Bij de nieuwe evangelisatie

In dit artikel wordt in het kader van het Jaar van het geloof uitgelegd, dat iedere christen door het doopsel de verantwoordelijkheid heeft getuige te zijn van de levende God, want het is ons onmogelijk te zwijgen over wat we gezien en gehoord hebben.

Met het Jaar van het geloof heeft Benedictus XVI «alle geledingen van de Kerk willen brengen tot een tijd van bijzondere bezinning op en herontdekking van het geloof ». [1] Het gaat om de uitnodiging, te overwegen wat geloven inhoudt, wat christen-zijn is, opdat wij ons bewuster worden van de grootsheid van de gave van het geloof en zo een nieuwe evangelisatie verwerkelijken. Een nieuwe evangelisatie die reeds door de eerbiedwaardige Paulus VI en de zalige Johannes Paulus II in gang is gezet, en die beantwoordt aan een objectieve behoefte, want in veel landen met een traditioneel christelijke cultuur «hebben hele groepen gedoopten de levende betekenis van het geloof verloren of ze beschouwen zichzelf al niet meer als leden van de Kerk, terwijl ze een leven leiden dat van Christus en van Zijn Evangelie verwijderd is». [2]

De zalige Johannes Paulus II heeft erop gewezen dat deze situatie een nieuwe uitdaging voor de Kerk betekent. Inderdaad «lijkt het niet juist, de situatie van een volk dat Jezus Christus nooit gekend heeft gelijk te stellen met de situatie van een ander volk dat Hem wel gekend en aanvaard heeft maar Hem vervolgens verworpen heeft, terwijl het in een cultuur is blijven leven die de evangelische beginselen en waarden grotendeels opgenomen heeft». [3] In zo’n context moeten wij een «nieuwe evangelisatie» of «herevangelisatie» uitvoeren. [4] De oprichting van de Pauselijke Raad ter bevordering van de nieuwe evangelisatie, of de gehouden Bisschoppensynode over de Nieuwe Evangelisatie van het christelijk geloof zijn duidelijke tekenen van de inzet om het Evangelie naar samenlevingen te brengen die in veel aspecten getekend zijn door het secularisme en het relativisme.

Een verantwoordelijkheid van iedereen

Na de verrijzenis heeft Jezus Zijn leerlingen uitgezonden door ze deelgenoot te maken aan Zijn eigen zending: zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u . [5] Met de kracht van de Geest hebben de apostelen en de eerste christenen deze opdracht uitgevoerd: in een paar jaar hebben ze de boodschap van het Evangelie over heel de bekende wereld verspreid. Ze waren met weinigen, ze hadden geen menselijke middelen, onder hun gelederen bevonden zich –tenminste gedurende lange tijd – geen grote denkers of mensen met een belangrijke sociale positie. Ze bewogen zich in een sociaal milieu vol onverschilligheid en gebrek aan waarden dat in veel opzichten vergelijkbaar is met de sfeer waaraan wij nu het hoofd moeten bieden. (…) Die eerste christenen wisten met hun gedrag dit reddende licht voor hun medeburgers te laten schitteren en ze veranderden – op een eenvoudige, natuurlijke manier, zonder ophef - in boodschappers van Christus, door de samenhang tussen hun geloof en hun daden. [6]

De nieuwe evangelisatie gaat iedereen aan: ook ons vraagt Christus het evangelie aan heel de schepping [7] te verkondigen. Iedere christen heeft door het doopsel de verantwoordelijkheid getuige te zijn van de levende God, want het is ons onmogelijk te zwijgen over wat we gezien en gehoord hebben . [8] Iedere christen is een andere Christus , voor zover hij met Hem door de genade en de persoonlijke beantwoording vereenzelvigd is, en hij is geroepen «met de kracht van het Evangelie de maatstaven, de bepalende waarden, de belangen, de denkwijzen, de bronnen van inspiratie en de leefwijzen van de mensheid te veranderen». [9]

