Brief van de prelaat (augustus 2009)

De prelaat schrijft in zijn maandelijkse brief, deze keer vanuit Mexico, over de Mariafeesten in de maand augustus. Mgr. Echevarria moedigt ons aan om door deze feesten het dagelijkse leven van Maria in de nabijheid van haar zoon Jezus na te volgen.

Geliefden: Jezus beware mijn dochters en zonen!

Assumpta est Maria in cœlum, gaudet exercitus angelorum [Romeins Missaal, Maria Tenhemelopneming, Aanroeping voor het Evangelie] Maria is met lichaam en ziel in de hemel opgenomen, en de engelen delen in deze vreugde. Ook alle christenen raken vervuld van blijdschap omdat de Maagd voor eeuwig in Gods volheid woont. Zij aanschouwt en bemint de heilige Drie-eenheid in de glorie van de hemel.

Met het oog op het hoogfeest van 15 augustus, Maria Tenhemelopneming, wil ik jullie eraan herinneren dat dit grote feest ons aanmoedigt om onze blik naar de hemel op te heffen. Niet naar een hemel gemaakt van abstracte voorstellingen, of van de verbeeldingskracht van een kunstenaar, maar naar de werkelijk bestaande hemel die God zelf is: God is de hemel. En Hij is ons doel, ons doel en onze eeuwige woning, waar wij vandaan komen en waar wij naartoe gaan (…). Het is een gelegenheid om ons met Maria op te heffen tot de hoogtes van de geest, waar de zuivere lucht van het bovennatuurlijke leven ingeademd wordt en waar men de meest authentieke schoonheid, die van de heiligheid, aanschouwt [Benedictus XVI, Homilie bij het hoogfeest van Maria Tenhemelopneming, 15-8-2008]. Op welke manier, en met welke regelmaat nemen wij onze toevlucht tot Maria om altijd en met alles bovennatuurlijk te handelen? Vragen wij onze Moeder dat in onze zielen de contemplatieve geest groeit?

De boven geciteerde woorden van Benedictus XVI, vormen een goede inleiding tot dit geloofsmysterie dat wij opnieuw gaan beschouwen. De heilige Jozefmaria schreef hierover: het is een mysterie van liefde, zo groot dat de menselijke rede het niet vatten kan. Alleen het geloof kan verklaren dat een schepsel tot zo’n hoge waardigheid kon worden verheven, zo hoog dat dit schepsel tot trefpunt werd waar de liefdevolle blikken van de Drie-eenheid samenkwamen. Wij weten dat het een goddelijk geheim is. Omdat het om onze moeder gaat, zouden we van dit geheim – als men dat zo mag zeggen – iets meer willen begrijpen dan van de andere geloofswaarheden [Heilige Jozefmaria, Als Christus nu langs komt, nr. 171]. Wenden wij ons tot de heilige Jozefmaria, die God van aangezicht tot aangezicht aanschouwt, alsook de heilige Mensheid van Christus, de heilige Maagd, de engelen en de heiligen. Vragen wij hem nadrukkelijke dat hij ons licht van de Heer verschaft om ons te kunnen verdiepen in deze geloofswaarheid zodat wij Maria steeds meer kunnen beminnen en bewonderen.

Allereerst stel ik jullie voor met diepgang naar de dagelijkse beantwoording van Maria te kijken en stil te blijven staan – in het persoonlijk gebed – bij de passages in de heilige Schrift die over haar gaan. Ook al zijn het in aantal niet veel, toch bevinden zich in deze teksten alle magnalia, de grote waarheden, die de heilige Geest ons over de Moeder van God en onze Moeder heeft willen openbaren: een enorme rijkdom die ieder van ons moet ontdekken, geleid door het Leergezag van de Kerk. Ook raad ik jullie aan een leerboek van Marialogie door te nemen en je met inspanning te verdiepen in de onuitsprekelijke dingen die de Almachtige, wiens naam Heilig is [Lk 1,49], in de heilige Maagd tot stand heeft gebracht. De lofzang van het Magnificat is de beste school om onze Moeder te kennen, met haar om te gaan en haar na te volgen: het is een afbeelding, een ware icoon van Maria, waarin wij haar kunnen zien zoals zij is [Benedictus XVI, Homilie bij het hoogfeest van Maria Tenhemelopneming, 15-8-2005].

