Brief van de prelaat (april 2011)

De prelaat drukt zijn hoop uit dat met de komende zaligverklaring van Johannes Paulus II “veel zielen door de ademtocht van de heilige Geest een diepe bekering ervaren en opnieuw tot God naderen”.

Mijn beminde kinderen: Jezus beware mij mijn dochters en zonen!

Laten wij van de enorme rijkdom houden die de Kerk ons door het Woord van God aanbiedt, ook in de Veertigdagentijd, want het is voor ons een stimulans om onze ziel met nieuwe energie te laden en met vastberadenheid de weg naar Pasen te vervolgen. Door het woord van God te overwegen en het ons eigen te maken zodat we het elke dag kunnen beleven –schreef de paus –, leren we een kostbare en onvervangbare vorm van gebed, omdat het aandachtig luisteren naar God die tot ons hart blijft spreken, de weg van het geloof voedt die wij zijn begonnen op de dag van ons doopsel (Benedictus XVI, Boodschap voor de Veertigdagentijd van 2011, 4-11-2010, n. 3).

Op deze tocht is Onze Heer Jezus Christus onze gids. Meer nog, Hij zelf zegt: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven (Joh. 14, 6). De heilige Augustinus schrijft als commentaar op deze passage van het evangelie van de heilige Johannes: «Ze zeggen je niet: “Span je in om de weg te vinden, zodat je de waarheid en het leven zult bereiken.” Nee, zo is het helemaal niet. Sta op, luiaard! De weg is in eigen persoon naar jou toe gekomen en heeft je uit de slaap gewekt, áls je al wakker bent geworden. Sta dus op en loop» (Getijdengebed, Tweede lezing van de vierde zondag van de Veertigdagentijd. (H.Augustinus, Enarrationes in Psalmos, 34, 9:CCL 36, 316).

Het tweede deel van de Veertigdagentijd is voor ons een goed moment om de voornemens die we gemaakt hebben toen we aan deze weken begonnen nog eens door te nemen en om de oprechte wens te hernieuwen goed voorbereid bij de Goede Week en Pasen aan te komen. Misschien kunnen de teksten van het evangelie van de komende zondagen hierbij een leidraad zijn, zoals Benedicus XVI in zijn Boodschap voor dit jaar aangeeft. Het kan ook zinvol zijn dat we diepgaand stilstaan bij andere gedenkdagen en gebeurtenissen, zoals morgen, 2 april, wanneer het precies zes jaar geleden is dat Johannes Paulus II overleden is, en zijn zaligverklaring op 1 mei van dit jaar.

De dag waarop we het overlijden van Johannes Paulus II herdenken, herinnert ons aan het voorbeeld van trouw aan God dat de heilige Vader aan de Kerk en aan de wereld gaf. De diepe indruk die zijn heilig overlijden op de hele wereld maakte, evenals de buitengewone toestroom van personen van alle leeftijden, vooral jongeren, die zich die dagen naar Rome begaven om zijn heilig stoffelijk overschot te kunnen vergezellen, waren een duidelijk teken dat het geloof in veel mensen leeft, ook al is het soms verborgen onder een laag van gewenning, routine, en zelfs van de zonde. Maar de ademtocht van de heilige Geest – zoals tijdens die onvergetelijke dagen van april 2005 – is voldoende om veel zielen een diepe bekering te doen ervaren en opnieuw tot God te naderen.

Eenzelfde bovennatuurlijke reactie deed zich, kort daarna, op 19 april, opnieuw voor naar aanleiding van de keuze van Paus Benedictus XVI. We waren toen ontroerde, overtuigde en dankbare getuigen van wat de heilige Vader met kracht benadrukte in de Mis bij het begin van zijn pontificaat. De Kerk leeft! Inderdaad. Zij kan niet ten onder gaan – ook al lijkt Zij bij gelegenheid te wankelen – want Zij wordt bijgestaan door de heilige Geest en haar Hoofd is de verrezen en verheerlijkte Jezus Christus, Koning van heel de schepping.

Deze zekerheid, die voortkomt uit het geloof, staat altijd als een vaste rots overeind voor onze hoop en ons bovennatuurlijk optimisme. God, Onze Vaderdeze liefdevolle Vader die voor ons zorgt als zijn oogappel(Deut 32, 10), zoals de heilige Schrift op beeldende wijze zegt om het ons te doen begrijpenis de Kerk, die door zijn zeergeliefde Zoon gesticht is, voortdurend aan het heiligen, door de heilige Geest(Heilige Jozefmaria, Homilie, Het bovennatuurlijk doel van de Kerk, 28-5-1972).