Wij allen hebben de plicht en het recht tot evangeliseren, iedereen volgens zijn eigen taak in de Kerk. Wát een grote taak hebben we voor ons! Met nederigheid, met een persoonlijk verlangen naar heiligheid, moeten we de mensen vooral met ons voorbeeld tegemoet treden. Laten we ons ervan bewust zijn dat de inspanning om ons als integere christenen te gedragen – ondanks onze persoonlijke ellende – deel uitmaakt van het licht dat de Heer in de wereld wil laten schijnen. Laten we niet bang zijn met de omgeving te botsen op punten die niet overeen te brengen zijn met het katholieke geloof, ook al kan die houding zelfs materiële of sociale nadelen met zich meebrengen. [10]

In sommige aspecten kan het lijken dat wij ons in een situatie bevinden die net zo is als die van onze eerste broeders in het geloof, maar desondanks mogen wij niet vergeten dat, vergeleken met hen, «onze tijd nieuwe mogelijkheden voor de Kerk biedt op dit gebied: de ineenstorting van ideologieën en politieke systemen van onderdrukking; de openstelling van de grenzen en de vorming van een wereld die meer één is dank zij de toename van de contacten; de versterking onder de volken van de evangelische waarden, die Jezus in Zijn leven belichaamd heeft (vrede, rechtvaardigheid, broederschap, zorg voor de geringsten); een type van economische en technische ontwikkeling zonder ziel, die evenwel prikkelt tot het zoeken van de waarheid over God, de mens en de zin van het leven.» [11] Er wordt voor onze ogen een onmetelijk panorama geopend, want velen zoeken de zin van hun leven, een zin die alleen de ontmoeting met Christus hun kan geven. En het is ons gewone leven – zonder opzien te baren – dat hun de volle inhoud van het Evangelie kan verkondigen, dat hun de kracht van Jezus Christus kan doen ontdekken, die van Godswege heel onze wijsheid is geworden, onze gerechtigheid, heiliging en verlossing . [12] Daarna zullen wij degenen die Christus ontdekken of herontdekken moeten helpen te volharden in hun beslissing Hem te volgen, door hun de geschikte menselijke, intellectuele en geestelijke vorming te bieden.

Met de wapens van het gebed, van de naastenliefde en van de vreugde

In meer dan een gelegenheid spoort Paulus de christenen aan zich met de wapenrusting van God te bekleden. Dezelfde apostel illustreert deze innerlijke bekleding van de kinderen Gods, wanneer hij leert dat ze zich – biddend en smekend in de Geest bij elke gelegenheid [13] – met de band van de waarheid en het harnas van de rechtvaardigheid moeten wapenen , en het schild van het geloof en het zwaard van de Geest moeten hanteren. [14] Wie door het Doopsel opnieuw wordt geboren, moet zich gedragen met tedere ontferming, deemoed en geduld. [15] Door zulke gesteltenissen en dergelijk gedrag konden de eerste christenen de wereld veranderen. Aan het begin van dit derde millennium moeten wij de nieuwe evangelisatie ten uitvoer brengen door dezelfde wapens, het gebed en de naastenliefde, te gebruiken.

Bovenal met het gebed. Volhardt in het gebed . [16] Al wat gij in vertrouwvol gebed zult vragen, zult gij verkrijgen . [17] Als wij de sterkte en de doeltreffendheid niet zouden zoeken in de intimiteit met Christus in het Brood en in het Woord [18] , waar zouden wij die dan vinden? Onze Vader werd niet moe te herhalen dat het wapen van het Opus Dei het gebed is , en wij moeten deze les die wij in praktijk hebben leren brengen, door ook ons werk in gebed te veranderen, hartstochtelijk en met de gave van talen in alle milieus doorgeven. Het gebed is het fundament en het uitgangspunt voor heel het apostolaat.

Een katholiek die niet bidt? – Dat is net zoiets als een soldaat zonder wapens. [19] Een nieuwe evangelisatie, zonder stevig en voortdurend op het gebed te steunen? Een utopie. Het gebed is het machtigste wapen van de christen. Het gebed maakt ons doeltreffend. Het gebed maakt ons gelukkig. Het gebed geeft ons de nodige kracht om de geboden van God te onderhouden . [20] Het apostolaat, welk apostolaat dan ook, is niets anders dan het overstromen van het innerlijk leven. En bijgevolg, als we anderen willen helpen, als we eerlijk van plan zijn hen ertoe te brengen de echte zin van hun aardse bestemming te ontdekken, is het noodzakelijk dat we steunen op het gebed . [21]

