“Wij moeten heel menselijk en heel goddelijk zijn”

Veel jaren geleden heb ik al glashelder een waarheid ingezien die altijd geldig zal blijven: een maatschappij die afscheid heeft genomen van het christelijke geloof en van de christelijke moraal, heeft behoefte aan een nieuwe vorm om de eeuwige waarheid van het evangelie te beleven en te verspreiden. In de boezem van de maatschappij, van de wereld moeten de kinderen van God schitteren door hun deugden als lantaarns in het donker - quasi lucernae lucentes in caliginoso loco. (De Voor, 318)

Als we werkelijk zijn kinderen willen zijn, wil God dat we zeer menselijk zijn. Dat ons hoofd de hemel raakt, maar dat onze beide benen op de grond staan. De tol voor een christelijk leven is niet op te houden mens te zijn, op te houden met pogen die deugden te verwerven die sommigen hebben zonder Christus te kennen. De prijs van elke christen is het verlossend bloed van de Heer die wil dat wij zijn —ik zeg het nog eens duidelijk— zeer menselijk en zeer goddelijk in onze dagelijkse poging tot navolging van Hem die perfectus Deus, perfectus homo, volmaakte God, volmaakte mens is.

Ik zou niet kunnen bepalen welke de belangrijkste natuurlijke deugd is. Dat hangt er van af vanuit welke gezichtshoek je het bekijkt. Bovendien is de vraag niet interessant, want het gaat er niet om een of enkele deugden te beoefenen: het gaat juist om de strijd ze allemaal te verwerven en te beoefenen. Elke deugd apart houdt verband met de andere deugden. Zo maakt het streven naar oprechtheid ons ook rechtvaardig, opgewekt, verstandig en kalm.

Tegelijkertijd moeten we bedenken dat de besluiten en de verantwoordelijkheden in ieders persoonlijke vrijheid hun plaats hebben en dat daardoor de deugden ook volstrekt persoonlijk zijn, 'van de persoon'. Niettemin staat in deze liefdesstrijd niemand alleen — niemand is een losse versregel, zeg ik altijd maar. Op de een of andere manier helpen wij elkaar of anders berokkenen wij elkaar nadeel. We zijn allemaal schakels in dezelfde ketting. Vraag nu met mij aan God, Onze Heer, dat deze ketting ons aan zijn hart verankert, tot de dag komt waarop we Hem in de hemel van aangezicht tot aangezicht voor eeuwig zullen aanschouwen.

Vrienden van God, 75-76

Ontvang berichten per e-mail

email