Letten wij in het bijzonder op haar gebedsleven. We zien haar bij het overwegen van het eerste blijde geheim van de Rozenkrans. De Vrouw met de zoete naam Maria, is in gebed verzonken. Jij bent in dit huis wie je maar wilt: een vriend, een dienaar, een nieuwsgierige, een buur... [Heilige Jozefmaria, Heilige Rozenkrans, eerste blijde geheim]. Laten wij met volharding binnentreden in dit tafereel en serieus ingaan op de uitnodiging van onze Vader. Ieder van ons moet zijn plek vinden: bij het dagelijks overwegen van deze essentiële gebeurtenis in de heilsgeschiedenis, en bij het bidden van het Angelus en de Rozenkrans. We kunnen ons voorstellen hoe Maria altijd in een ononderbroken dialoog met God is; ook als de Aartsengel de goddelijke boodschap overbrengt. Hetzelfde gebeurt in het tweede geheim van het Licht: Maria bidt vol vertrouwen bij de bruiloft van Kana, en zij verkrijgt dat Jezus het eerste wonder verricht. Hierdoor wordt in zekere zin zijn uur vervroegd, en ontvangen de eerste volgelingen van haar Zoon de gave van het geloof, zoals in het Evangelie met weinig woorden opgetekend staat: zijn leerlingen geloofden in Hem [Joh. 2,11].

Het is juist Johannes, de geliefde leerling, die dit verhaalt. Hij openbaart ons dat de allerheiligste Maagd, die tot dat moment voor haar Zoon had gezorgd tijdens het verborgen leven in Nazareth, geroepen was om direct mee te werken aan het verlossingsmysterie. Dit goddelijk plan schemert door in het antwoord van Christus op de vraag van zijn Moeder: Vrouw wat gaat het u en mij aan? Mijn tijd is nog niet gekomen [Joh. 2,11]. De Heer verwijst naar het Kruisoffer. Als dat moment zich aandient, wil Hij – met een logica die zowel bovennatuurlijk als menselijk is – dat zijn Moeder bij Hem is, als de nieuwe Eva, om mee te werken aan het herstel van het bovennatuurlijk leven van de zielen. Ook dat verhaalt Johannes: bij Jezus’ kruis stonden zijn moeder, de zuster van zijn moeder, Maria de vrouw van Klopas en Maria Magdalena. Toen Jezus zijn Moeder zag en naast haar de leerling die Hij liefhad, zei Hij tot zijn Moeder: Vrouw, zie daar uw zoon. Vervolgens zei Hij tot de leerling: Zie daar uw Moeder. En van dat ogenblik af nam de leerling haar bij zich in huis [Joh. 19, 25-27].

Zoals de Paus zei, nodigt het hoogfeest van de Tenhemelopneming uit, onze ogen naar de hemel te richten, de definitieve verblijfplaats waarheen wij op weg zijn. Maar zoals Maria ons leert, moeten we niet vergeten dat voorafgaand aan de opname in de glorie van lichaam en ziel, zij Christus van dichtbij begeleidde in zijn Lijden en Dood ten bate van de Verlossing. De nieuwe Eva heeft de nieuwe Adam gevolgd in het lijden, in de passie, en ook in de definitieve vreugde. Christus is de eersteling, maar zijn verrezen vlees is onscheidbaar van die van zijn aardse Moeder. In Maria is de hele mensheid betrokken bij de opneming ten hemel, en met haar de hele schepping (…). Zo worden de nieuwe hemel en de nieuwe aarde geboren, daar zal geen rouw en geen geween zijn, en de dood zal niet meer zijn (vgl. Ap. 21,1-4) [Benedictus XVI, Homilie bij het hoogfeest van Maria Tenhemelopneming, 15-8-2008].

De deelname van de heilige Maagd in het Offer van het Kruis was uniek; daarom eert de Kerk haar “onder de titels van Voorspreekster, Helpster, Toevlucht en Middelares”, zodat “aan de waardigheid en krachtdadigheid van Christus, de enige Middelaar, niets wordt afgedaan, niets wordt toegevoegd” [Tweede Vaticaans Concilie, Dogmatische Constitutie Lumen gentium, nr.62]. Wegens de nauwe samenwerking met het Verlossingswerk, leeft ook de titel van Eucharistische Vrouw, zoals Johannes Paulus II haar in zijn laatste encycliek noemde. De heilige Eucharistie is de sacramentele tegenwoordigstelling van het Kruisoffer, want wat volbracht werd op Calvarië wordt tegenwoordig gesteld in de heilige Mis. En het mag ons niet ontgaan dat de Heer op Golgota aan Maria haar nieuwe moederschap toonde. Johannes Paulus II schrijft: “De woorden van Jezus krijgen hun meest authentieke betekenis in het kader van de Verlossingstaak. Omdat de woorden uitgesproken werden op het moment dat het offer van de verlossing werd volbracht, krijgen ze een grotere waarde. De evangelist voegt na de woorden die Jezus tot zijn Moeder richt veelbetekenend toe: “In de wetenschap dat nu alles was volbracht” (Joh. 19,28), alsof hij wil onderstrepen dat het hoogtepunt van zijn offer eindigde met het toevertrouwen van zijn Moeder aan Johannes en, in hem, aan alle mensen voor wie zij Moeder wordt in het kader van de Verlossing” [Johannes Paulus II, Toespraak tijdens de algemene audiëntie, 29-4-1997].

