“God neemt geen koffiepauze”

Anna werd kort na haar trouwdag zwanger. In de zesde week van haar zwangerschap werd er een echo gemaakt “die ons met hoop vervulde”. De tweede echo in de twaalfde week “was er een die ons grote twijfel bracht.”

Anna studeerde menswetenschappen aan de universiteit en is nu directeur van een opvoedingscentrum voor jonge kinderen in Pamplona, de hoofdstad van de Spaanse provincie Navarra. Thomas werkt als radioloog aan het St Michaëlziekenhuis in Pamplona. Beide zijn lid van het Opus Dei.

Thomas en Anna zijn zeven jaar geleden getrouwd in Castellon. Ze begonnen hun huwelijk met veel hoop en dromen voor de toekomst. De foto hieronder staat op het dressoir in hun eetkamer.

Anna werd kort na haar trouwdag zwanger. In de zesde week van haar zwangerschap werd er een echo gemaakt “die ons met hoop vervulde”. De tweede echo in de twaalfde week “was er een die grote twijfel bracht,” aldus haar man Thomas. Als radioloog was hij bezorgd over de grootte van de ledematen van het groeiende kindje.

De derde echo, in de twintigste week, was een “enorme klap”. Er was een grote kans dat hun kind een ziekte had, waaraan het tijdens of kort na de bevalling zou overlijden. Het was zeer waarschijnlijk dat hun zoon geboren zou worden en direct zou sterven.

“Uw zoon ademt, het lijkt erop dat hij wil leven.”

Anna en Thomas hebben beide een gen die gecombineerd bij één op de 150.000 kinderen leidt tot een afwijking.

Elke avond bad Anna tot God: “Als u mij dit kind hebt gegeven, waarom neemt u hem dan weer van mij af? Geef hem mij als een ziek kind, maar neem hem niet van mij af. Hij is mijn zoon.” Ze kochten geen wieg of speelgoed. Ze gingen naar de high-risk-kraamafdeling van het Onze Lieve Vrouwe Ziekenhuis en ze troffen alle maatregelen om ervoor te zorgen dat hun kind zo lang mogelijk zou leven. Anna beviel van het kind, Thomas nam de baby en doopte het ter plekke in de verloskamer. Ze noemden hem Michaël. Anna vroeg of haar zoon al was gestorven. Ze hoorde haar kindje huilen. De dokter zei: “Uw zoon ademt, het lijkt erop dat hij wil leven.”

Michaël is nu zes jaar oud. Hij lijdt aan diastrophic dysplasia, een vorm van dwerggroei. Bij een patiënt met deze erfelijke afwijking, fossiliseert het skelet. Er zal een moment komen dat hun zoon niet meer in staat zal zijn om te bewegen, hij zal niet meer kunnen lopen. En dat alles als gevolg van een erfelijk recessief gen dat verenigd wordt met een ander erfelijk recessief gen.

“Het is een zegen om kinderen te hebben. Hij is jouw kind en je hebt hem lief, wat z’n gesteldheid ook is. Als je echt van iemand houdt, dan maakt z’n gezondheid geen enkel verschil,” aldus zijn moeder.

Uit statistische gegevens over het gen dat zowel Thomas als Anna dragen, blijkt dat bij ouders die beide dat gen dragen er op elke vier zwangerschappen een kind geboren wordt met deze afwijking.

Daarna werd John geboren, geheel gezond, hij is nu bijna vier. En daarna kwam, onverwacht, Jimena ...

“Ik heb iets gevonden wat de moeite waard is om mijn leven aan te wijden.”

Bij Jimena gebeurde hetzelfde als bij Michaël: een echo na zes en na twaalf weken. Ook hun dochter bleek dezelfde afwijking te hebben. En dat moment was “de laatste druppel,” zei Thomas, “omdat je weet wat je te wachten staat, en juist omdat je dat beseft, stort je wereld in. Maar, je gelooft in God of je gelooft niet. Het is zonneklaar dat God achter dit alles zit. Niets ontgaat Hem. Jimena maakt deel uit van zijn plannen. God neemt geen koffiepauze. Hij maakt geen fouten. Hij waakt over jou, over ons.”

Jimena is nu tweeënhalf jaar, maar ze kan nog niet lopen. Ze heeft dezelfde afwijkingen als haar broer Michaël die al in de eerste klas zit. Haar ouders merken dat Michaël Jimena in haar dagelijkse leven zal helpen. Omgekeerd zal Jimena Michaël helpen. En John, de middelste, zal leren begrijpen dat “een zieke een schat is”, zoals de heilige Jozefmaria dat graag zei.

Anna: “In onze maatschappij zie je kinderen met deze afwijking niet, omdat ze bij een geringste vermoeden worden geaborteerd. Maar ik heb iemand aan wie ik mijn geest, mijn leven, mijn ziel en mijn hart kan toewijden. Ik kan mijn kinderen niet vergeten. Als ik dit kan dragen, dan kan ik alles aan. Ik heb iets gevonden wat de moeite waard is om mijn leven aan te wijden: mijn drie kinderen, maken mijn leven waardevol.”

“Dit is zowel van God als van mij”

“Lid te zijn van het Opus Dei geeft mij een grote vrede,” aldus Anna. “Ik voel mij nooit alleen. Ik weet dat veel mensen mij gezelschap houden. Ik heb leren begrijpen dat God mij ‘kneedt’ om me te vormen zoals hij dat wil door deze grote beproeving. Het is niet gemakkelijk geweest. Maar er komt een moment dat je ziet dat dit zowel van God als van mij is.” Thomas voegt hieraan toe: “Lijden is een moment van contact met God. Daar vind ik Hem, hij ondersteunt mij elke dag. Lijden is niet in woorden uit te drukken. Ik heb ontdekt dat geloven in God, in Christus aan het kruis, de sleutel is voor het accepteren van deze omstandigheden.”

Anna en Thomas en hun drie kinderen vormen duidelijk een gelukkig gezin, een gezin vol vreugde. Zij vormen een gezin dat drie keer werd gezegend. Michaël is een boefje, hij probeert de plaat te poetsen als het tijd is voor zijn bad. John tekent de voetbalspelers van zijn team, terwijl Jimena haar moeders aandacht trekt. Ze is al te lang niet meer geknuffeld.