Tweede Vaticaans Concilië

Op 25 januari 1959 verraste paus Johannes XXIII de wereld met de aankondiging van een oecumenisch concilie. Dit bericht werd door de stichter van het Opus Dei met blijdschap en hoop ontvangen. Hij vroeg iedereen te bidden "voor de goede afloop van dit grote initiatief dat het concilie is.”

De zalige Paulus ontmoet de heilige Jozefmaria bij zijn bezoek aan Centro ELIS in Rome (1965).

De stichter van het Opus Dei ontving het bericht met blijdschap en hoop, en begon te bidden en aan iedereen gebed te vragen "voor de goede afloop van dit grote initiatief dat het concilie is.”

Het Tweede Vaticaans Concilie

Enkele leden van het Werk namen actief deel aan het concilie, zoals zijn naaste medewerker Álvaro del Portillo. In deze jaren zochten veel concilievaders de heilige Jozefmaria op om zijn mening te horen over de onderwerpen van het tweede vaticaans concilië.

De publicatie van de documenten van het concilie is een motief van blijdschap voor de heilige Jozefmaria geweest: “Een van mijn grootste vreugden was dat het Tweede Vaticaans Concilie met grote duidelijkheid de goddelijke roeping van de leek verkondigd heeft. Zonder enige aanmatiging kan ik zeggen dat het concilie, wat onze geest betreft, ons geen enkele aanleiding tot wijziging gegeven heeft. Het heeft, integendeel, bevestigd wat wij met de genade van God al zoveel jaren in praktijk brengen en leren. Het belangrijkste kenmerk van het Opus Dei bestaat niet in een aantal technieken of methoden voor het apostolaat, maar in een geest die leidt naar de heiliging van het dagelijkse werk".

De universele roeping tot heiligheid

In de dogmatische constitutie van de Kerk Lumen gentium, staat geschreven: "Het is voor iedereen duidelijk dat alle christengelovigen, ongeacht hun status of afkomst, zijn geroepen tot de volheid van het christelijke leven en tot de volmaaktheid van de liefde. In de aardse maatschappij bevordert deze heiligheid een meer menswaardige leefwijze."(nr. 40). Deze universele roeping tot heiligheid is juist de kern van de boodschap van de stichter, die reeds in een document uit 1930 had geschreven: "Heiligheid is niet iets voor bevoorrechte mensen: de Heer roept iedereen, van allen verwacht hij liefde; van allen, waar ze zich ook bevinden; van allen, ongeacht hun levenstaat, hun beroep of vak."

Ook had hij vanaf het begin onderwezen dat alle gelovingen een priesterlijke ziel hebben en deelnemen aan het priesterschap van Christus. Zo schreef hij op 11 maart 1940 aan de leden van het Opus Dei: “Terwijl we met onze 'priesterlijke ziel' van de heilige Mis het middelpunt van ons innerlijk leven maken, proberen we met Jezus te zijn, tussen God en de mensen.”

Het conciliaire decreet Presbyterorum Ordinis bevestigde: "De Heer Jezus doet heel zijn mystiek lichaam delen in de zalving van de Geest waarmee Hijzelf gezalfd is: in Hem immers zijn alle gelovigen tot een heilig en koninklijk priesterschap geworden ... Er is dus geen enkel lidmaat dat geen aandeel heeft in de zending van heel het lichaam, maar ieder lid moet Jezus heiligen in zijn hart en met profetische geest getuigenis afleggen van Jezus." (nr. 2)

De christelijke roeping is een roeping tot apostolaat

Hieruit volgt tevens dat alle gelovigen geroepen zijn om apostolaat te doen op grond van hun doopsel. Of, zoals het decreet Apostolicam actuositatem het uitdrukt: "De Kerk verricht het apostolaat door al haar leden, natuurlijk op verschillende wijzen; de christelijke roeping is namelijk krachtens haar aard ook een roeping tot het apostolaat." (nr. 2)

Deze waarheid werd sinds het begin beleefd in het Opus Dei. In een tekst van de heilige Jozefmaria uit 1932 lezen we: "We moeten af van het vooroordeel dat de gewone gelovigen zich moeten beperken tot het bijstaan van de clerus in het kerkelijke apostolaat. Het is niet vanzelfsprekend dat het apostolaat van de leken een deelname is aan het hiërarchische apostolaat: zij hebben het recht het apostolaat te praktiseren. Niet omdat ze een canonieke opdracht hebben gekregen, maar omdat ze deel uitmaken van de Kerk; ze oefenen deze zending uit middels hun beroep, hun vak, hun gezin, hun collega's, hun vrienden."

Als iemand zou willen beschrijven wat de stichter deed tijdens het Tweede Vaticaans Concilie, dan zou je kunnen zeggen: veel gebed en boetedoening opdat de Heilige Geest de aanwezigen en de Kerk zou leiden. En hij drong erop aan dat zijn geestelijke zoons en dochters dat ook zouden doen.

21 November 1965, paus Paulus VI opent het Centro ELIS in Rome

Tijdens het einde van het concilie, in november 1965, wijdde paus Paulus VI officieel het Centro ELIS in de Romeinse wijk Tiburtino in, in aanwezigheid van duizenden mensen, onder wie verschillende concilievaders en de heilige Jozefmaria. Het was een educatief centrum voor de werkende jeugd in een tamelijk vervallen buitenwijk. De zalige Johannes XXIII had het al toevertrouwd aan het Opus Dei. Bij het zien van deze levende demonstratie van geloof, riep paus Paulus VI uit: “Alles hier is Opus Dei."

De volgende dag verklaarde de stichter:

“Ik was erg geëmotioneerd. Ik raakte altijd ontroerd: bij Pius XII, biji Johannes XXIII en bij Paulus VI, omdat ik geloof.”