En naast het gebed hebben wij het wapen van de naastenliefde, dat het zout van het apostolaat van de christenen is . [22] Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij Mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart . [23] De eerste christenen maakten indruk op veel van hun medeburgers door de fijngevoeligheid van hun liefde, waardoor ze hen tot Christus en de Kerk aantrokken. De Kerk is gezonden om de liefde van God te laten zien en zij moet haar taak – ook iedere persoonlijke of collectieve apostolische taak van de christenen, en meer concreet: de nieuwe evangelisatie – uitvoeren onder het teken van de naastenliefde, met de kracht van de liefde.«Hij zendt ons vandaag evenals toen uit over de wegen van de wereld om Zijn Evangelie aan alle volken van de aarde te verkondigen. (vgl. Mt. 28, 19) Met Zijn liefde trekt Jezus Christus alle mensen van iedere generatie tot zich.» [24]

Met de liefde wordt de vreugde doorgegeven, die een ander teken van authentiek christelijk leven is: Dit zeg Ik u, opdat Mijn vreugde in u moge zijn en uw vreugde volkomen moge worden. [25] Inderdaad, waar de Heer is, daar heerst vrede en vreugde, zelfs als de ziel één grote wonde is en zich door duisternis omgeven ziet . [26] Het christelijk apostolaat kan een apostolaat genoemd worden van zelf gelukkig zijn en anderen gelukkig maken. Al in die eerste christelijke gemeenschappen, die de sympathie van heel het volk genoten, heerste die vreugde en eenvoud van hart [27] die altijd fascineert. En velen traden met de genade van God toe tot de Kerk.

Paulus VI heeft in de encycliek Evangelii nuntiandi over de vreugde van het evangeliseren gesproken en Benedictus XVI schrijft over «een nieuwe evangelisatie om de vreugde in het geloof opnieuw te ontdekken en het enthousiasme in het meedelen van het geloof te hervinden», want «het geloof groeit immers wanneer het wordt beleefd als de ervaring van een ontvangen liefde en wanneer het wordt meegedeeld als een ervaring van genade en vreugde. Het maakt vruchtbaar omdat het door de hoop het hart verruimt en het mogelijk maakt een getuigenis te geven dat in staat is iets voort te brengen: het opent immers het hart en de geest van degenen die luisteren om de uitnodiging van de Heer aan te nemen en zich bij Zijn woord aan te sluiten om Zijn leerlingen te worden.» [28] In alle milieus

Deze nieuwe evangelisatie moet ten uitvoer worden gebracht met het voorbeeld van de naastenliefde en vreugde van christenen die een goede vorming hebben en in staat zijn het licht van Christus en de zin van het leven van de mens te laten schijnen. Christus trekt door zijn dood aan het kruis de hele schepping naar zich toe. In Zijn Naam moeten de christenen door hun werk midden in de wereld alle dingen met God verzoenen en zo Christus aan de top van alle menselijke activiteiten plaatsen . [29] De christen is niet geroepen een soort dubbelleven te leiden: aan de ene kant het innerlijke leven, de omgang met God, en aan de andere kant, goed onderscheiden, het leven in gezin, beroep en maatschappij, een leven vol kleine aardse dingen. (…) Want er is maar één leven, dat uit vlees en geest bestaat, en dat ene leven moet naar lichaam en ziel geheiligd en door God vervuld worden: door deze onzichtbare God, die wij in heel zichtbare en materiële dingen ontmoeten . [30]