Het zijn woorden van de heilige Jozefmaria die ons veel troost en zekerheid geven bij de obstakels die zich op zoveel momenten van het bestaan opwerpen op de weg van het pelgrimerende Volk van God. Heb vertrouwen,vervolgde hij: de heilige Kerk kan niet vergaan (...). Denk er ook aan dat als er meer valpartijen zijn dan moedige en waardevolle daden, deze mystieke werkelijkheid tochduidelijk, onloochenbaar, ook al nemen wij die met onze zintuigen niet waarzal blijven bestaan, want het is het lichaam van Christus, van de Heer zelf, de werking van de Heilige Geest, de liefdevolle aanwezigheid van de Vader (Heilige Jozefmaria, Homilie, Het bovennatuurlijk doel van de Kerk, 28-5-1972).

Ik denk dat de naderende zaligverklaring van Johannes Paulus II weer een teken is van de heiligheid van het Mystiek Lichaam van Christus, van de vernieuwende kracht van de heilige Geest, van de barmhartigheid van God de Vader: kortom, van de liefde van de Allerheiligste Drie-eenheid, die de Kerk nooit in de steek zal laten. Ik ben ervan overtuigd – en dat vraag ik ook aan God – dat de verheffing tot de altaren van deze heilige paus in de Kerk en de wereld opnieuw een golf van geloof en liefde teweeg zal brengen, van dankbaarheid aan Onze Heer en een vertrouwvolle steunbetuiging aan onze Moeder, de Kerk. Het maakte altijd een diepe indruk op mij dat Johannes Paulus II als hij over de trouw sprak – en zich overigens op een soortgelijke manier uitdrukte als de heilige Jozefmaria dat deed –, altijd bevestigde dat ‘de continuïteit’ door de jaren heen, een wezenlijke vereiste is voor de trouw.

Intussen gaan we, zoals ik jullie aan het begin van deze brief voorstelde, verder met de voorbereiding op Pasen, door in ons persoonlijk gebed de evangelieteksten te overwegen die de liturgie ons deze weken voorhoudt. Laten we daarom de durf hebben om te zien of we Jezus Christus van dichtbij gezelschap hielden en houden, of we naar Hem luisteren, of we op onszelf toepassen wat Hij zegt, of we de wens hebben Hem nooit alleen te laten.

De volgende zondag, de vierde van de Veertigdagentijd, lezen we de scène van de genezing van de blindgeborene, waarbij Jezus zich openbaart als het Licht van de wereld. Hij deed wat slijk op zijn ogen, gemaakt van het stof van de aarde en van zijn goddelijke speeksel, en zei hem: ga u wassen in de vijver van Siloam, wat betekent: “gezondene”. Hij ging ernaar toe, waste zich en kwam er ziende vandaan (Joh. 9, 6-7). Daarna verhaalt de evangelist de dialoog tussen Jezus en die man. Ieder van ons moet de vraag van Jezus tot de blinde beschouwen als tot hem of haar persoonlijk gericht. Gelooft ge in de Mensenzoon?(Joh. 9, 35).Geloof je echt, geloof je werkelijk – niet alleen met je verstand, maar met je hart en je wil, met heel je wezen – dat Jezus Christus jouw Verlosser is, dat Hij de mensgeworden Zoon van God is, dat Hij gestorven en verrezen is voor jou en voor mij? Deze belijdenis van het geloof – die wij op plechtige wijze zullen hernieuwen in de Paaswake – is zeer compromitterend, zij raakt heel ons leven, zonder enige ruimte te laten voor egoïstische projecten, voor het zich opsluiten in zichzelf. Laten we strijden om snel en blij af te zien van plannen die, ook al zijn ze nog zo goed bedacht, niet passen in het Plan – met hoofdletter – dat God voor ieder van ons aangeeft. Laten we ons best doen om wegen te zoeken waardoor we andere mensen helpen hun ogen te openen voor het licht van God. En laten we de Heer, met nederigheid, smeken om de genade van het geloof voor onszelf en voor de anderen.

