Paus: opdat wijzelf instrumenten van barmhartigheid worden

Op de Hoogfeest van Christus Koning sloot paus Franciscus het Jaar van de Barmhartigheid af. In zijn homilie vraagt de paus ons om, vergezeld door Onze Lieve Vrouw, voort te gaan op de weg van barmhartigheid, opdat wijzelf instrumenten van barmhartigheid worden.

Het hoogfeest van onze Heer Jezus Christus, Koning van het heelal, bekroont het liturgische jaar en dit heilig jaar van de Barmhartigheid. Het evangelie van vandaag laat inderdaad zien wat het koningschap van Christus is op het hoogtepunt van zijn heilswerk. En dat doet het op een verrassende wijze. “De gezalfde Gods, de Uitverkorene, de Koning” (Luc 23: 35,37) verschijnt zonder macht en zonder glorie. Hij hangt aan het kruis waar hij eerder een overwonnene dan een overwinnaar lijkt te zijn. Zijn koningschap is paradoxaal. Zijn troon is het kruis. Zijn kroon is gemaakt van doornen; hij draagt geen scepter, maar een rietstengel in zijn hand. Hij draagt geen kostbaar gewaad, maar hij is ontdaan van zijn kleed. Hij heeft geen blinkende ringen aan zijn vingers, maar zijn handen zijn doorboord met spijkers. Hij bezit geen schat, maar hij is verkocht voor dertig zilveringen.

Inderdaad, het Rijk van Jezus is niet van deze wereld (vgl. Joh 18:36), maar, zoals de apostel Paulus ons zegt in de tweede lezing, vinden wij verlossing en vergeving (vgl. Kol 1:13-14). Want de grootsheid van zijn Rijk is niet de macht zoals de wereld die ziet, maar de liefde van God. Een liefde die in staat is alle dingen opnieuw met elkaar te verbinden en te genezen. Omwille van deze liefde is Christus neergedaald om deel te worden van onze menselijke ellende. Hij heeft onze zwakke menselijke natuur ten volle doorleefd: ongerechtigheid, verraad, verlaten worden, hij ervoer dood, het graf en hel. Zo ging onze Koning naar het uiteinde van het universum om zo al wat er leeft te omhelzen en te verlossen. Hij heeft niemand veroordeeld, noch heeft hij iemand overmeesterd. Nooit heeft hij onze vrijheid genegeerd. Maar Hij heeft de weg geplaveid met nederige liefde die alle schuld wegneemt, die alles hoopt en die alles verdraagt (vgl. 1 Kor 13:7). Alleen deze liefde heeft overwonnen en gaat er mee door om onze ergste tegenstanders te overwinnen: de zonde, de dood en de angst.

Vandaag, dierbare broeders en zusters, verkondigen wij deze unieke overwinning, waarmee Jezus Koning der eeuwen is geworden, de Heer van de geschiedenis. Met enkel de almacht van de liefde, die het wezen van God zelf is, enkel met zijn eigen leven waaraan nooit een eind aan komt (vgl. 1 Kor 13:8). Met vreugde delen wij in de schittering van Jezus als onze Koning, zijn heerschappij van de liefde verandert de zonde in genade, de dood in verrijzenis, de angst in vertrouwen.

Het zou echter weinig voorstellen als wij Jezus zouden erkennen als Koning van het heelal, maar wij Hem niet de Heer van ons leven zouden maken. Want dan zou het allemaal leeg zijn, als we Hem niet persoonlijk aanvaarden en als we niet zijn koningschap zouden aanvaarden. De personen uit het Evangelie van vandaag kunnen ons daarbij helpen. Naast Jezus is er sprake van drie figuren: het volk dat toekijkt, de groep die vlakbij het Kruis staat en een gekruisigde misdadiger die naast Jezus hangt.

Maar eerst het volk: het Evangelie zegt van het volk: “Het volk stond toe te kijken” (Luc 23:35). Niemand zei wat, niemand kwam dichterbij. Het volk hield zich op afstand en keek toe wat er zich afspeelde. Datzelfde volk dat zich eerder aan Jezus opdrong, houdt nu afstand. Door omstandigheden, of vanwege onvervulde dromen, komen ook wij in de verleiding om afstand nemen van het koningschap van Jezus en niet de uiterste consequenties aanvaarden van het aanstootgevende van zijn nederige liefde. Die liefde die ons verontrust en waar we ons ongemakkelijk bij voelen. Wij geven er de voorkeur aan om van afstand toe te kijken, om ons afzijdig te houden in plaats van ons naar Hem toe te gaan om met Hem te zijn. Echter een volk dat heilig is, dat Jezus als Koning erkent, is geroepen om Zijn leven van concrete liefde na te volgen. Zij zijn geroepen om zich elke dag weer af te vragen: “Wat verlangt de liefde van mij, waar leidt het mij naartoe? Welk antwoord geef ik Jezus met mijn leven?”

