Het Opus Dei tot de eer der altaren, maar “we zijn niet de besten van de klas”

Interview met mgr. Javier Echevarría in het Italiaanse dagblad “La Repubblica”. De prelaat van het Opus Dei beantwoordt vragen over de heiligverklaring van de zalige Josemaría, over de vrijheid van de gelovigen van de prelatuur en over de Kerk van het derde millennium.

Mgr. Echevarría, voor het Opus Dei is het grote moment gekomen: binnenkort wordt de stichter verheven tot de eer der altaren.

Als dit feit plaatsheeft, betekent dit dat de Kerk definitief de heiligheid erkent van een man die de volheid van de liefde heeft bereikt, de volledige vereniging met God. De christelijke heiligheid bestaat in het vermogen God boven alles te beminnen en deze liefde aan anderen door te geven. Ik kan u verzekeren dat de zalige Josemaría werkelijk een groot hart had, dat in staat was te lijden en zich te verheugen met alles dat leed of zich verheugde: of dat nu een heel land, een groep mensen, een vriend of een onbekende was.

Sommigen zeggen dat Escrivá een moeilijk of slecht karakter had…

Ik denk niet dat men dat kan stellen, ook al schaamde hij zich er niet voor te zeggen dat hij een sterk karakter had. De Heer gebruikte zijn geestelijke kracht om in de wereld, in de Kerk en op alle plaatsen de weg van het Opus Dei te openen. Hij wist de dingen rechtstreeks te zeggen; soms energiek, maar zonder mensen te kwetsen. En als hij merkte dat hij zich had vergist, vroeg hij meteen vergiffenis.

Het Opus Dei heeft een lange weg afgelegd: meer dan tachtigduizend leden in heel de wereld, tegen de tweeduizend priesters en diakens, vele initiatieven in de verschillende delen van de wereld. Wat zou u een jongere van tegenwoordig zeggen om hem aan te moedigen toe te treden?

Vooropgesteld wil ik niemand aanmoedigen tot het Opus Dei toe te treden. Want om de Heer in het Opus Dei na te volgen is er een belangrijke voorwaarde: de dagelijkse vrijheid. Men moet doen wat de Heer wil door Hem te antwoorden: ik doe het omdat ik het zelf wil. Ik zou hem alleen aanraden: let op de stem van de Heer en doe wat Hij jou vraagt.

En als iemand uit het Opus Dei wil gaan, is er dan geen druk?

Geen enkele.

Waren er in het verleden geen vervelende voorvallen?

Nee, nooit. De deuren staan wijd open voor wie wil vertrekken en op een kier voor wie wil binnenkomen. Maar als u vader van een gezin bent en uw kind slaat een verkeerde weg in, zou u hem dan zomaar laten gaan, laat u hem zijn grillen volgen? Nee, u zult hem raad geven. Dit is de enige ouderlijke of broederlijke dwang. Er wordt gezegd: ju kunt doen wat je wilt, maar denk er goed over na want het gaat om je leven.

Lange tijd is er kritiek geuit: er zou teveel aan proselitisme worden gedaan, ook onder minderjarigen, of er wordt psychische druk uitgeoefend om alleen bij priesters van het Opus Dei te biechten.

Die kritiek, die overigens nooit is aangetoond, lijkt mij ronduit achterhaald. Wat betreft de verplichting om te biechten, moet ik zeggen dat deze niet op waarheid berust. Een dergelijke houding zou ingaan tegen de vrijheid die de Kerk bij alle gelovigen erkent. Het lijkt me alleszins logisch en normaal dat de gelovigen van de prelatuur willen biechten bij een priester die hen het beste kan helpen, omdat die dezelfde geest als hen beleeft. Maar zij zijn hoe dan ook geheel vrij om te biechten bij iedere katholieke priester.

Aanvaard u geen enkele kritiek? Zelfs de paus spreekt een mea culpa uit.

Ik aanvaard dat wij allemaal onvolmaakt zijn, dat wij ons allemaal moeten corrigeren en dat wij ons geweten moeten onderzoeken om betere kinderen van God te worden. En ik wil benadrukken dat wij ons niet de besten van de klas voelen. We weten dat wij arme mensen zijn, die van de ander moeten leren. Met de hulp van de genade proberen wij met verantwoordelijkheid te handelen door ons werk goed te doen en het gezinsleven en de sociale contacten goed te verzorgen.

Waar ligt volgens u de bijzondere vitaliteit van het Werk, nu bijna vijfenzeventig jaar na zijn stichting?

Onze specifieke taak bestaat niet uit het ontwikkelen van bepaalde apostolaatswerken; wel uit het stimuleren van mensen van alle sociale geledingen en soorten werk om hun eigen leven te heiligen en op die wijze de universele waarden van het evangelie te helpen uitdragen. Er zijn centra van ons in meer dan zestig landen: de meest recente in Zuid-Afrika, Kazakstan en Libanon. Overal proberen de gelovigen van de prelatuur te leven als eerlijke christenen door een, in woorden van de stichter, intens apostolaat van vriendschap en vertrouwen in de eigen gezins- en beroepsomgeving te verrichten. Daarnaast werken sommigen aan dienstverlenende projecten op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg, etc. Zij starten deze op als daar behoefte aan is en altijd in samenwerking met anderen die vaak niet katholiek zijn. Het is bekend dat de stichter zijn apostolaat begon onder de armen en zieken in Madrid.

Welk probleem baart u grote zorgen als gelovig mens?

Het verlies aan sacraal besef in de wereld. Dat we toelaten dat het wereldse ons inhaalt.

Hoe stelt u zich de Kerk van het derde millennium voor? Met wat voor soort paus?

Het Opus Dei heeft geen eigen visie op de Kerk of op het pausschap. De paus, wie het ook is, geeft eenheid aan de Kerk en wordt geleid door de heilige Geest. Persoonlijk kan ik mij een toekomstige Kerk voorstellen die vooruitkijkt en tegelijkertijd oog heeft voor onze christelijke wortels. Door naar Christus te kijken en naar de wereld waarin wij leven. In die zin denk ik dat het woord “communio”, dat de paus vaak gebruikt in de apostolische brief Novo millennio ineunte (geschreven na het Jubileum) een sleutel kan aanreiken om zowel de problemen van de Kerk te analyseren als haar zending in de wereld.

Van 1953 tot aan zijn dood was u de persoonlijke secretaris van Escrivá. Hoe herinnert u zich hem?

Met zijn woord en zijn geschriften, maar vooral door zijn voorbeeld, leerde hij het evangelische ideaal ten volle te beleven. Hij bewees dat dit geen utopie is of is voorbehouden aan een kleine groep geprivilegieerden, maar een oproep die tot alle christenen gericht is; een uitnodiging om het evangelie te beleven in alle omstandigheden en beroepen, want ieder werk kan worden omgevormd tot een ontmoeting met Christus.

Marco Politi // La Repubblica