De volgende zondag, de vijfde van de Veertigdagentijd, zullen we de passage horen van Lazarus’ verrijzenis. Jezus doet een indrukwekkend wonder en openbaart op een veelzeggende wijze zijn godheid, want wie kan het leven teruggeven aan iemand die al enkele dagen overleden is, dan God alleen? De Meester ondervraagt ons, zoals Hij Marta, de zus van Lazarus, ondervroeg: Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en ieder die leeft in geloof aan Mij, zal in eeuwigheid niet sterven. Gelooft gij dit? (Joh. 11, 25-26). Ondanks de duidelijke en waarneembare bewijzen van de dood van haar broer – wat heel hard voor haar was –, twijfelde deze vrouw er geen moment aan haar geloof in de God van leven en dood te belijden: Ja, Heer, antwoordde zij Hem. Ik geloof vast dat Gij de Christus zijt, de Zoon van God, die in de wereld komt (Joh. 11, 27). En het wonder voltrok zich. Wonderen die zich ook in ons leven zullen herhalen en in dat van zoveel andere personen die we willen vergezellen op hun weg naar Jezus, als het ons niet aan geloof ontbreekt, zoals de heilige Jozefmaria verzekerde: Wanhoop nooit. Lazarus was dood en al in staat van ontbinding: Iam foetet, quatriduanus est enim, – “hij riekt al, want hij ligt al vier dagen begraven”, zegt Marta tegen Jezus. Als je de ingeving van God hoort en die volgt: – “Lazarus, veni foras!” Lazarus kom naar buiten! –, dan zul je tot het Leven terugkeren(Heilige Jozefmaria, De Weg, n. 719).

Met het scherpe inzicht dat God onze stichter gaf om in de geestelijke betekenis van de heilige Schrift door te dringen, spoorde hij ons vaak aan ons in deze gebeurtenis te verdiepen. In 1964 zei hij in een preek tot een klein groepje mensen: Denkend aan de blijdschap van die familie en van de getuigen van dit wonder; denkend aan de blijdschap van Jezus zelf, met zijn Hart dat overliep van vreugde om het geluk van de anderenzoals Hij ook kon huilen bij het zien van de tranen van Marta en Mariakwam het schietgebedje bij me op dat wij zo vaak herhalen: omnia inbonum!(cfr. Rom8, 28), alles wat gebeurt keert ten goede. Ook het lijden, zolang we niet zo dwaas zijn het vast te houden, of we het zelf verzinnen met onze ingewikkelde verbeelding. Wat er in ons leven ook gebeurt, als we ons in de handen van God laten, zullen we vrede en kracht krijgen, want de genade van God maakt ons tot doeltreffende instrumenten (Heilige Jozefmaria, Aantekeningen van een meditatie, 22-07-1964).

Palmzondag, aan het einde van de Veertigdagentijd, leidt ons de Goede Week binnen: het is als een voorportaal dat ons naar deze beslissende dagen voor de geschiedenis van de verlossing brengt. In de ochtend van Witte Donderdag is er een concelebratie van de bisschop omringd door zijn priesters en in aanwezigheid van een vertegenwoordiging van het volk van God. In deze Mis worden de heilige oliën gezegend die zullen dienen voor altaarwijdingen, de zalving van de doopleerlingen –die bij het ontvangen van het doopsel als altaren zijn die gewijd zijn aan de dienst van God – en voor de toediening van de ziekenzalving. Ook wordt het chrisma gewijd, de materie voor het sacrament van het vormsel, dat de gedoopten omvormt tot volwassenen in Christus. Tijdens deze ceremonie hernieuwen de priesters de beloften die ze de dag van hun wijding deden. Alle leden van het priestervolk, bedienaren en lekengelovigen, ontmoeten elkaar bij deze liturgische viering. Het is een goed moment om met extra veel kracht aan Jezus, de Eeuwige Hogepriester, te vragen om veel heilige priesters en ook dat de christelijke leken – mannen en vrouwen – ieder in zijn eigen staat, serieus verlangen naar de heiligheid!

’s Avonds, tijdens de Mis in Cena Domini, gedenken we in het bijzonder de instelling van de Eucharistie en van het priesterschap. Het vandaag bij de sacramentele vernieuwing van het Paasmysterie en het vandaag van het Kruis –waar Christus bij het Laatste Avondmaal op vooruitliep – wordt bij elke eucharistieviering tegenwoordig gesteld en met een bijzondere betekenis op Witte Donderdag. Laten we ons verwonderen over de eeuwigdurende actualiteit van het Offer van Calvarië, in het bijzonder in de Mis in Cena Domini. Op deze dag legt de Romeinse Canon, vóór de consecratie, enkele woorden in de mond van de priester die eigen zijn aan deze plechtigheid: Die op de dag vóór Hij ging lijden om ons en allen te verlossen, dat is heden, het brood heeft genomen in zijn heilige handen... (Romeins Missaal, Eucharistisch gebed I, gebed Qui pridie dat eigen is aan de avondmis van Witte Donderdag).

