Tussen de armen en zieken

Tussen de armen, de zieken en de kinderen vond hij de kracht om het enorme project in gang te zetten dat de Heer die dag aan hem had toevertrouwd.

Tussen de armen, de zieken en de kinderen vond hij de kracht om het enorme project in gang te zetten dat de Heer die dag hem had toevertrouwd.

Perdiguera, het huis waar Jozefmaria logeerde.

“Als je nu eens rijk, heel rijk was, wat zou je dan graag willen doen?”

Deze ongebruikelijke vraag kwam uit de mond van de jonge Jozefmaria, pas tot priester gewijd en al meteen actief in zijn eerste standplaats: Perdiguera, een dorpje met nauwelijks achthonderd inwoners, niet ver van Zaragoza. Aan de zoon van de mevrouw bij wie hij inwoonde gaf hij 's avonds catechismusles ter voorbereiding op zijn eerste heilige Communie. De jongen bracht de tijd door met geiten hoeden. “Op een goede dag wilde ik eens kijken wat ervan was blijven hangen en vroeg hem: ‘Als je nu eens rijk, heel rijk was, wat zou je dan graag doen?’ ‘Wat betekent dat, heel rijk zijn?’ vroeg hij mij op zijn beurt. ‘Rijk zijn betekent heel veel geld hebben, een bank hebben…’ ‘En…wat is een bank?’

“Ik legde hem dat zo eenvoudig mogelijk uit en ging verder: ‘rijk zijn betekent dat je veel boerderijen hebt en vette koeien in plaats van geiten, en je met mensen uitgaat en je drie keer per dag omkleden… Nou, wat zou je doen als je rijk was?’ Hij zette grote ogen op en uiteindelijk zei hij: ‘Ik zou het ene bord soep met wijn na het andere eten!’

“Zo zijn al onze verlangens: niets is belangrijk. Merkwaardig dat ik dit gesprek niet vergeten ben. Ik werd zeer ernstig en dacht: 'Jozefmaria, hier spreekt de Heilige Geest’. Gods wijsheid liet mij hier duidelijk zien hoe weinig aardse goederen uiteindelijk waard zijn.”

In Perdiguera was hij drie dagen na zijn wijding aangekomen. De pastoor moest met spoed worden vervangen, en die taak werd hem toevertrouwd. Het eerste wat de nieuw aangekomene moest doen was het schoonmaken van de kerk. Vervolgens wijdde hij zich met hart en ziel aan het pastorale werk; iedere dag een gezongen Mis, het lof, biechtgelegenheid, catechismusles, ziekenbezoek… In korte tijd veranderde het geestelijke klimaat in Perdiguera zozeer, dat de dorpsbewoners altijd met warmte aan zijn korte verblijf terug dachten.

De jonge priester was zich evenwel bewust dat God hem voor een andere opdracht had geroepen, maar hij wist nog steeds niet wat dat was. Na afloop van de tijdelijke waarneming keerde hij terug naar Zaragoza. Daar werkte hij als priester en maakte hij zijn rechtenstudie met uitstekende cijfers af. Vervolgens verhuisde hij met toestemming van de aartsbisschop naar Madrid voor het doctoraat, dat men destijds alleen aan de "Universidad Central" van Madrid kon doen. Hij vermoedde dat hij daar makkelijker datgene wat God voor hem in petto had, zou kunnen volbrengen. Hij begon er ook op een academie les te geven in Romeins en kerkelijk recht, om in het levensonderhoud van zijn familie te voorzien. Korte tijd later ging zijn familie ook ook in de hoofdstad wonen.

In de voorsteden van Madrid kwam Jozefmaria in aanraking met de ellende van de armen. Het waren mensen die naar de grote stad waren gekomen in de hoop werk te vinden in de industrie. Hij nam zijn intrek in een bescheiden huis voor priesters dat werd beheerd door de "Damas Apostólicas" van het Heilig Hart van Jezus. Zij onderhielden het "Patronato de Enfermos" - een instelling voor zieken - en vele andere liefdadigheidswerken zoals catechismusles geven in wijken waar geen scholen waren, gaarkeukens voor de armen, avondschool en medicijnen uitdelen. De heilige Jozefmaria bood onmiddellijk zijn priesterlijke hulp aan bij deze activiteiten. Hij combineerde zijn studie met de samenwerking met deze vrome vrouwen.

In Madrid

Van 1927 tot 1931 was hij aalmoezenier van de het "Patronato de Enfermos" gewijd aan het het helpen van mensen die, als gevolg van het in steek gelaten zijn, een gemakkelijk doelwit waren voor anti-katholieke ideologieën en vaak vijandig waren jegens geestelijken. Vele jaren later bij een hernieuwd bezoek aan dat deel van Madrid dat nu totaal veranderd is, herinnerde hij zich: “Toen ik 25 was, kwam ik regelmatig naar deze niet ontwikkelde wijken om tranen te drogen, iedereen die hulp nodig had te helpen, een beetje warmte te geven aan de kinderen, de ouderen en de zieken; en veel liefde terug te krijgen en… soms werden er stenen naar me gegooid”.

Het Koninklijke Ziekenhuis waar de heilige Jozefmaria naartoe ging om de terminale patiënten te verzorgen.

Hij was voortdurend in de weer om de sacramenten toe te dienen aan zieken en stervenden, op wie de vrouwen hem geattendeerd hadden. Of hij was druk doende kinderen de biecht af te nemen. Hij herinnerde zich in die tijd duizenden te hebben voorbereid op de eerste communie. Er waren daar heel wat mensen die in dramatische en onoplosbare situaties verkeerden, wier lot hij met veel liefde en met de goede leer verzachtte.

De school van het lijden

Jozefmaria voelde met zekerheid aan dat Gods plan evenmin bestond uit dit apostolaat van barmartigheid. Toch deed hij het met heel zijn hart, vooral sinds 2 oktober 1928, de dag waarop het Opus Dei het licht zag. Juist bij de armen, de zieken, de onwetenden, de achtergestelde mensen, de kinderen, juist bij hen vond hij de kracht om het enorme project in gang te zetten, dat de Heer hem die dag had toevertrouwd.

Uit deze volledige inzet spreekt zijn visie op het priesterschap, een visie die hij aan zijn geestelijke kinderen die priesters werden, zou overdragen: priester moet je zijn voor de volle honderd procent, met als enig doel God en de mensen te dienen. “Het dienen is de grootste vreugde die iemand kan ervaren en dat is wat wij priesters moeten doen: dag en nacht voor iedereen klaar staan; zo niet dan ben je geen priester. Een priester houdt van jong en oud, van rijken en armen, van zieken en kinderen. Hij moet zich voorbereiden op het vieren van de Mis; hij moet de zielen één voor één aannemen zoals een herder die zijn kudde kent en elk schaap bij zijn naam noemt. Wij priesters hebben geen rechten. Het bevalt me om me dienaar te noemen van iedereen, die titel vervult me met trots.”

Naast het bed van Isidoro Zorzano.

Terwijl Jozefmaria zich onvermoeibaar overgaf aan die werken van barmartigheid, groeide in zijn ziel de wens de liefde van Christus naar alle mensen te brengen. Overmand door geestdrift, zei hij - of zong hij soms - deze woorden van Jezus uit het Evangelie: Ignem veni mittere in terram, et quid volo nisi ut accendatur? (“Vuur ben ik op aarde komen brengen, en hoe verlang ik dat het reeds oplaait".) - Lc 12,49.