En dan de tweede groep, met verscheidene individuen: De leiders van het volk, de soldaten en een misdadiger. Allemaal drijven ze de spot met Hem. Ze provoceren Hem op dezelfde wijze: “Red dan jezelf!” (Luc 23:35,37,39). En deze beproeving is erger dan die van het volk. Zij beproeven Jezus precies op zelfde manier als de duivel deed aan het begin van het Evangelie (vgl. Luc 4:1-13). Ze willen dat hij afstand te doet van Gods wil en daarvoor in de plaats te regeren zoals de wereld dat wil: door van het kruis af te komen en zijn vijanden te vernietigen! Als Hij dan echt God is, laat Hij dan zijn macht, en superioriteit maar tonen! Deze beproeving is een directe aanval op de liefde: “Red dan jezelf!” (vv. 37,39), niet anderen maar jezelf. Eis de overwinning maar voor jezelf op, met je eigenmacht met je eigen glorie, met je eigen overwinning. En dit is de meest verschrikkelijke verleiding. De eerste en de laatste van het Evangelie. En als Jezus geconfronteerd wordt met deze aanval op het diepste van zijn wezen, dan zegt Jezus geen woord, hij reageert niet. Hij verdedigt zichzelf niet, Hij probeert hen niet te overtuigen, Hij verdedigt zijn koningschap niet. Maar hij handhaaft zijn liefde: hij vergeeft. Hij beleeft dit moment van uiterste beproeving zoals Zijn Vader dat wil. Er van overtuigd dat de liefde vrucht zal dragen.

Om het koningschap van Christus te ontvangen, zijn wij ertoe geroepen om tegen deze beproeving te vechten en onze blik op de gekruisigde te richten, waardoor we Hem steeds meer trouw zijn. Hoe vaak zoeken wij niet naar bevredigende zekerheden die de wereld biedt. Hoe vaak worden wij niet verleid om van het kruis af te dalen. De aantrekkingskracht van de macht en het succes wordt voorgesteld als een gemakkelijkere en snellere weg om het Evangelie te verbreiden, maar we vergeten dan snel hoe het Rijk Gods werkt. Dit Jaar van de Barmhartigheid heeft ons uitgenodigd om de kern van de boodschap opnieuw te ontdekken. Om naar het wezenlijke terug te keren. Deze tijd van barmhartigheid roept ons op het ware gelaat van onze koning, dat met Pasen oplicht, te aanschouwen. En het jonge en het mooie aangezicht van de Kerk te herontdekken, het aangezicht dat straalt zodra zij gastvrij is, vrij, trouw, arm in middelen maar rijk aan liefde en missionair. Wanneer de barmhartigheid ons naar het hart van het Evangelie leidt, dan roept ze ons op afstand te nemen van alle gewoonten en gebruiken die een obstakel zijn voor de dienst aan het rijk Gods. De barmhartigheid spoort ons aan ons alleen te richten op het eeuwige en nederige koningschap van Jezus, ons niet te onderwerpen aan de wankele koninkrijken en wijzigende machten van alle tijden.

In het Evangelie verschijnt nog een personage die zich dichter bij Jezus bevindt. Hij is een misdadiger die hem smeekt: “Jezus, vergeet mij niet wanneer U in uw koninkrijk komt” (v. 42). Deze persoon keek naar Jezus, hij geloofde in Zijn koningschap. Hij heeft zich niet in zichzelf opgesloten, maar hij heeft zich – met al zijn fouten, zonden en moeilijkheden – tot Jezus gewend. Hij heeft Hem gevraagd om aan hem te denken en hij heeft de barmhartigheid van God ondervonden: “Ik beloof je, vandaag nog zul je bij Mij zijn in het paradijs” (v. 43). Zodra we God de mogelijkheid geven, denkt Hij ons. Hij is bereid de zonde volledig en voor altijd teniet te doen, want Hij brengt het gedane kwaad niet in herinnering en hij vraagt geen rekenschap voor het begane onrecht. God denkt niet aan de zonde. Hij denkt alleen aan ons, aan ieder van ons, Zijn geliefde kinderen. En hij gelooft dat het altijd mogelijk is opnieuw te beginnen en weer op te staan.

Vragen wij ook om de gave van deze open en levende herinnering. Vragen wij ook om de genade de deuren van de verzoening en de vergeving nooit te sluiten. Om daarentegen steeds maar weer uit te stijgen boven het kwade en de onenigheid en zo elke mogelijke weg van de hoop te openen. Zoals God ongeacht onze verdienste, grenzeloos in ons gelooft, zijn wij ertoe geroepen anderen hoop te bieden en kansen te geven. Want ook als de heilige deur gesloten wordt, staat de ware deur van de barmhartigheid, het hart van Christus, wagenwijd open. Uit de geopende zijde van de Verrezene, stroomt tot aan het einde der tijden barmhartigheid, troost en hoop.

Vele pelgrims hebben de drempels van de Heilige Deuren overschreden en ver weg van het geschreeuw van het dagelijkse nieuws, hebben zij geproefd van de oneindige goedheid van de Heer. En daarvoor danken wij Hem, nu wij ons herinneren hoe wij barmhartigheid hebben ontvangen, opdat wijzelf instrumenten van barmhartigheid worden. Laten wij samen voortgaan op deze weg. Moge Onze Lieve Vrouw ons daarbij vergezellen. Zij die ook dichtbij het kruis stond en ons daar baarde als de tedere moeder van de Kerk, die ernaar verlangt ons allen onder haar mantel bijeen te brengen. Onder aan het kruis zag zij hoe de goede misdadiger vergeving kreeg en zij de leerling van Jezus aannam als haar zoon. Zij is de Moeder van de Barmhartigheid aan wie wij ons toevertrouwen. In wat voor situatie wij ons ook bevinden, hoe we ook bidden, als wij opkijken naar zijn barmhartige ogen, dan zullen we een antwoord vinden.

Vertaling: Wilfred Kemp