In elke heilige Mis is Maria op mysterieuze wijze aanwezig bij het altaar waar het onbloedige Kruisoffer tegenwoordig wordt gesteld. Onze Vader schreef: In dit ondoorgrondelijk mysterie, wordt men het verhulde, allerzuiverste gelaat van Maria gewaar: Dochter van God de Vader, Moeder van God de Zoon, Bruid van God de heilige Geest [Heilige Jozefmaria, La Virgen del Pilar, artikel gepubliceerd in het boek “Libro de Aragón”, Zaragoza 1976]. Dit is de vaste overtuiging van de Kerk, uitgedrukt in één van de gebeden die de liturgie de priesters aanraadt om zich beter op het heilig Misoffer voor te bereiden: O Moeder van medelijden en barmhartigheid, Allerheiligste Maagd Maria (…) ik doe een beroep op uw medelijden. Ooit stond u naast uw Allerzoetste Zoon toen Hij aan het Kruis was genageld. Sta ook mij, arme zondaar bij, en alle gelovigen die hier en in de hele heilige Kerk gaan deelnemen aan dat goddelijk offer [Romeins Missaal, Gebeden ter voorbereiding van de heilige Mis]. Neem je dagelijks je toevlucht tot Haar, voordat je de heilige Mis gaat vieren of bijwonen?

De allerheiligste Maagd heeft, van Bethlehem tot Golgota, de leerlingen – mannen en vrouwen – tot Christus geleid en Hem getoond. Als Johannes, Maria Magdalena, Salome en de andere vrouwen – zo vertelt het Evangelie – trouw zijn gebleven naast het Kruis van Christus en later getuigen waren van zijn verrijzenis, dan danken zij dat aan het feit dat zij in die uren niet van de zijde van Maria zijn geweken; zij namen haar op in hun huis – in hun hele geestelijke tocht – vanaf het moment dat Christus zijn Moeder op Calvarië aan hen toevertrouwde.

Mijn dochters en zonen: zij die God helemaal toebehoort, de Eucharistische Vrouw, de Lerares van het gebed, wil dat wij met haar omgaan, dat wij haar vragen dat zij ons helpt met heel ons hart en heel onze ziel verliefd te worden op Jezus Christus, om Hem in alle ogenblikken en omstandigheden volledig trouw te zijn. Een groot mysterie van liefde wordt ons op het feest van de Tenhemelopneming voorgelegd: Christus overwon de dood met de almacht van zijn liefde. Alleen de liefde is almachtig. Deze liefde stimuleerde Christus om voor ons te sterven en zo de dood te overwinnen. Ja! Alleen de liefde geeft toegang tot het rijk van het leven! En Maria trad direct na haar Zoon binnen en neemt deel aan zijn glorie nadat ze deel had genomen aan zijn lijden. Haar binnenkomst was overweldigend en liet de weg achter zich open voor ieder van ons. Daarom roepen wij haar vandaag aan: “Deur van de hemel”, “Koningin van de Engelen” en “Toevlucht van de zondaars” [Benedictus XVI, Homilie bij het hoogfeest van Maria Tenhemelopneming, 15-8-2008].

Laten wij vroom de litanieën en andere mariale gebeden bidden - het wees gegroet, de Salve, de Rozenkrans, de schietgebeden die de kinderlijke genegenheid je ingeven - met devotie en kinderlijke vroomheid, omdat Maria, Maagd zonder smet, Eva’s val heeft hersteld: en zij heeft met haar onbevlekte voet de kop van de helse draak vertrapt [Heilige Jozefmaria, Heilige Rozenkrans, vijfde glorievolle geheim].Samen met onze Vader, die een grote liefde voor de Maagd had en heeft, kijken wij vol verwondering hoe de Vader, de Zoon en de heilige Geest haar kronen als de Koningin van het Heelal. En de Engelen bewijzen haar als onderdanen de verschuldigde eer..., en de patriarchen, de profeten, en de Apostelen..., en de martelaren, de belijders, de maagden, en alle heiligen..., en alle zondaars en jij en ik [Heilige Jozefmaria, Heilige Rozenkrans, vijfde glorievolle geheim].Gedragen wij ons zo?

