“Gedragen wij ons als kinderen van God?”

Een kind van God is niet bang: noch voor het leven, noch voor de dood, want zijn geestelijk leven is gebaseerd op het besef een kind van God te zijn. God is mijn Vader, denkt het, en al het goede komt van Hem. Hij is de goedheid zelf. Maar kunnen jij en ik zeggen, dat we ons ook werkelijk als kinderen van God gedragen? (De Smidse, 987)

Onze status als kinderen van God zal ons ertoe aanzetten - ik herhaal het opnieuw - om bij alle menselijke activiteiten een contemplatieve geest te hebben; om licht, zout en gist te zijn, door het gebed, de versterving, de vorming in de leer en de deskundigheid in ons beroep. Dit programma zullen we realiseren: naarmate we meer in de wereld zijn, zullen we meer in God opgaan.
(De Smidse, 740)

Wie voor God werkt moet een 'meerwaardigheidscomplex' hebben. Dit heb ik je al eens eerder gezegd. Maar, vroeg je, is dat dan geen teken van hoogmoed? Nee! Het is een gevolg van de nederigheid, van een nederigheid die me doet zeggen: Heer, U bent wie U bent en ik ben daarvan de tegenpool. U hebt alle volmaaktheden: macht, kracht, liefde, glorie, wijsheid, gezag, waardigheid... Als ik heel dicht bij U ben - zoals een kind dat zich nestelt in de sterke armen van zijn vader of op de schoot van zijn moeder - dan zal ik de warmte van uw goddelijkheid voelen, het licht van uw wijsheid ervaren, dan zal ik uw kracht door mijn aderen voelen stromen.
(De Smidse, 342)

Ontvang berichten per e-mail

email