Zestig jaar later

Irena Kalpas, 90 jaar oud, ontdekte het Opus Dei ‘bij toeval’ op 26 juni 2002 in Warschau: In een huis van waaruit zij zestig jaar eerder door de Nazi’s werd gedeporteerd.

Het huis aan de Filtrowa-straat.

Het toeval voerde mij naar de Filtrowa-straat in Warschau. Ik woonde daar tijdens de Tweede Wereldoorlog van 1939 tot 1944. Ik stond voor het huis van mijn familie. In dit huis werd ik tezamen met mijn moeder, vader en tante (de eigenaresse van het huis) gearresteerd door de Nazi’s en gedeporteerd naar verschillende concentratiekampen. Mijn tante stierf in Ravensbrück en mijn vader in Oranienburg. Mijn moeder en ik overleefde Oranienburg. Ons huis was geconfisqueerd. Daarna ben ik nooit meer teruggekeerd naar de Filtrowa-straat. Ik probeerde deze straat te mijden, er kleefden teveel pijnlijke herinneringen aan het huis…

Op die bewuste 26ste juni liep in de Filtrowa-straat in vanaf het Nautowich Plein. Ik liep en liep. Ik weet niet waarom, ik kan het nog steeds niet verklaren. En zo kwam ik bij ons huis: Filtrowa-straat 27. Zo van een afstandje zag het huis er goed onderhouden uit en dat de tuin en de lichte, mooie ingang was gerestaureerd. Ik zei in mijzelf: “Oh, mijn God, de garage is zoals ik het mij kan herinneren.”

Ik vroeg mij af: “Hoe zou de tuin achter het huis zijn? Ik legde mijn hand op de klink van de poort, ofschoon ik moet zeggen dat ik niet iemand ben die zomaar ergens binnengaat om rond te kijken. Ik drukte de klink naar beneden en ging de tuin binnen om te zien of die nog dezelfde was. Het was alsof ik dit alles deed zonder mij ervan bewust te zijn. Toen dacht ik: “Er zou een hond kunnen zijn,” en ik deed een paar stappen terug.

Irena Kalpas.

Toen zag ik dat de stoep anders was en dat de drempel ook was aangepast. Ik liep de treden van de stoep op en zag een bel. Ik weet niet waarom, maar ik drukte op de bel. De deur werd geopend door een jonge man met een beschaafd voorkomen. Ik denk dat hij een bril droeg. Ik was erg onder de indruk en de man vroeg, “Kan ik u helpen?”. Ik antwoordde dat ik alleen de tuin wilde zien en hij nodigde mij uit om de tuin te betreden.

Ik zei dat er op deze plaats ooit een terras was geweest. Hij keek verbaasd en ik vertelde hem dat dit mijn ouderlijk huis was, waar ik tijdens de oorlog woonde. Hij liet mij het huis binnen en ik bevond mij in de hal. Ik kon nauwelijks iets herkennen. Ik liep door de gang die ooit leidde naar de woonkamer, de kamer waar ik in 1944 was gearresteerd. De woonkamer was er echter niet meer, in plaats daarvan was er een kapel. In de kapel zat een priester verzonken in gebed en hij glimlachte toen hij mij zag. Ik groette hem beleefd en verliet de kapel. Er ging te veel door mijn hoofd.

Het bleek dat vijftig jaar later het huis een centrum was van het Opus Dei. Ik wist niets van het Opus Dei, noch over zijn stichter. Waarom ben ik ernaar toe gegaan? Vanaf dat moment, waar ik voordien op geen enkele manier mee bezig was, ging ik mij verdiepen in het Opus Dei. Er vonden grote veranderingen plaats, in het bijzonder in mijn innerlijk leven. Ik ben nu surnumerair lid van het Opus Dei en ik ben God en de heilige Jozefmaria enorm dankbaar, dat zij mij hebben gekozen, een onbekende persoon die dit niet verdiende.

Ik vertel deze geschiedenis, omdat ik net negentig ben geworden en ik graag tot alle ouderen wil zeggen die ziek zijn of het leven moe zijn: er zijn geen grenzen en niemand weet wanneer wij door Gods genade zullen worden geraakt. Uiteraard leefde ik met God vanaf het prille begin, dat wil zeggen, vanaf het moment van mijn doop. Maar gedurende mijn gehele leven, zelfs met God, was ik lauw. Mijn innerlijk leven is sindsdien intenser geworden en ik probeer het elke dag te verdiepen. Ik dank God uit de grond van mijn hart, dat Hij aan het einde van mijn leven mij iets nieuws heeft gegeven dat de moeite waard is.