De grootse taak die wij vóór ons hebben is alle milieus met het licht van Christus te verlichten. Zo zullen alle omstandigheden waarin ons dagelijks leven zich afspeelt door de ontmoeting met de Heer nieuwe kracht en zin krijgen. Het gaat er niet om iets bijzonders te doen, want het apostolaat is niets anders dan het werk van elke dag. Het vormt een eenheid met dat werk dat de kans biedt Christus zelf te ontmoeten . [31] Hoe? Met natuurlijkheid, met eenvoud, door midden in de wereld te leven, vol toewijding aan uw beroep en aan de zorg voor uw gezin, door deel te nemen aan de nobele verlangens van de mensen, door ieders rechtmatige vrijheid te respecteren. Sinds bijna dertig jaar heeft God in mijn hart de drang gelegd om mensen van welke levensstaat dan ook, van alle rangen en standen, in elk beroep, voor deze leer ontvankelijk te maken, en uit te leggen dat het alledaagse leven heilig kan zijn en vervuld van God, dat Christus ons roept om onze dagelijkse taak te heiligen, omdat daarin de volmaaktheid van de christen is gelegen . [32] Tegelijkertijd is het duidelijk dat er milieus zijn waarin het bijzonder belangrijk is de stem van God te doen horen: het onderzoek en het onderwijs, de publieke moraal, het huwelijk en gezin, de nieuwe technologieën, enz.

Als we moeite doen, zullen we eraan bijdragen een nieuwe cultuur te bevorderen, een nieuwe wetgeving, een nieuwe mode, die overeenstemmen met de waardigheid van de mens. De huidige wereld heeft nodig dat wij christenen stoutmoediger, coherenter en vuriger zijn. Door onze oprechte en trouwe vriendschap zullen wij veel mensen helpen zich ervan bewust te worden dat ze kind van God zijn, geroepen zich met Christus te vereenzelvigen. We zullen ze de horizon van de persoonlijke heiligheid doen ontdekken, zodat zij zelf met hun eigen leven zullen bijdragen aan de ontwikkeling van de zending van de Kerk, want Jezus leren kennen betekent (…), dat wij ons leven niet anders kunnen leiden dan in de zin van een overgave ten dienste van anderen . [33] In dit Jaar van het geloof zal de allerheiligste Maagd Maria, Moeder van God en onze Moeder, ons de genaden geven die wij nodig hebben om overlopend van apostolische geest te leven en veel mensen in actie te krijgen om ten dienste te staan van de nieuwe evangelisatie.

J. Yániz (februari 2013)

Noten

[1] Benedictus XVI, apost. Brief Porta fidei , nr. 4.

[2] Zalige Johannes Paulus II, toespraak voor de CELAM, 9-3-1983.

[3] Zalige Johannes Paulus II, enc. Redemptoris missio , 7-12-1990, nr. 37.

[4] Vgl. ibid. , nr. 30.

[5] Joh. , 17, 18.

[6] Mgr. Javier Echevarría, Pastorale brief ter gelegenheid van het Jaar van het Geloof, 29-9-2012, nr. 11.

[7] Mc. 16, 15.

[8] Hand. 4, 20.

[9] Eerbiedwaardige Paulus VI, apost. Exhort. Evangelii nuntiandi , 8-12-1975, nr. 19.

[10] Mgr. Javier Echevarría, Pastorale brief ter gelegenheid van het Jaar van het Geloof, 29-9-2012, nr. 9.

[11] Zalige Johannes Paulus II, enc. Redemptoris missio , 7-12-1990, nr. 3.

[12] 1 Cor. 1, 30.

[13] Ef. 6, 18.

[14] Vgl. Ef 6, 14-17.

[15] Vgl. Col 3, 12-14.

[16] Col. 4, 2.

[17] Mt. 21, 22.

[18] De heilige Jozefmaria Escrivá, Christus komt langs , nr. 118.

[19] De heilige Jozefmaria Escrivá, De Voor , nr. 453.

[20] De heilige Jozefmaria Escrivá, De Smidse , nr. 439.

[21] De heilige Jozefmaria Escrivá, Vrienden van God , nr. 239.

[22] Ibid. , nr. 234.

[23] Joh. 13, 35.

[24] Benedictus XVI, apost. Brief Porta fidei , nr. 7.

[25] Joh. 15, 11.

[26] De heilige Jozefmaria Escrivá, Christus komt langs , nr. 77.

[27] Vgl. Hand. 2, 46.

[28] Benedictus XVI, apost. Brief Porta fidei , nr. 7.

[29] De heilige Jozefmaria Escrivá, Gesprekken , nr. 59.

[30] Ibid., nr. 114.

[31] De heilige Jozefmaria Escrivá, Vrienden van God , nr. 264.

[32] De heilige Jozefmaria Escrivá, Christus komt langs , nr. 148.

[33] Ibid. , nr. 145.

J. Yániz