdenis ( Credo van het volk van God ), 3-0-6-1968, nr. 19.

[12] . Ibid. [13] . PAUS FRANCISCUS, toespraak bij de algemene audiëntie, 19-6-2013.

[14] . Ibid. [15] . PAUS FRANCISCUS, toespraak bij de algemene audiëntie, 26-6-2013.

[16] . Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk , nr. 195.

[17] . H. JOZEFMARIA , De Weg , nr. 544.

[18] . Ibid. , nr. 549.

[19] . Vgl. Hebr. 7, 25.

[20] . Vgl. Ef. 5, 27.

[21] . H. JOZEFMARIA , De Weg , nr. 516.