Laten we aan de Allerheiligste Drie-eenheid vragen dat deze overvloed van liefde van de kant van Jezus Christus nooit onopgemerkt aan ons voorbijgaat. Hij heeft zijn leven niet alleen maar één keer willen geven aan het Kruis, maar Hij wilde de heilige Eucharistie en het priesterschap instellen opdat wij, altijd en overal, tot het moment van zijn glorievolle komst aan het einde der tijden, echt en daadwerkelijk in contact kunnen komen met zijn verlossend offer. Laten we ons «in aanbidding voor dit mysterie plaatsen: het grote mysterie, het geheim van de barmhartigheid. Wat zou Jezus nog meer voor ons kunnen doen? Waarachtig –schreef Johannes Paulus II in zijn laatste encycliek –, in de Eucharistie toont Hij ons een liefde die "tot het uiterste toe" (Joh 13, 1), gaat, een liefde die geen maat kent.» (Johannes Paulus II, Enc. Ecclesia de Eucharistia, 17-04-2003, n. 11).

De Mis in de avond van Witte Donderdag leidt ons binnen in de herdenking van het lijden en sterven van Onze Heer op de volgende dag. «Er is een niet te scheiden verband tussen het Laatste Avondmaal en de dood van Jezus. Bij het eerste geeft Jezus zijn Lichaam en zijn Bloed, ofwel zijn hele bestaan op aarde, Hij geeft zichzelf over, loopt vooruit op zijn eigen dood en verandert die in een acte van liefde.» (Benedictus XVI, Toespraak bij de algemene audiëntie, 31-03-2010) Als we op die dag het heilig Kruis vereren, kunnen we oprecht bedankt! tegen onze Verlosser zeggen. Naast de wens Hem heel trouw te zijn, zal het ons ertoe aanzetten met volharding en blijdschap verder te gaan op het pad van de heiligheid.

Zo komen we bij de avond vóór de Verrijzenis. In afwachting van de definitieve overwinning van de Heer is paaszaterdag een dag van stilte en ingetogenheid. De altaren zijn ontbloot, er is geen enkele liturgische plechtigheid; we zien dat zelfs het Allerheiligst Sacrament afwezig is. Het wordt op een afgezonderde plaats bewaard, voor het geval de Communie bij de laatste sacramenten moet worden uitgereikt. Dit jaar valt Paaszaterdag op 23 april, de dag van de Eerste Communie en van het vormsel van de heilige Jozefmaria.

Deze omstandigheden – waardoor het heilig Misoffer niet opgedragen kan worden – brengen me in herinnering dat onze Stichter, door de goddelijke Voorzienigheid, de heilige Mis niet kon vieren op de dag van zijn gouden priesterjubileum, omdat het Goede Vrijdag was. Toch was heel zijn dag, zoals altijd, een Mis – misschien met een grotere intensiteit dan gewoonlijk – door zijn nauwe verbondenheid met het Kruisoffer. Ik nodig jullie uit om zijn voorspraak in te roepen opdat wij tijdens de dagen van het Paastriduüm zeer nauw verenigd blijven met het offer van Onze Heer, en ons intens weten te verenigen met zijn overgave voor ons.

Tenslotte, in de Paaswake, verklaren wij bij het hernieuwen van de doopbeloften opnieuw dat Christus de Heer is van ons leven, het leven dat God ons heeft geschonken toen wij zijn herboren “door het water en door de heilige Geest”, en bevestigen wij opnieuw onze vastberaden inzet aan de werking van de genade te beantwoorden om zo zijn leerlingen te zijn (Benedictus XVI, Boodschap voor de Veertigdagentijd van 2011, 4-11-2010 n. 2).

Ik kom terug op dat van altijd: bid voor mijn intenties. Zoals ik jullie al heb doorgegeven, nemen in de afgelopen weken een aantal intenties een belangrijke plaats in: de gevolgen van de aardbeving in Japan en de gewapende conflicten in verschillende delen van de wereld, in het bijzonder in Ivoorkust en Libië. Laten we onze toevlucht nemen tot Onze Lieve Vrouw, Koningin van de vrede, en haar met geloof aanroepen bij de litanie van de rozenkrans. Laten we ook heel verenigd blijven met de heilige Vader, in het bijzonder op 19 april, de dag waarop hij tot opvolger van Petrus gekozen werd. Bid ook voor mij, want op de 20ste begint er een nieuw jaar van mijn pastorale dienst aan de Kerk als prelaat van het Opus Dei.

Met alle genegenheid zegent jullie,

jullie Vader

+ Javier

Rome, 1 april 2011