In de familiebrieven en andere familiegeschriften was de heilige Jozefmaria gewoon met Mariano te ondertekenen. Laten wij dan in deze Mariale school binnengaan en onze Vader nabootsen in zijn tedere devotie tot de Allerheiligste Maagd, als kleine kinderen die elk ogenblik de zorgen van hun Moeder nodig hebben.

Maria heeft zich vanaf het begin Moeder van het Opus Dei getoond, en het Opus Dei is onder haar mantel gegroeid: zij is ons voorgegaan en ze heeft ons begeleid en gevolgd bij alle stappen van onze familiegeschiedenis en persoonlijke pelgrimage. In de maand augustus brengen wij enkele van die momenten in herinnering: de Toewijding van het Werk aan het Allerzoetste Hart van Maria in Loreto (15 augustus 1951) die wij jaarlijks hernieuwen; de oproep om via de Troon van glorie, die Maria is, onze toevlucht te nemen tot de goddelijke barmhartigheid (23 augustus 1971)… En zoveel andere tussenkomsten van de Koningin van hemel en aarde die nu niet allemaal opgenoemd kunnen worden.

Ik verblijf deze dagen in Mexico om deel te nemen aan de inwijding van de kerk, die gebouwd is in de hoofdstad ter ere van de heilige Jozefmaria. Samen met ieder van jullie dank ik God voor de gelegenheid te kunnen bidden bij Onze Lieve Vrouw van Guadalupe in de Villa, waar onze Vader in 1970 gebeden heeft. Enkele van de intenties die het hart van onze Vader vulden, zijn nog actueel; andere hebben zich dankzij de bemiddeling van onze Moeder vervuld. Ik benadruk het nogmaals: ik heb in naam van ieder van jullie – die nu van het Werk zijn en die nog zullen komen in de komende eeuwen – gebeden voor de Kerk, de Paus en zijn medewerkers, voor de Bisschoppen en priesters van de hele wereld – vooral in dit Priesterjaar – voor het Opus Dei en alle christenen; opdat wij dagelijks meer van Christus houden. In mijn geheugen staat levendig die ingeving gegrift van augustus 1970 die onze Vader zichtbaar ontroerde; wij zagen hoe hij zich gedrongen voelde een man van onophoudelijk gebed te zijn. De Heer grifte de woorden clama, ne cesses! [Jes 58,1] in zijn ziel en ik wens dat wij dit beleven in ons eigen leven en onze vroomheid.

Begeleid me in mijn smeekbeden, vooral op 15 augustus, als wij de Toewijding aan het Allerzoetste Hart van Maria hernieuwen. En laten wij de raadgeving van de heilige Jozefmaria opnieuw diep tot ons doordringen: adeamus cum fiducia ad thronum gloriæ, ut misericordiam consequamur (vgl. Hebr. 4,16). Wees hiervan nu, en ook later, zeer bewust. Ik zou zeggen dat het Gods wil is dat deze woorden een leidraad zijn voor ons persoonlijke innerlijke leven. Jullie zullen ze soms geluidloos vernemen, in het diepste van jullie ziel, op de meest onverwachte momenten. Adeamus cum fiducia: ga – herhaal ik – met vertrouwen naar het Allerzoetste Hart van Maria, onze Moeder en Moeder van Jezus, en met haar, Middelares aller genaden, naar het Allerheiligste en Barmhartige Hart van Jezus Christus. Met vertrouwen ook, biedt eerherstel voor zoveel beledigingen. Dat het jullie nooit aan een liefdevol woord ontbreekt: als jullie werken, bidden, uitrusten, en ook tijdens ogenschijnlijk onbelangrijke activiteiten: als jullie plezier hebben, iets leuks vertellen, aan het sporten zijn…: in één woord met jullie hele leven. Steun bij  alles op een bovennatuurlijke basis en een intieme omgang met God. [Heilige Jozefmaria , Aantekeningen van een samenzijn, 9-9-1971].

Met alle liefde zegent jullie,

     jullie Vader

     + Javier

Mexico, 1 augustus 2009